Direct naar artikelinhoud

U houdt de buurman aan het lijntje

Dirk Van Poucke legt uit waarom de Franstalige strategie het Vlaamse separatisme voedt

Hoe komt het dat een belgicistische partij als Open Vld nu ook al separatistische trekjes vertoont, moeten vele Franstaligen zich afvragen. De Waalse media zullen zeggen dat het alweer bewijst dat Vlamingen uit zijn op de splitsing van het land. De Franstaligen projecteren hun verlatingsangst op de bedoelingen van de Vlamingen.

Om het separatisme geen kans te geven, vechten de Franstalige partijen voor het behoud van de huidige staatsstructuur. Iedere wijziging wordt als een achteruitgang en als een nederlaag beschouwd. De splitsing van B-H-V wordt als het begin van het einde van België voorgesteld en aangevoeld. Als de status quo het doel van de Franstalige partijen is, hoe moeten ze dan met de Vlamingen onderhandelen?

Stel dat u een stukje grond hebt tussen uw huis en dat van uw buurman. Hij wil het van u kopen maar u wil het niet verkopen. Als hij u daarover aanspreekt, dan zegt u toch gewoon nee. Het eenvoudigste antwoord als u de bestaande toestand wil behouden, is dat u niet wil onderhandelen. Maar u kunt ook een prijs vragen waarvan u weet dat uw buurman hem niet kan of wil betalen. De beide strategieën komen op hetzelfde neer, maar de laatste komt wat sympathieker over omdat u het overleg niet botweg weigert.

Dat is precies wat Reynders en Milquet doen. Er wordt een grote bereidheid uitgedrukt om rond de tafel te gaan zitten. Maar de onderhandelingen worden eindeloos gerekt. Ondertussen blijft de bestaande toestand behouden en dat is de bedoeling. Als er dan toch geantwoord moet worden op Vlaamse voorstellen, dan zegt men niet nee, maar ‘ja, op voorwaarde dat…’. En men stelt tegeneisen die voor de Vlamingen imbuvable zijn, zoals de uitbreiding van Brussel.

Deze Franstalige strategie is ontstaan tijdens de regeringsonderhandelingen na de laatste federale verkiezingen in 2007 en heeft tot nu toe bijzonder goed gewerkt. Het Franstalige front blijft gesloten; MR en FDF zitten op één lijn; de alliantie is onbedreigd. De Franstaligen zijn geen vragende partij. De keuze van de Vlaamse partijen, daarentegen, is er een tussen drie kwalen. Ofwel blijven palaveren, eindeloos en zonder uitzicht op akkoord. Ofwel toegeven aan exorbitante eisen. Ofwel de stekker uit het overleg trekken.

Dat laatste is wat Alexander De Croo heeft gedaan. En dat komt Reynders goed uit: niet alleen blijft de status quo ongewijzigd, ook wordt De Croo met de zwartepiet opgezadeld.

“Goed gespeeld, Didier”, hoor ik u denken. Maar is dat ook zo? Om die vraag te beantwoorden moeten we de keuzes van de Vlamingen grondiger analyseren. Als een partij weigert om met u te onderhandelen, kunt u maar twee dingen doen: de status quo eenzijdig wijzigen, ofwel wachten tot de andere partij u op een of andere manier nodig heeft.

We rekenen op dat laatste wanneer de financieringswet opnieuw ter sprake zal komen: de Franstaligen zullen dan bijkomende financiële middelen vragen voor onder meer Brussel. Het is het beproefde recept van middelen voor bevoegdheden. Ondertussen hongeren we de federale staat uit en maximaliseren we de Vlaamse bevoegdheden. Uiteindelijk weigeren we om nog een federale regering te vormen, tenzij bepaalde eisen ingewilligd worden.

Sommigen noemen dat een verrottingsstrategie. De Vlaamse burger heeft daar evenveel, zo niet nog meer last van dan de Waalse of de Brusselse. De Vlaamse pendelaar voelt ook de nadelen van de onderbemande Brusselse politie en de daardoor stijgende straatcriminaliteit. De Vlaamse pensioenen worden door de federale kas betaald, zal Caroline Gennez benadrukken. We gijzelen in feite onszelf. We riskeren ons welvaartsmodel op de helling te zetten. Finaal zal de sirenenzang van het premierschap de CD&V wel over de streep trekken. Veel schrik boezemt deze strategie de Franstaligen dus niet in.

Wachten tot de ander vragende partij wordt, lijkt geen goed idee. Dan blijft de andere mogelijkheid: de status quo eenzijdig wijzigen. Bijvoorbeeld de splitsing van B-H-V meerderheid tegen minderheid in het parlement stemmen. Maar door alarmbellen en andere vertragingsmechanismen wordt deze optie ook geblokkeerd. Verkiezingen worden zo communautair geladen. Straks kunnen de zogenaamde traditionele partijen geen tweederde meerderheid meer vormen en komt er een Vlaams-separatistische meerderheid.

De speltheorie leert ons dat in een prisoners’ dilemma de dominante strategie voor beide partijen vechten is, hoewel ze dan in een oorlog belanden die door geen van beide gewild is. De strategie van de Franstalige partijen sinds 2007 (‘neen, tenzij…’) is op het eerste zicht succesvol. Maar ze leidt ertoe dat zelfs gematigde Vlaamse partijen geen andere keuze hebben dan in de escalatie mee te gaan. De Franstalige voorspelling dat Vlaanderen zijn onafhankelijkheid wil, doen ze zelf uitkomen.