Direct naar artikelinhoud

Op de set van de film, met regisseur Guillermo del Toro. Mignola: ‘Bij de tweede film waren die personages van a tot z van hem. Dat heeft voor wrevel gezorgd.’

Interview met Mike Mignola, de schepper

van een rode superheld met afgesneden hoorns

Hello boys, meet

HELLBOY

Een halfdemon, halfmens die door de Amerikaanse overheid wordt opgevoed om ’s werelds eerste occulte detective te worden. Hallo? Toen de Amerikaanse stripauteur Mike Mignola met dat bizarre idee op de proppen kwam, gaf niemand hem er een cent voor. En kijk, vijftien jaar later is Hellboy wereldwijd een cultstrip en blikte niemand minder dan Guillermo del Toro twee succesvolle films in over het helrode duivelsjong. Een gesprek met Hellboy’s geestelijke vader Mignola, bij de verschijning van het eerste Nederlandstalige Hellboy-album.

et Brusselse Stripmuseum, vrijdagnamiddag. Mike Mignola en zijn vrouw Christine slenteren de bibliotheek binnen. “Jetlag”, verontschuldigt zij zich. “Ik heb zombieverschijnselen”, voegt Mike Mignola daar grimassend aan toe. Op zijn rode T-shirt staat een woest uitziende duivel. Het is niet eens zijn eigen gespierde geesteskind Hellboy, maar een wat goedkopere versie ervan. “Ach, het maakt me niet uit van wie die duivels afkomstig zijn, als ik een T-shirt zie met een duivel erop, moet ik het hebben. Devils have been good to me, vandaar.” Mike Mignola (50) was één van de honderden tekenaars die zich jarenlang bogen over de Amerikaanse superhelden. Hij werd afwisselend ingehuurd door de twee grote, concurrerende uitgeverijen DC Comics en Marvel, en gaf gestalte aan Amerika’s beroemdste helden als Superman, Batman, de Hulk, Daredevil en Wolverine. Tot hij er schoon genoeg van had. “Mijn God, de hele dag iemand anders zijn creatie tekenen, en zien hoe ze terechtkwamen in de meest debiele verhalen?! Nee, ik wilde eindelijk eens iets van mezelf. Mocht het niet lukken, dan zou ik opnieuw Batman gaan tekenen, maar dan had ik het tenminste geprobeerd.” Hellboy werd een instantsucces. Talloze bekende schrijvers spraken zich de afgelopen jaren lovend uit over Mignola’s rode duivel. Misdaadschrijver Robert Bloch (Psycho), die in de jaren zestig nog de mening deelde van de beroemde Amerikaanse psychiater Fredric Wertham als zouden strips verderfelijk, vies en gewelddadig zijn, prees Hellboy. Een briljant voorbeeld van hoe de strip van de toekomst naar een hoger niveau kon worden getild, klonk het plots. De beroemde stripauteur Alan Moore (Watchmen, V for Vendetta) had ook niets dan lof: “Hellboy is de sleutel tot een boek van de striphemel die je misschien nooit meer wilt verlaten.”

Nog zo’n waanzinnig grote fan was Guillermo del Toro, de regisseur van onder meer Pan’s labyrinth, Blade II en Mimic, die binnenkort ook The hobbit aan zijn cv mag toevoegen. Hij blikte zijn eerste Hellboy-film in 2004 in, om vier jaar later een vervolg te brengen: Hellboy II: The golden army. De wereld liet kassagewijs weten dat het goed was. Het publiek lustte wel pap van de gotische en Victoriaanse wereld waarin Mike Mignola zijn excentrieke creaturen liet rondzwerven, als daar zijn de pyrokinetische Liz Sherman en de amfibie Abe Sapien, om niet eens te spreken over de hellehonden, harpijen, weerwolven, barbaarse godinnen en nazi’s. Want het zijn die laatsten die Hellboy als kind tijdens een experiment uit een ander universum wegplukten. Hellboy, het rode joch met de stenen hand en afgesneden hoorns, kwam uiteindelijk terecht bij de uiterst geheime organisatie Bureau for Paranormal Research and Defense, het BPRD. Zijn taak: de wereld zuiveren van het gespuis. Een strip over een halfmens, halfdemon die door de Amerikaanse overheid wordt opgevoed om de eerste occulte detective te worden. Hallo, zeg?

Hoe reageerde je uitgever toen je dat idee voor het eerst opperde?

“(grijnzend) Hij gaf geen kik. ‘Doe maar’, zei ie. Samen met onder meer Frank Miller (‘Sin City’, gdw) en John Byrne, erg bekende mensen in de Amerikaanse stripwereld, hadden we ons als pakket aangeboden met de vraag ons onder te brengen in een eigen onafhankelijke imprint waarmee we ons zouden onderscheiden van alle andere uitgevers. Hij ging meteen akkoord, want hij was erop gebrand ons in zijn fonds te hebben. Hij werkte toen immers al samen met Frank Miller, waar hij een goede band mee had. Het enige wat hij me ooit gevraagd heeft, is: ‘Wat ga je voor me maken?’ Het enige wat ik hem ooit geantwoord heb, was: ‘Hellboy.’ Verder heeft hij geen vragen gesteld. Weet je, voor mij klinkt Hellboy ook niet zo onnozel. Op een dag tekende ik hem - toen nog mét hoorns - en schreef ik er zonder erbij na te denken ‘Hellboy’ onder. Dat was het. Ik dacht er helemaal niet over na dat wezen ooit als hoofdpersonage te gaan gebruiken. Tot een jaar later. Ik schreef aan een verhaal over iemand die paranormale zaken onderzocht, maar ik wist dat dat heel snel heel saai zou worden. Ik moest dus op zoek naar een hoofdpersonage dat altijd leuk zou blijven om te tekenen, en het moest een decor zijn waarin ik elk mogelijk verhaal zou kunnen onderbrengen. Het Hellboy-personage leek plots uitermate geschikt. Het eerste jaar dat ik hem tekende, verwachtte ik nog dat men me ieder moment zou vragen om ermee te stoppen. Maar goed, ik móest het proberen. De reden: ik ken helaas te veel oudere tekenaars die jarenlang klaagden dat ze eindelijk eens iets voor zichzelf wilden doen, maar plots te oud of te moe waren, of verstrikt raakten in hun bekende formules om dat nog langer te overwegen. Geld was toen nog geen probleem, we hadden toen nog geen kinderen. Het was maar een experiment.”

Je wilde weg van de superhelden-

industrie?

“Na tien jaar werken in opdracht wilde ik eindelijk iets voor mezelf doen. Ik ben het thema gaan zoeken in mijn interesse voor monsters en het bovennatuurlijke. Jaren eerder had ik een Batman-verhaal over bovennatuurlijke zaken geschreven. Dat was leuk. Ik dacht: in plaats van Batman voor die verhalen te gebruiken, vind ik mijn eigen mannetje uit. Het is dus heel natuurlijk gegaan.”

Je bent een monsterfan?

“Absoluut. Mijn enige doel in mijn leven was monsters tekenen. Dus wist ik dat, wanneer ik een goedaardig monster zou creëren dat kwaadaardige monsters bevocht, ik alleen maar monsters kon blijven tekenen. (brede grijns)”

In de Verenigde Staten is er sprake van een ware superheldencultus. Past Hellboy in dat plaatje?

“Hmmm, ik heb het gevoel dat Hellboy in Europa gezien wordt als een superheld, terwijl hij in de VS die status helemáál niet heeft. Persoonlijk denk ik dat hij ergens tussenin zit. Maar hoe omschrijf je überhaupt een helrood iemand die er te zot uitziet om een superheld te zijn, maar wel bovennatuurlijk sterk is? Ik zou het niet weten. Maar laat het duidelijk zijn: voor mij is hij absoluut geen superheld. Ik zou wel gek zijn. Ik wilde net weg van die superheld.”

Maar hij heeft superkrachten.

“(onderbreekt) Hm? Nee, die heeft ie niet. Hij is bovennatuurlijk sterk, maar hij kan niet vliegen en heeft geen magische gaven. Zijn stenen hand lijkt wel wat op een attribuut van een superheld, maar heeft geen gaven. Ik wilde als artiest gewoon zo’n hand tekenen. (denkt na) Nu ja, ik kan het niet helpen dat er een beetje superheld in hem zit. Per slot van rekening is het dat waar ik mee ben opgegroeid als kind en tekenaar. Laten we zeggen dat Hellboy een stap - een babystapje, zeg maar - verwijderd is van de superheld.”

Je noemt hem de ‘regular Joe’. Hij drinkt cola en bier, paft sigaren en houdt wellicht van voetbal.

“Hij is heel erg mij, dus hij houdt niet van voetbal. Hij drinkt wel meer en meer, zoals zijn schepper. Maar hij is een doodgewone kerel. Zoals ik.”

Waarom?

“Wel, ik ben geen schrijver en had nooit eerder een eigen hoofdpersonage geschapen. Er zat ook geen dramaturg in me, dus ben ik hem in mezelf gaan zoeken. Wat zou ik zeggen in zijn plaats? Hoe zou ik reageren? Vandaar dat ie een beetje mijn droge humor heeft.”

Klopt het dat hij ook gebaseerd is op je vader?

“Mijn vader is van de WO II-generatie. Hij is wat je een harde jongen noemt. Zijn hele leven heeft ie gewerkt in een houtzagerij. ’s Avonds, aan tafel, vertelde hij verhalen over mannen die stukken van hun vinger afzaagden of spijkers in hun handen en benen schoten om ze er vervolgens met de tang weer uit te trekken. Zo’n karakter moest Hellboy worden: een wat brute veertiger, zo’n harde vent die van geen kleintje vervaard is. Enkel mentaal leunt Hellboy veel meer bij mij aan. Zijn fysiek heeft hij van mijn pa.”

Je spaart je kritiek niet op de stripwereld die je achter je liet. ‘Het laatste wat de stripwereld nodig heeft, is nog meer rotzooi publiceren’, liet je weten.

“Kijk, iedereen die ik ken in de stripindustrie zegt dat de comics van nu pure rotzooi zijn. Misschien willen zij het niet gedrukt zien staan, maar ik heb niets te verliezen omdat ik me al een tijdje buiten die stripindustrie beweeg. Kijk, in de VS bestaat de traditie om elke maand een comic uit te brengen. Ik heb tien jaar lang heel erg snel comics getekend en ze zijn bijna allemaal slecht. Ik wil nu niet meer snel tekenen. Ik wil ook niet meer de rest van mijn leven uitleggen dat, mocht ik meer tijd hebben gehad, die en die bepaalde comic er veel beter uitgezien zou hebben. Dus doe ik het nu langzaamaan. Als het rommel is omdat ik niet beter kan, dan is dat wat anders dan snel getekende rommel. Dan is het mijn schuld.”

Je eindigde voorgaande quote met: ‘en het is hard om dat het Amerikaanse

publiek diets te maken.’

“Zeker, omdat ze zo gebrand zijn op hun maandelijkse comic. Het merendeel van het Amerikaanse publiek weet niet beter. Het kent het verschil niet tussen goede en slechte comics. Dat meen ik. Ik wil met plezier werken, maar ik realiseer me wel dat ik aan de bekendheid van Hellboy moet blijven werken. Kijk, toen ik in 2004 betrokken was bij de eerste Hellboy-film, leverde dat een probleem op. Een jaar lang zou er geen Hellboy-boek uitkomen. Commerciële zelfmoord. Ik trachtte toen én het personage in de belangstelling te houden én zoveel mogelijk de controle over de film te behouden. Dat bleek onmogelijk. Daarom heb ik een spin-off van Hellboy gemaakt: BPRD, Bureau for Paranormal Research and Defense, waarin Hellboy’s werkgever centraal staat. Ik schrijf de scenario’s, mijn medewerker Guy Davis tekent. Daarnaast zijn er nog speciale albums. De legendarische Richard Corben tekent bijvoorbeeld een Hellboy-boek naar mijn scenario. Dat is goed voor de verkoop en het houdt de interesse vast, maar vrees niet: ik wil niet, zoals bij Marvel en DC Comics, honderden mensen aan één titel laten werken en er een monsterproductie van maken. Maar ik kan helaas ook slecht ‘neen’ zeggen wanneer een artiest die ik bewonder met een mooi idee komt.”

Hellboy leek me onverfilmbaar, maar plots was er Guillermo del Toro. Geen onbekende regisseur. Hij maakte maar liefst twee films. Hoe is die samenwerking tot stand gekomen?

“Onmiddellijk nadat hij had gehoord dat de rechten op Hellboy waren vrijgekomen, stapte hij naar de uitgever met de woorden ‘ik ben uw man, ik ben degene die deze film moet maken.’ Het klikte meteen tussen ons, maar wat volgde was niet simpel. Zoals je aan het begin van dit gesprek zelf zei: Hellboy is een zot idee. Zelfs in Hollywood wilde niemand eraan beginnen. Te gewaagd. Het heeft Guillermo zes jaar gekost om de financiering rond te krijgen en de producers ervan te overtuigen dat de film succesvol kon zijn. Een bijkomend probleem was hoofdacteur Ron Perlman, die geen ster was in de VS. In Hollywood wordt een bigbudgetfilm met een onbekende acteur gezien als een groot risico.”

Samenvattend: je hebt een waanzinnig idee als Hellboy dat ook nog eens Hellboy héét én gedragen wordt door een vrij onbekende acteur?!

“(schudt het hoofd) Ik zweer je: het is wonderbaarlijk dat die film er is. Straffer: er zijn zelfs twee films van gemaakt. Wauw!”

Ron Perlman leek me met zijn ruige gezicht perfect gecast.

“Ik ben niet aan Hellboy begonnen met een bepaalde acteur in gedachten, want in geen miljoen jaar had ik gedacht dat iemand ooit zo gek zou zijn om het te verfilmen. Maar nadat ik de rechten had verkocht vertelde een goede vriend van me dat Perlman de ultieme Hellboy was. Ik gaf hem meteen gelijk. Toen ik Perlman ontmoette was het nog duidelijker. Ik zweer het je, als je hem ontmoet, zie je Hellboy. Hij praat als Hellboy, zijn gedragingen zijn Hellboy. Hij was perfect.”

Je zou bij de eerste kennismaking met Del Toro gezegd hebben dat het zijn film was en dat hij alles mocht veranderen wat hij nodig achtte. Bizar voor een auteur, nee?

“Even heel eerlijk nu: de realiteit is dat als je in Hollywood iets gedaan wil krijgen, je je aanpast aan de wetten van Hollywood en niet zomaar arrogant de studiobonzen onwrikbare eisen en voorwaarden voorschotelt. Hollywood is wat het is, maak je er niet te veel illusies over. Dus ik sta toe dat ze veranderingen aanbrengen. Psychologisch had ik me daarop voorbereid door te bedenken dat ik de stripreeks - mijn geesteskind - helemaal op mijn manier gecreëerd had. Dat konden ze me niet meer afpakken. Iemand anders mocht er zijn filmversie van maken. Gelukkig schoot ik goed op met Guillermo. Goed, hij zou verhaallijnen aanpassen, maar ik voelde dat hij mijn personage begreep. Anders had ik misschien niet zo gretig gezegd dat hij kon doen wat hij wou.”

Jullie hebben samen aan de creaturen gewerkt?

“Ja, zeer close. Dat was fijn, want ook daar zaten we op dezelfde golflengte. Weet je, het is altijd moeilijk wanneer iemand anders werkt aan zijn versie van jouw creatie, want er zitten sowieso dagen tussen dat je iets niet leuk vindt, en je weet op voorhand wie als winnaar uit een discussie komt: de regisseur. Het is namelijk zijn film. Dat zijn dagen dat je plots niet meer wilt meespelen. Ik moet bekennen dat we daar nogal veel last van hadden bij de tweede film. De eerste film was het Guillermo die zijn versie bracht van mijn Hellboy. Daarbij herschiep hij de personages tot de zijne. Daar kon ik mee leven. Maar bij de tweede film waren die personages van a tot z van hem. Dat heeft voor wrevel gezorgd. Wanneer ik tijdens bepaalde opnames fijntjes liet weten dat Hellboy zo nooit zou reageren, was zijn laconieke reactie: ‘Jouw Hellboy zou zo inderdaad nooit reageren, maar de mijne wel!’”

Ai.

“Yep, en daarom was de tweede film zo moeilijk. We zijn nog steeds vrienden, maar de tweede film is een Del Toro-film geworden.”

Komt er dan een derde film?

“(aarzelend, dan cynisch) Guillermo heeft meer dan tweehonderd verschillende films als zijn volgende film aangekondigd, dus ik ga niet te veel hopen.”

Op de twee Hellboy-animatiefilms, die rechtstreeks op dvd belandden, staat Guillermo vermeld als producer.

“Ach, producer, what the hell does that mean? Helemaal niets. Zijn naam mag er dan misschien op staan, hij was helemaal niet betrokken bij dat project. (beetje pissig) Kijk, in Hollywood en zelfs daarbuiten wordt Guillermo beschouwd als de schepper, of die andere schepper van Hellboy. Als je dus in Tinseltown een project wil financieren rond Hellboy, wordt onmiddellijk aan Guillermo gedacht. Men wil eerder hem dan mij daarbij betrekken. Tja.”

Een egoprobleem?

“(voorzichtig) Dat zou wel eens kunnen, ja. Aan de andere kant: het is werkelijk fantastisch wanneer een comic bewerkt wordt tot film. Een heel nieuw publiek maakt kennis met je fantasiewereld en trekt nadien gefascineerd naar de stripwinkel. Maar er is ook een opvallende schaduwzijde: de meeste mensen die naar de film gaan kijken, zullen nooit de strip onder ogen krijgen. De film steekt dus de strip voorbij. Concreet: ik zat laatst op het vliegtuig toen mijn buurman vroeg wat mijn job was. ‘Ik ben de schepper van Hellboy’, zei ik. ‘Oh, fantastisch’, klonk het, ‘die film heb ik gezien.’ (zucht) Niemand zegt spontaan: ‘Leuke comic, man!’ Weinigen weten dat Hellboy een strip is. Kortom: je leeft als schepper van Hellboy in de schaduw van de grote internationale blockbusterfilm, en van diens maker. Je kan dan niet anders dan hopen dat elke film een goede film wordt, want geloof me, er zijn heel wat vreselijke films. Stel je voor dat het een draak van een film was geworden, dan had die man op het vliegtuig gezegd: ‘Hellboy? Hellboy? Wacht eens even?! Ach, ja, heb ik gezien: vreselijk ding!’ Dat wil je ook niet. Maar dat risico is enorm. Loop het rijtje maar eens af, er zijn vreselijke stripverfilmingen gemaakt.”

Zoals?

“Fantastic four. Oh my God, dat was… ik heb er geen woorden voor. Af-schu-we-lijk. De Batman-films waren ook niet mijn favoriete films, ze waren wat te gedetailleerd. De magie was wat weg. Het ging vaak over hoe de Batgrot tot stand kwam of waar hij zijn wielen voor de Batmobile vandaan haalt. I don’t give a shit about that.”

Welke vond je wel leuk dan?

“Iron man. Die was leuk. Die film toonde aan dat je het publiek niet moet vervelen met details. Het wist in beeld te brengen wat het oorspronkelijke verhaal zo speciaal maakt. De tweede X-Men en de Spider-Man-films vond ik ook geweldig. Die regisseurs begrepen de comic, in tegenstelling tot (spuugt de titel bijna uit)Fantastic four, waarbij het leek alsof niemand van de betrokkenen ooit de strips als kind had gelezen. Ik zal je eens wat vertellen: het eerste wat ik deed toen ik thuiskwam nadat ik de filmrechten van Hellboy had verkocht, was een nieuw personage verzinnen. Ik had zo veel ideeën rond Hellboy, maar ik schatte het risico dat het een vreselijke film zou worden zo hoog in, dat ik me realiseerde dat ik nadien nooit meer Hellboy zou moeten tekenen. Die zou opgebrand zijn. Dat is hard, want het ging over mijn kindje; een kindje dat ik in de arena van Hollywood had gesmeten. Ik moest dus snel een ander geesteskind creëren waar ik alle opgestapelde Hellboy-ideeën zou kunnen op overdragen voor het geval dat… Gelukkig heeft Hellboy de filmervaring overleefd.”

Voor veel stripauteurs overal ter

wereld ben je een inspiratiebron.

“Schijnbaar wel. Gek, ik weet niet eens precies waarom. Misschien wel omdat men merkt dat achter dat karakter iemand zit die heel erg houdt van wat hij doet. Bij doorsnee Amerikaanse comics is alles een kopie van wat er al was, en als mensen iets doen wat anders is, dan valt dat op. Ik ben niet eens aan Hellboy begonnen met het idee een succesvolle reeks te maken. Dat gebeurt misschien wel te weinig. Te veel mensen zeggen dat ze een bestseller willen en schrijven met de verfilming in het vooruitzicht. Die intentie had ik absoluut niet… De meeste mensen durven vaak niet te doen wat ze werkelijk willen. Het wordt tijd dat daar verandering in komt, want er zijn te veel zielloze creaties op deze planeet.”

‘Hellboy is een doodgewone kerel. Zoals ik. Hij houdt niet van voetbal en drinkt steeds meer, net als ik. Zijn fysiek heeft hij van mijn vader.’

‘De film zorgt ervoor dat een nieuw

publiek ‘Hellboy’ ontdekt. Maar dat

publiek weet vaak niet dat ‘Hellboy’ een strip is, en ik zijn schepper ben.’

Ik heb tien jaar lang heel erg snel comics getekend en ze zijn bijna allemaal slecht

Mijn enige doel in het leven was monsters tekenen. Daarom schiep ik een goedaardig monster

dat kwaadaardige monsters bevocht