Direct naar artikelinhoud

De zucht van De Gucht

Het immobilisme over de communautaire thema's wordt een mobilisator in de opinievorming daarover

Jos Geysels over de formatie van de publieke opinie in de regeringsvorming

Jos Geysels is minister van Staat. Voor De Gedachte schrijft hij om de twee weken een opiniestuk@4 DROP 2 OPINIE:'Ceci n'est pas une formation", zei onderhandelaar Karel De Gucht (Open Vld) gisteren op het televisienieuws. Hij verwees naar het surrealisme en suggereerde eventueel René Magritte als bemiddelaar aan te stellen. Of die omschrijving van het formatieberaad veel impact zal hebben weet ik niet.

Zijn verwijzing naar die stroming is wel interessant. Want juist de surrealisten wilden "aantonen dat denken een gemeenschappelijke eigenschap is"( Paul Eluard). En in Nadja moest André Breton bekennen dat hij niet opgewassen was tegen "de razernij van de symbolen".

De Gucht heeft gelijk. Op politiek vlak wordt er inderdaad weinig geformeerd. Het probleem is niet zozeer dat de vorming van de regering lang duurt. In Nederland veroorzaakt zoiets weinig deining of crisisomschrijvingen. En in België staat de munt niet onder druk en heeft de Antwerpse haven meer last van de stakende loodsen dan van de verklaringen van Joëlle Milquet.

Maar het beeld van het adderkluwen tussen de verschillende politieke partijen én de toon in het communautaire conflict laten een trieste en hopeloze indruk achter. Van andere coalities is ooit voorspeld dat ze misschien bont en blauw zouden eindigen, nu dreigt men op die manier te beginnen.

Ondertussen wordt er door de verklaringen en standpunten van de betrokken partijen wel een publieke opinie geformeerd die zich totaal anders uitspreekt over thema's als Vlaamse onafhankelijkheid dan enige maanden geleden. Het immobilisme over de communautaire thema's wordt een mobilisator in de opinievorming daarover. De formatie van de regering staat stil, de formatie van de samenleving verloopt in snel tempo.

"De politieke crisis heeft duidelijk de tendens tot separatisme aangewakkerd", las ik in Het Nieuwsblad. Zelfs bij de Franstaligen wil al meer dan een op de tien een splitsing van België. Over heel het land bekeken pleit al 27,8 procent daarvoor, terwijl nog maar 65,6 tegen is.

Ook uit een VTM-enquête bleek dat een kleine helft van de Vlamingen (45,8 procent) wil dat Vlaanderen de onafhankelijkheid uitroept. Uiteraard zijn dat momentopnames. In het begin van de jaren tachtig beschouwde een relatieve meerderheid zich in de eerste plaats Vlaming en dan pas Belg. In 1996 bleek uit een groot onderzoek dat degenen die zich met België identificeren dubbel zo talrijk waren dan degenen die zich eerst met Vlaanderen identificeren.

Maar toch zijn die "opstootjes" (Carl Devos) niet onbelangrijk.

Want ook op hun beurt creëren die peilingen werkelijkheden die dan weer politieke gevolgen hebben. De ene partij voelt zich erdoor gesterkt, de andere nog meer bedreigd.

Ook dat is noch abnormaal noch verontrustend voor een democratie. Maar dé vraag is of men nu die mobilisatie uitsluitend langs de cultureel-communautaire breuklijn wil laten lopen, waarbij andere breuklijnen omtrent andere belangrijke maatschappelijke problemen (zoals energie, sociale thema's...) veel minder onderwerp zijn van een politiek-maatschappelijke discussie en mobilisatie. Met alle gevolgen van dien.

Het zou interessant zijn als de onderhandelende partijen hun positie daaromtrent zouden verduidelijken en daar de politieke gevolgen uit zouden trekken. Een schimmenspel zal nog meer spoken blijven oproepen.

"De Vlaamse identiteit", schreef Bart Kerremans enkele jaren geleden in het tijdschrift Res Publica "seems to be more a question of formation than of existence". Dat lijken sommigen te beseffen en anderen niet te zien.

Want het echec van het formatieberaad heeft wel degelijk invloed op de ontwikkeling of versterking van dat identiteitsgevoel. Weinig Franstalige politici schijnen dat te beseffen. Als ze meer Vlaamse kranten zouden lezen, zouden ze merken dat ze in Vlaanderen op het niveau van de publieke opinie verkrijgen wat ze op politiek vlak willen bestrijden, namelijk uitingen van Vlaamse natievorming.

Wat nu? De surrealisten wilden de realiteit weer tot een betovering maken.

Dat mogen we van dit formatieberaad, laat staan van deze coalitie, niet verwachten. En de aanduiding van Magritte als bemiddelaar zou waarschijnlijk op een veto van een van de onderhandelende partijen botsen.

Er bestaan geen toverformules om uit de huidige impasse te geraken. En meester-tovenaars zijn zeldzaam.

Maar wie naar een oplossing wil zoeken, zal onverwijld moeten omschrijven welke rol hij (nog) ziet voor de federale structuren. Wie premier wil worden, moet duidelijk zijn scenario uitleggen, zeggen volgens welk draaiboek hij werkt, over een hoge mate van emotionele intelligentie beschikken en liefst een aantal vertrouwenswekkende maatregelen voorstellen. Ook voor het federale niveau. Versterken van een federaal niveau hoeft geen afbreuk te doen aan verdere decentralisering. Zoals een federale kieskring.

Ten slotte. Het voorbije weekend hebben alle betrokken partijvoorzitters nogmaals hun geloof in de huidige coalitievorming beleden. Dat dat weinig met liefde te maken heeft, is niet erg. Maar zonder concrete tekens van hoop zal dat geloof snel verdampen.