Direct naar artikelinhoud

‘Swing, man! Het moet swingen’

Saxophone Colossus is een beroemd album van Sonny Rollins, maar het zou net zo goed de bijnaam van David Murray kunnen zijn. De 55-jarige Murray is niet groot van stuk, maar wel struis, en als hij zijn lippen aan de saxofoon of basklarinet zet, davert het hele pand. Toen hij eind de jaren zeventig op het toneel verscheen, zag de jazzwereld in hem een nieuwe Albert Ayler, een avant-gardist met diepzwarte wortels. Die typering is nog altijd geldig, al kiest Murray vandaag ook geregeld voor muziek in een lichtvoetigere verpakking. Zoals nu met de traditionals uit de Spaanse albums van pianist en zanger Nat King Cole, folksongs zoals ‘El bodeguero’, ‘Cachito’ en ‘Quizás, quizás, quizás’. Murray smokkelt er ook veel stekelige saxofoonsolo’s binnen, maar de bekende melodieën helpen om dat te verteren. Een bewuste tactiek van een ervaren artiest én showman.

David Murray: “Weet je, ik ben al vaak naar groots aangekondigde concerten geweest, zogezegd van de beste muzikanten ter wereld. En wat blijkt? Ik val er gewoon bij in slaap.”

Wat is dan het cruciale element dat ontbreekt?

“Swing, man! Het moet swingen, het moet de mensen doen bewegen. Daar heeft de avant-garde gefaald. Want als de drummer niet meer mag swingen knippen we het sociale uit de jazz weg, de dans. Met dit project rond Nat King Cole probeer ik de dans weer een ereplaats te geven. Iedereen kent die beroemde Spaanse en Portugese melodieën die Nat King Cole destijds op plaat zette. Goed, ik breng ze dan wel in speciale arrangementen, maar ze blijven herkenbaar én dansbaar. En zo laten de mensen zich niet afschrikken door de rare klanken die ik ertussen gooi.”

De strijkers maken het ook toegankelijker.

“Het klinkt in elk geval harmonieus, zelfs al is het dat niet altijd. Dat is het net: mensen kunnen nieuwigheden beter appreciëren als je ze eerst in een aangename sfeer brengt. Met het World Saxophone Quartet traden we vroeger vaak in smoking op, erg chic. Dat brak soms het ijs. We zagen er goed uit, dus werden we meteen geaccepteerd, en daardoor konden we nadien veel verder gaan in onze muziek zonder de mensen buiten te jagen.”

Hoe is het idee voor Nat King Cole en Español gegroeid?

“Mijn vrouw vroeg me om dat te doen. Haar grootvader was een Cubaan en haar moeder is Spaans. Dus zijn we in de Spaanse kant van onze familie gaan grasduinen. Ik heb een leven lang mijn eigen roots opgezocht, zij heeft van haar kant hetzelfde gedaan en dit project gesuggereerd. Ik heb trouwens altijd van Nat King Cole gehouden. Hij was voor ons Afro-Amerikanen een echte volksheld. Hij was de eerste zwarte op tv met een eigen tv-show. En hij zag er zo goed en slim uit. Dat tv-programma is een onuitwisbare herinnering uit mijn prille kindertijd. Hij was voor ons een referentiefiguur, net zoals baseballspeler Jackie Robinson, Martin Luther King, Sidney Poitier, Barack Obama en Rosa Parks.”

En hij was bedreven in zowel ernstige als populaire muziek.

“Hij was heel populair. En voor mij is het een oefening in bescheidenheid. Kijk, ik moet niet altijd mijn eigen composities spelen om goed te zijn. Albert Ayler bewees dat al: je kunt zowat elke song nemen als basis voor iets nieuws. Hij speelde ‘The Truth Is Marching In’ en maakte er een mijlpaal van de freejazz van. Zoals hij ‘Going Home’ speelde: je zou verlangen dat het zo op je eigen begrafenis klinkt. De manier waarop je een melodie speelt, is belangrijker dan de melodie zelf. Daarom schaam ik me er zeker niet voor dat ik dit populaire repertoire van Nat King Cole oppik.”

Deze muziek klinkt ook erg romantisch. Maar eigenlijk heeft uw saxofoonspel altijd een sterke romantische trek gehad.

“Dat is zo. Ik ben een romantische ziel, gewoon als persoon. Vroeger zeiden mijn vrienden me dat ik veel te lief voor de meisjes was. Ze beweerden dat de vrouwen misbruik van me zouden maken. Maar hoe moest dat dan, minder van ze houden dan ik deed? Dat zit in mij en dus klinkt het ook in mijn saxofoon door. Ik kan niet acteren.”

Zelfs blind is uw sonoriteit meteen herkenbaar. Hoe belangrijk is die eigen klanksignatuur voor u?

“Dat is bij mij heel vroeg gekomen. Ik heb dat altijd gewild. Ik wilde bekend zijn voor wie ik ben, niet voor wat ik allemaal oefen, wat ik bestudeer en met wie ik speel. Veel saxofonisten denken dat technisch vernuft alles is. Ze vinden het belangrijker om te imponeren dan dat mensen van hun klank houden. Ik wil niet zo clever zijn, ik wil dat de klank van mijn ziel de dans leidt.”