Direct naar artikelinhoud

Little Italy ligt in Genk

Volgende week is het 70 jaar geleden dat we een historisch akkoord sloten met Italië: in ruil voor steenkolen kregen wij arbeiders. Vier generaties later is de Italiaanse gemeenschap nog altijd alive-and-kicking.

Honderd jaar geleden was het feest in Limburg: er was steenkool ontdekt. Overal werden schachttorens opgetrokken, het zwarte goud moest en zou opgedolven worden. Alleen: de Limburgse dorpspriesters verboden hun parochianen ten strengste om 'tot bij de duivel af te dalen'. En dus werden onze mijnwerkers geïmporteerd. Op 23 juni 1946 sloot de Belgische regering een deal met de Italiaanse: voor elke zak van 200 kilogram steenkool die wij richting Rome stuurden, kregen we één Italiaanse gastarbeider in de plaats. Op het Italiaanse platteland werden massaal paesani geronseld: arme landbouwers die niet konden weerstaan aan het vooruitzicht om in België snel geld te verdienen.

Maar al gauw werd duidelijk dat de Italianen langer moesten werken dan voorzien om wat kapitaal op te bouwen. Ze lieten hun vrouwen overkomen, en niet veel later ook hun kinderen. Het vervolg laat zich raden: de Italiaanse kinderen gingen in Limburg naar school, vonden een job, trouwden, kregen zelf kinderen en bouwden hier hun leven op. Wat een tijdelijk plan was, werd een permanent gegeven: heel wat Italiaanse gastarbeiders bleven voorgoed in de Limburgse mijnstreek.

In 2014 telde Limburg ongeveer 30.000 Italo-Belgen. Over hen schreven Genkenaars Joke Quintens en Dirk Chauvaux het nieuwe boek Ciao Limburg - Het Little Italy van bij ons. Hun stelling: het échte Little Italy ligt niet in New York, maar op 100 kilometer van Brussel, in de Limburgse mijngemeenten. "De Italiaanse migranten hebben ons kille noorden een heerlijk stukje Italië geschonken", zeggen ze. "Hier vind je nog het echte Italië. Niet in Mulberry Street in New York, waar de Chinezen tegenwoordig de pizza's bakken. En ook niet in andere steden, waar ondernemers met Italiaanse koffiebars vooral op de hipsters mikken."

In New York sloegen de Italiaanse migranten destijds hun tenten op in de Lower East Side. In Genk arriveerden ze in Zwartberg, Winterslag en Waterschei. Gewapend met een iPod vol tarantelladeuntjes en in het gezelschap van fotograaf Joris Casaer, ging ik er een dag lang op stap. Op zoek naar het Little Italy van bij ons.

Parlando Italiano

We beginnen de dag zoals de Italiani veri en drinken een cappuccino bij Raineri: een delicatessenzaak in hartje Zwartberg. De zaak wordt gerund door Basilio en Flora Raineri, samen met hun kinderen Manuela en Gianfranco. Papa Basilio werkte een paar jaar in de Waalse steenkoolmijnen, maar begon in 1969 aan een bovengrondse carrière als wijnimporteur. Vandaag verkoopt hij meer dan 2.000 producten uit alle regio's van Italië. Hij haalt zijn groenten en fruit op de vroegmarkt in Verona, maakt zelf meer dan honderd soorten pasta en mag zich de trotse want exclusieve importeur noemen van Tre Fontana, het enige Italiaanse trappistenbier.

Zonder een minimale kennis van het Italiaans kunt u in Raineri weinig gaan doen: nagenoeg alle producten worden er uitsluitend in het Italiaans omschreven. Dat wekt de eetlust op: ondanks het ochtendlijke tijdstip moet ik me bedwingen om geen industriële hoeveelheid raviolaci al branzino con profumo di agrumi in te slaan. Dat de voertaal in Raineri het Italiaans is, heeft alles te maken met het feit dat heel wat klanten eentalige Italianen van de eerste generatie zijn. "Maar ook onze Vlaamse klanten eisen dat ze in het Italiaans bediend worden", zegt Manuela Raineri. "Ze komen hier van het authentieke Italië proeven. Een zin als 'Goeiedag en bedankt, hè!' is dan een serieuze spelbederver." (lacht)

Bij Raineri vind je geen spoor van de culinaire fusionpraktijken waar sommige Italiaanse restaurants zich in onze contreien weleens aan bezondigen. U weet wel: scaloppina meets frieten met mayonaise. Ik vraag Manuela wat de grootste misdaden tegen de Italiaanse smakelijkheid zijn die een mens kan begaan. Ze moet er niet lang over nadenken: "Champignons in je bolognesesaus doen, stukjes ananas op je pizza gooien en na elf uur 's ochtends nog een cappuccino drinken. Oh, en nog iets: bruschettakruiden bestaan niet. Echt niet."

Wanneer we Raineri verlaten, valt mijn oog op een affiche die een toneelstuk van de lokale compagnia teatrala aankondigt: Sogno Di Una Notte Di Mezza Sbornia. In een regie van Claudio Pellegrini en met de steun van het Ministero Fiammingo della Cultura. Alleen de naam van de zaal - CC Schouwburg Genk - wordt in het Nederlands vermeld. Voor het overige had de affiche net zo goed aan de uitgang van een kruidenierszaak in Puglia kunnen hangen.

Don Gregorio

Even voor elf. We komen aan in de Italiaanse kerk van Hoevenzavel. De kerk werd in de jaren 60 gebouwd door diepgelovige mijnwerkers en is eigendom van de Missione Cattolica: een franchise van de katholieke kerk die overal ter wereld de religieuze leemte in de harten van geëmigreerde Italianen gaat opvullen. Ooit had elke Limburgse mijngemeente haar eigen Italiaanse priester. Vandaag worden de katholieke honneurs alleen nog waargenomen door don Gregorio, een veertiger met een non-conformistisch kapsel dat verdacht veel lijkt op dat van Père Gilbert, de religieuze vriend van prins Laurent.

Voor de kerkdienst begint, slaat don Gregorio aan de ingang van de kerk een praatje met zijn parochianen. Tegen een vader die hier binnen een paar weken zijn zoon zal laten dopen, zegt hij: "Ik hoop echt dat het die dag mooi weer wordt."

"Jij hoopt te veel", reageert de vader. "Maar goed, dat is dan ook je job." Waarop ze allebei in lachen uitbarsten.

In de kerk van don Gregorio worden niet alleen Jezus Christus en de maagd Maria, maar ook de Italiaanse mijnwerkers vereerd. Op de muur achter het altaar zijn twee enorme muurschilderingen te zien: één van een idyllisch mijnwerkersgezinnetje en één van een heldhaftige mijnwerker die met een boor de ondergrondse steenmassa te lijf gaat. Het zijn taferelen die doen denken aan communistische propaganda uit vervlogen tijden. Een observatie die ik maar niet deel met het oude vrouwtje naast me, dat me toelacht alsof ik de verloren zoon in hoogsteigen persoon ben.

Wanneer don Gregorio de kerk binnenkomt en ik net als iedereen rechtsta, voel ik me een reus: de meeste kerkgangers zijn Italiaanse oudjes die licht voorovergebogen door het leven gaan. Met mijn 1 meter 90 steek ik meer dan drie koppen boven hen uit.

De mis wordt in het Italiaans opgedragen. Herken de lyrics in deze zin: "O Signore, non sono degno di partecipare alla tua mensa, ma dì soltanto una parola ed io sarò salvato." Niemand? "O heer, ik ben niet waardig dat gij tot mij komt, maar spreek en ik zal gezond worden."

Tip voor de Italië-lovers die ter voorbereiding van hun volgende doortocht in Toscane hun Italiaans wat willen opvijzelen: ga op zondag om elf uur naar de Missione Cattolica. U kunt er tijdens de mis ongegeneerd Italiaans praten met uw collegakerkgangers. Want anders dan Vlamingen staren Italianen in een kerk niet zwijgend en schuldbewust naar de vloer. Nee, ze tetteren met elkaar. Honderduit. De hele tijd. En niemand die er last van heeft.

Halverwege de dienst nodigt don Gregorio een man en een vrouw uit om naar het altaar te komen en het woord te nemen. Ze hebben voor de kerkgemeenschap een kunstwerk gemaakt en mogen hun gesto di generosità zelf toelichten. Het kunstwerk - een met uiteenlopende soorten textiel gemaakte afbeelding van Maria en de kleine Jezus - is een eerbetoon aan de zopas overleden moeder van de man, zeggen ze. Door het werk aan don Gregorio te schenken, hopen ze dat God de veel te vroeg gestorven vrouw in het hiernamaals goed gezind zal zijn. Hun verhaal maakt indruk: ze krijgen een stormachtig applaus. Vermoedelijk meer uit medeleven dan uit bewondering voor hun artistieke capaciteiten, maar toch.

Marco Borsato

Na de mis vraag ik don Gregorio waarom zijn Italiaanse kerk zo vol zit, terwijl in de doorsnee Vlaamse kerk de echo steeds holler klinkt. "De Italiaanse gemeenschap in Genk is erg groot", zegt hij. "Een viering in het Italiaans geeft Italo-Belgen de kans om niet alleen hun geloof, maar ook hun roots samen te beleven. Zelfs jonge Italianen willen hun huwelijk of de communie van hun kinderen toch nog altijd in het Italiaans vieren. Ze zijn er trots op om Italiaan te zijn. Misschien wel trotser dan veel Italianen die in Italië wonen."

Voor we de Missione Cattolica achter ons laten, gaan we nog even langs bij Radio Internazionale: het Italiaanse vrije radiostation dat vanuit de catacomben onder de kerk zeven dagen op zeven Italiaanse programma's uitzendt. In de studio - opgesmukt met Italiaanse driekleur en zwart-witportretten van inheemse grootheden als Sophia Loren - presenteert vrijwilliger Giuseppo Allegro het programma Allegria Siciliana. Hij jaagt het ene Siciliaanse folknummer na het andere de ether in en wordt daar zichtbaar gelukkig van: de verrukte grijns op zijn gezicht doet vermoeden dat de muziek hem in gedachten naar de goudbruine Siciliaanse heuvels voert.

Buiten de studio staat Paolo Barraco - een andere vrijwilliger - al klaar om het zo meteen van Giuseppe over te nemen. Zijn programma heet Musica Fiamminga en brengt de Italiaanse gemeenschap in contact met de beste Nederlandstalige muziek. Ik vraag hem wat zijn favoriete Nederlandstalige nummer aller tijden is. "'Mooi' van Marco Borsato", antwoordt hij. Toch weer een halve Italiaan, dus.

Lachen met barista's

Het is middag en dus trekken we naar Caffé Piceno, het oudste Italiaanse café in Genk. Van zodra we binnen zijn, komen ons van overal flarden Italiaans toegewaaid. Een groepje mannen vraagt zich druk gesticulerend af hoe het in godsnaam mogelijk is dat op de tv een Spaanse voetbalmatch te zien is, terwijl het Italiaanse Sky Sports binnen nauwelijks tien minuten Empoli-Fiorentina uitzendt. Een paar tafels verderop wordt er temperamentvol gekaart: de vaffanculo's (het Italiaanse equivalent van fuck you) vliegen er vrolijk in het rond. Eén ding is duidelijk: als Flamano (Vlaming) behoor je in Piceno duidelijk tot de minderheid.

Franco Ceccarini, de flamboyante eigenaar van het café, legt uit wat van Piceno het meest Italiaanse café van Genk maakt. "Dit café heeft de twee essentiële eigenschappen waarover een Italiaanse bar moet beschikken", zegt hij. "A: er is hier voortdurend kabaal. En B: er hangt hier altijd een geur van verse espresso. (lacht) Maar nog belangrijker: Piceno is geen fake baristabar. Hier krijg je je koffie nog van iemand die geen baard heeft en zijn haar niet in een dotje draagt. Net zoals in de koffiebars in Zuid-Italië."

We komen aan in Driehoeven, een Genkse arbeiderswijk waar bovengemiddeld veel Italianen wonen. We mogen er op bezoek bij Claudia Pasqualoni, een Italiaanse van de tweede generatie. Zijn voor de gezelligheid ook opgedaagd: dochters Vanessa en Sabrina, kleindochter Giada, beste vriendin Pina en de zestigjarige Salvatore, het nieuwe lief van Pina. Salvatore heeft voor de allereerste keer in zijn leven Sicilië verlaten. "Hij is een landbouwer", zegt Pina. "Normaal gesproken blijft hij op zijn boerderij. Maar speciaal voor mij heeft hij vorige week meer dan dertig uur in een bus gezeten. Hij is met een woordenboek zelfs al wat Nederlands beginnen leren."

Claudia Pasqualoni is de dochter van wijlen Silvio Pasqualoni, jarenlang het boegbeeld van de Italiaanse communisten in Limburg. "Mijn vader heeft in Genk een afdeling van de Partito Comunista Italiano opgericht", zegt ze. "Zijn leven lang heeft hij gestreden voor de armen. Op zijn sterfbed kreeg hij in 2010 het bezoek van twee bekende socialisten: Johan Vande Lanotte en Ingrid Lieten. Hij heeft hen toen streng toegesproken: 'Vergeet nooit waar jullie vandaan komen.' Niet veel later is hij gestorven."

Bobbel in de broek

Claudia en Pina zijn allebei lid van de Unione Donne Internazionale, een Italiaanse vrouwenbeweging die ook in Genk voor de feministische zaak ijvert. Dat de vrouwen in de familie Pasqualino niet op hun mondje gevallen zijn, blijkt wanneer fotograaf Joris het hele gezelschap vraagt om te poseren voor een foto.

"Zie je wel dat je je altijd moet schminken", zegt dochter Vanessa. "Je weet nooit of je onverwachts op de foto moet." "Coco Chanel zei iets vergelijkbaars", zegt Joris. "'Dames, trek elke dag iets moois aan. Je weet nooit of je de man van je leven tegenkomt.'" Waarop Vanessa: "De man van je leven? Die bestaat niet. Wat zegt gij nu?"

De Vennestraat wordt in toeristische brochures 'de mediterrane slagader van Winterslag' genoemd. Vroeger was dit dé Italiaanse uitgaansbuurt van Limburg. Hier kwamen de Matteo Simoni's van de jaren 50 met gel in het haar en een bobbel in de broek een lief zoeken.

Na de sluiting van de mijnen in de jaren 80 viel de buurt ten prooi aan algehele verloedering: handelszaken gingen failliet, restaurants werden sexcinema's, motorbendes sloegen er regelmatig alles kort en klein. Maar vandaag bruist de Vennestraat weer van de Italiaanse bedrijvigheid. De cafés heten er Bar Birra en Bianca & Sandro, de restaurants La Posta en Carbone, de schoenmaker Calzoleria Gianni en de kapper Raffaele Pignatore.

In het pand met het nummer 98 is de Scuderia Ferrari Club Genk gevestigd: de enige door Enzo Ferrari himself erkende Ferrari-fanclub in de Benelux. De club - geen eigenaarsclub, maar een fanclub - bestaat voor het grootste gedeelte uit Italiaanse mijnwerkers. Dat vond Enzo Ferrari zo geweldig dat hij hen in 1982 meteen officieel erkende.

We sluiten de dag af met een espresso in Casa Paglia en vragen ons af welk stukje Italië we vandaag hebben gezien. Het antwoord luidt: het Italië van de paesani, de dorpsmensen. Zo verwoordt een aantal Italo-Belgen het in Ciao Limburg: "Wij zijn heel gewone mensen, zoals de Italianen in Lercara Friddi in Sicilië. Als wij naar Rimini gaan, vragen wij ons af: wat is hier misgelopen, jong? Dat is niet het Italië dat wij kennen. Ik denk dat sommige Belgen meer weten over Italië dan wij. Dan beginnen ze over Toscane of zo. Maar wij zijn nog nooit in Toscane geweest."

De vraag is natuurlijk wie het meest mist: de Italianen die nog nooit in San Gimignano zijn geweest of de Belgen die nog nooit in Zwartberg zijn geweest.

Joke Quintens en Dirk Chauvaux, Ciao Limburg - Het Little Italy van bij ons, Lannoo, 29,99 euro.