Direct naar artikelinhoud

Jean-Claude Juncker, de man van 'net niet'

Nu Herman Van Rompuy werd uitgeroepen tot Mister Euro, moet Jean-Claude Juncker, de voorzitter van de Eurogroep, vrede nemen met een tweederangsrol. Een degradatie die de Luxemburgse premier deels aan zichzelf heeft te wijten.

Al meer dan 22 jaar draait de 57-jarige Jean-Claude Juncker mee in het kransje Europese toppolitici. Eerst als financiënminister van zijn land, vervolgens als premier en sinds 2005 ook als voorzitter van de Eurogroep, de vergadering van de ministers van Financiën van de 17 eurolanden. Maar Junckers succesvolle Europese carrière is er ook een van 'net niet'-momenten. Net niet voorzitter van de Europees Commisie, net niet Europees president en nu dus ook geen leider van de nieuwe euroregering.

Daarvoor was de relatie die de Luxemburger met het huidige machtsduo Angela Merkel en Nicolas Sarkozy onderhoudt immers niet goed genoeg. Tussen Sarkozy en Juncker botert het sowieso al een hele tijd niet. Zo was het de Franse president die eind 2009 zijn veto stelde tegen Juncker als eerste permanente voorzitter van de Europese Raad. Als Wiedergutmachung kreeg Juncker wel nog steun voor zijn herbenoeming als chef van de Eurogroep, maar de Franse president begon de laatste maanden steeds harder aan de poten van Junckers stoel te zagen. Beide behoren dan ook tot een verschillende Europese school. Juncker als overtuigd voorstander van meer Europese integratie tegenover Sarkozy, de verdediger van een EU waar de (grote) lidstaten het voor het zeggen hebben. Zeker nu ook Duitsland onder Merkel is opgeschoven naar die intergouvernementele benadering, kon Juncker het met zijn communautaire aanpak schudden.

Achterkamertjes

Al heeft de Luxemburgse premier zijn verwijzing naar het tweede plan ook aan zichzelf te danken. Hij was tijdens de huidige schuldencrisis immers niet meteen een stabiliserende factor. Deels was hij het slachtoffer van de besluiteloosheid op Europese niveau, maar door een reeks onvoorzichtige uitlatingen begon men zich in Europese kringen af te vragen of Juncker de zaken wel de baas kon. In juni zaaide hij nog paniek door te stellen dat de crisis na Ierland, Portugal en Griekenland ook Spanje, Italië en België bedreigde. Niet echt het signaal waar men op de financiële markten, laat staan in Madrid, Rome en Brussel, op zat te wachten. Rond die tijd kreeg de Duitse minister van Financiën Wolfgang Schaüble het bovendien op zijn heupen toen Juncker verklaarde dat Griekenland niet zou kunnen rekenen op de broodnodige volgende IMF-tranche. Of wat gedacht van zijn pleidooi eerder dit jaar om het Europees monetair beleid bij voorkeur in geheime achterkamertjes te bedisselen. Dat daarbij ook al eens leugens moeten worden verteld, moesten we er volgens Juncker maar bijnemen. Niet echt standpunten waar speculanten vrolijk van worden.

Juncker mag elke maand de vergaderingen van de Eurogroep blijven voorzitten, maar de echte beslissingen zullen nog meer dan voorheen door Merkel en Sarkozy worden genomen, deze keer met Herman Van Rompuy als uithangbord.