Direct naar artikelinhoud

Voorbij de morele lijn in Gaza

Jaar na jaar, militaire operatie na militaire operatie, schuiven onze rode morele lijnen verder op

Precies twaalf jaar geleden, in juli 2002, liet de Israëlische luchtmacht in Gaza een bom van 1 ton vallen op het huis van Salah Shehadeh, de leider van de militaire vleugel van Hamas. Je hoeft geen oorlogsexpert zijn om je in te beelden wat er overblijft van een woning die getroffen wordt door een bom van 1 ton. Niet veel. De bom doodde niet alleen Shehadeh, maar ook veertien burgers, onder wie acht onschuldige kinderen.

Op dat ogenblik was ik officier bij de Israëlische luchtmacht. Zoals vele vrienden ging ik op 20-jarige leeftijd gebukt onder een enorme verantwoordelijkheid. Ik moest van op de grond het vliegtuigeskader leiden, bevelen en inlichtingen van het hoofdkwartier overbrengen aan de piloten, de vliegtuigen voorbereiden op de operaties en de piloten ondersteunen.

Publieke afkeuring

Na de operatie waarbij Shehadeh omgebracht werd, daverde Israël. Ook al voerden de Israëlische strijdkrachten aan dat de aanval van rechtswege gerechtvaardigd was, toch veroordeelde de publieke opinie de aanslag op onschuldige kinderen. Tal van Israëlische intellectuelen dienden een verzoek in bij het hooggerechtshof om de wettigheid van de actie te onderzoeken. Een paar maanden later publiceerde een groep reservisten bij de luchtmacht een brief waarin ze zulke eliminatieacties bekritiseerden.

Als soldaten en officieren, die het gewend waren onze missies uit te voeren zonder daar onnodige vragen bij te stellen, waren we getroffen door de publieke afkeuring. Maar Dan Halutz, destijds bevelvoerder over de luchtmacht, zei tegen de piloten dat ze "'s nachts goed moesten slapen en geen aandacht mochten besteden aan de kritiek".

Een maand later werd Halutz in een interview gevraagd wat een piloot voelt als hij een bom van een ton dropt op een huis. "Een lichte beving van de vliegtuigvleugel", antwoordde hij. Voor buitenstaanders klonk die uitspraak koud en ongevoelig, maar mijn vrienden en ik hadden er vertrouwen in dat onze bevelvoerders de juiste morele beslissingen namen, en richtten onze aandacht weer op 'belangrijke dingen' - de nauwkeurige uitvoering van verdere operaties.

Nog een paar maanden later kreeg ik de leiding over een cursus voor luchtmachtofficieren. Ik leerde kadetten hoe ze hun taken professioneel moesten uitvoeren en hoe ze als officier verantwoordelijkheid moesten opnemen. We bestudeerden de besluiten die getrokken waren uit eerdere luchtmachtoperaties en de lessen die we eruit konden leren.

Ik leerde hen dat de Israëlische strijdkrachten het meest morele leger ter wereld vormen en dat de luchtmacht daarbinnen het meest morele korps was. Ik was 20 jaar oud, en ik geloofde met mijn hele hart dat we deden wat nodig was. Als er slachtoffers vielen, dan was dat een noodzakelijk kwaad. Als er vergissingen begaan werden, dan zouden die onderzocht worden, om er de nodige lessen uit te trekken.

Honderd bommen

De dingen zijn veranderd, en nu heb ik die zekerheid niet langer. In 2002 was de lancering van een bom van een ton op een huis, die resulteerde in de dood van veertien burgers, de uitzondering. Een paar maanden na het bombardement op het huis van Shehadeh gaf het Israëlische leger toe dat dat fout was geweest. Het oordeelde dat de informatie niet klopte en zei dat het de operatie nooit had uitgevoerd als het geweten had dat er burgers in het huis waren.

Zeven jaar later, tijdens operatie 'Cast Lead', was het een veel gebruikte tactiek om bommen te droppen op dichtbevolkte gebieden in de Gazastrook. En bij de huidige operatie, 'Protective Edge', gaat de luchtmacht er prat op dat er al honderd bommen van een ton op Gaza zijn gevallen. Wat ooit de uitzondering was, is nu de regel.

Zo gaat het er vandaag aan toe. We brengen de bewoner van een huis dat op het punt staat vernietigd te worden een paar minuten op voorhand op de hoogte (via sms-berichten of door, bij wijze van waarschuwing, een kleinere bom op het huis te droppen). Dat volstaat om er een legitiem doelwit van te maken. De voorbije twee weken zijn tientallen burgers omgekomen door die praktijk.

Huizen van Hamasleden zijn legitieme doelwitten geworden, ongeacht hoeveel mensen binnen de muren aanwezig zijn. Anders dan in 2002 doet niemand nog moeite om dat te rechtvaardigen of zich te verontschuldigen.

Erger is dat bijna niemand protesteert. Hele families worden in een oogwenk weggevaagd, en het publiek blijft onverschillig. Jaar na jaar, militaire operatie na militaire operatie, schuiven onze rode morele lijnen verder op. Het is niet duidelijk meer waar die liggen en of we wel weten dat we ze overschrijden. Waar zullen ze liggen bij de volgende operatie? Waar zullen ze over tien jaar liggen?

Ik weet uit ervaring hoe moeilijk het als soldaat is vragen te stellen tijdens actieve conflicten. De informatie die officieren op de grond en in de lucht meteen krijgen, is altijd partieel. Daarom ligt de verantwoordelijkheid voor het trekken van de morele rode lijn en voor het waarschuwen als die overschreden wordt, bij het publiek.

Een stem die luid en duidelijk stelt dat het bombarderen van een huis waarin zich burgers bevinden immoreel is, moet gehoord worden. Het mag geen strategie zijn die zonder verdere vragen geaccepteerd wordt. Als het publiek, binnen en buiten Israël, zwijgt, dan geeft het stilzwijgend zijn goedkeuring. En aanvaardt het een onaanvaardbare prijs.