Direct naar artikelinhoud

'Zijn mooiste erfenis? Hij heeft me leren kijken'

Kunstkenner en curator Jan Hoet is woensdag onder massale belangstelling in Gent ten grave gedragen. Kunstenaars, vrienden en vooral veel gewone Gentenaars kwamen afscheid van hem nemen. 'Mijn vader was nooit thuis, maar ik ging als kleine jongen mee naar zijn museum. Ik had daar mijn eigen bureautje', zegt Jan Hoet junior, de jongste van de drie Hoet-kinderen.

"Mijn vader was een cadeau", zegt zoon Jan Hoet jr. "Het was voor mij een sterk moment op de begrafenis toen kunstenaar David Hammons zei: 'Thank God for the gift.' Dat vat het allemaal samen. Wij zijn natuurlijk verdrietig, maar ik weet niet of wij triestiger zijn dan de hele kunstwereld. Er is een collectief gemis bij veel kunstenaars. Mijn vader is ook nooit van ons geweest. Als de kinderen hem wilden zien, gingen wij naar het museum. Ook mijn moeder moest naar het museum om hem te zien. Het verdriet op de afscheidsplechtigheid was van iedereen. Ik denk ook dat het een schoon gebaar was om die koffietafel aan het S.M.A.K. te doen. Zo zou hij het ook gewild hebben. Ik hoor het hem zo zeggen: 'Formidabel, fantastisch'. En nu moeten we het alleen doen. (zwijgt) Degene die hem zou kunnen vervangen, moet nog geboren worden... Maar misschien moet het ook niet, alleen politici zijn vervangbaar."

Jan Hoet was gelovig, hij wilde in de kerk begraven worden.

"Hij was eerder christelijk dan katholiek. Hij had vaak problemen met de rooms-katholieke kerk en de paus. Ik hoorde zelfs atheïsten zeggen dat de afscheidsplechtigheid in de Sint-Pauluskerk van een volmaakte schoonheid was. Als energie een kleur zou hebben, dan hing er een regenboog in de kerk. De pastoor is vier uur lang met mijn moeder en de drie kinderen komen praten over mijn vader. Wat hij zei was zeer accuraat, hij combineerde verdriet en humor - zo was mijn vader ook.

"Wij zijn zelf zeer katholiek opgevoed. Ik ben zelf misdienaar geweest tot mijn dertien. Pas na mijn eerste lessen van Kruithof (Jaap Kruithof, moraalfilosoof, ER), toen ik filmregie in Brussel studeerde, ben ik daar anders over beginnen denken. Niet dat ik anti-katholiek ben geworden, ik stel me afzijdig op. Ik denk niet dat ik het geloof nodig heb, maar ik zie wel dat mijn ma er op dit moment een ongelooflijke energie uit haalt. In de mis heeft zij geen traan weggepinkt, zij houdt zich kranig."

Uw vader wilde geen euthanasie.

"Dat klopt. Op dat vlak hebben we moeilijke beslissingen moeten nemen. Hij is gelukkig uit zijn kunstmatige coma gekomen en we hebben nog drie mooie dagen gehad. Maar we zagen dat het licht uit was. En (aarzelt) we wisten niet hoelang die situatie zou duren. Dat kon maanden aanslepen. Over euthanasie werd niet gepraat, wel over het helpen van een natuurlijke dood. Maar mijn moeder was daar radicaal tegen. Mijn vader had op de begrafenis van Hugo Claus de woorden 'Euthanasie nooit' uitgesproken. Hij respecteerde de keuze van Claus, maar hij wilde dat niet voor zichzelf. Mijn vader wilde alles beleven, ook het doodgaan."

Jullie hebben nog wel afscheid kunnen nemen.

"Het zou heel erg zijn als mijn laatste beeld dat van mijn vader zou zijn die geïntubeerd in een coma lag. Nadat hij ontslagen was uit de intensieve zorgen, lag hij op een eigen kamer en mochten we de hele dag bij hem zijn. Toen mijn moeder de avond voor hij stierf, wegging, zei ze: 'We gaan blijven vechten.' Toen fluisterde hij zijn laatste woorden: 'Het is te veel, Lilly.' En als hij dat zegt...

"Hij is gestorven zoals een kat, zonder iemand te storen. Ik denk dat hij dat heel bewust heeft meegemaakt. Hij heeft zich op dat moment laten gaan. Hij kende zijn eigen lichaam door en door, na alles wat hij had meegemaakt. Stilaan waren wij een bepaald scenario gewend. Hij is de laatste jaren vier keer ingestort, in coma geraakt en er steeds weer bovenop gekomen. Ook nu weer was mijn moeder optimistisch, tot de laatste dag. Plots is die film gebroken.

"Nu was zijn lichaam op... Tot op het laatste moment was hij een gezonde geest, maar in een ziek lichaam."

Hoe aanwezig was uw vader tijdens uw jeugd?

"Hij was nooit thuis. Maar we werden wel altijd met hem geconfronteerd. Op school kreeg ik van leraars en directie, niet van mijn medeleerlingen, te horen dat hij het geld van de gemeenschap verkwanselde door Panamarenko aan te kopen. Prettig was dat niet. Toen ik naar de secundaire leergang van de kunstacademie in Gent ging, moest ik, zoals iedereen, de eerste dag mijn naam zeggen. Ik zei dus: 'Ik ben Jan Hoet'. De leraar antwoordde dat als ik de plezante wilde uithangen ik beter wat op de gang kon gaan staan." (lacht)

Waarom hebben uw ouders u Jan genoemd?

"Het moet dat ene moment in zijn leven zijn geweest dat mijn pa geen inspiratie heeft gehad. (lacht) Een meisjesnaam hadden ze wel. Als jongensnaam heeft mijn vader nog, al lachend, 'Robin' voorgesteld. Robin Hoet... heb je hem? Gelukkig is dat niet doorgegaan. Vergeet ook niet dat ik ben geboren op een moment dat mijn vader niet bekend was. Hij was nog een simpele leraar, regent plastische kunst. Hij studeerde toen kunstgeschiedenis. In 1975 is hij dan benoemd als directeur van het museum in Gent, toen was ik zes.

"Voor het gemak noemen ze mij 'Junior', en ik ga dat ook zo houden. Want mijn vader is er nog altijd, zo voel ik dat toch."

Hebt u zijn afwezigheid in uw jeugd als een gemis ervaren?

"Ik heb daar geen trauma aan overgehouden. Ik ging altijd mee naar zijn museum, elke woensdagmiddag na school. Ik had daar mijn eigen bureautje, waar ik tekstjes schreef over kunstenaars als Bruce Nauman en tekeningen maakte. Toen was ik acht. Dat museum kende ik als mijn broekzak, ik liep er zelfs over de daken. Mijn zus Martine ging ook vaak mee. Mijn twee oudere zussen gingen wel vaker mee op reis, naar Japan en Italië op kunstenaars- en museumbezoek.

"Nieuwjaar heeft mijn pa nooit thuis gevierd, hij zat dan altijd in Italië, bij bevriende kunstenaars zoals Penone. Mijn moeder verdroeg dat allemaal. Deze week vroeg ik nog of ze het niet erg vond om helemaal alleen te zijn. 'Dat ben ik gewoon', antwoordde ze. Maar de dag daarna belde ze om te zeggen: 'Alleen zijn met twee is toch anders.'"

Uw zus Marianne zei op de begrafenis dat kunstenaars deel uitmaakten van uw familie.

"Als kind besef je niet hoe groot en belangrijk die mensen zijn, maar het was vanzelfsprekend dat Joseph Beuys bij ons aan tafel zat. Toen ik een slecht rapport had, ik was toen elf, stuurde mijn vader mij als straf naar Beuys om in zijn atelier in Düsseldorf te gaan helpen. Ik kon geen woord Duits en Beuys sprak geen Engels of Frans. Maar dat deed deugd, ik vond dat fantastisch, hoewel die man niet veel zei. Maar mijn vader sprak ook niet zoveel. Als ik met hem naar Kassel reed, zaten wij soms vier à vijf uur in de auto stil naast elkaar. Maar dat waren geen pijnlijke stiltes. Dat is zwijgen, zoals alleen mannen onder elkaar dat kunnen."

'Vader heeft ons leren kijken', zei uw zus ook.

"Kijken is het eerste dat ze je afleren op school: een huis en een boom worden vervangen door een pictogram, maar zo zien die er in werkelijkheid niet uit. Vader heeft ons leren kijken, dat is misschien zijn mooiste erfenis. Kijk om je heen en kijk goed. Ik heb dat ook aan mijn kinderen kunnen meegeven."

Maar hij kon of durfde geen beslissingen nemen voor zijn kinderen.

"Dat klopt. Opvoeden is een van de meest complexe dingen. Hij was bang om fouten te maken, hij is een perfectionist. Hij liet dat over aan onze moeder omdat zij qua opvoeding dichter bij ons stond. Wij zouden dat van hem ook niet aanvaard hebben omdat hij er te weinig was. Dat wapen hebben we wel vaker gebruikt: 'Ge moet niets zeggen want ge zijt hier nooit.' (lacht) De eerste keer uitgaan, dat vroegen we dus ook aan mama."

Is uw relatie met uw vader geëvolueerd?

"De band is sterker geworden. Ik ging bijvoorbeeld mee naar de Documenta die hij in 1992 in Kassel leidde (vijfjaarlijkse tentoonstelling, een van de grootste kunstevenementen ter wereld, ER). Ik was toen 21 en heb een tentenkamp opgezet voor honderd jongeren. Dat was een truc om weer dicht bij mijn vader te zijn. Toen ik mijn rijbewijs had, kon ik hem gemakkelijker gaan opzoeken: hij heeft tijdens de voorbereidingen eigenlijk vijf jaar in Kassel gewoond. Toen hij in 2005 directeur werd van MARTa, het museum in Herford, ben ik hem ook vaak gaan bezoeken en nam dan kunstenaars én zijn kleinkinderen mee.

"Iedereen mocht deel uitmaken van zijn universum. Jan Hoet had geen gastenlijst, zijn wereld stond open voor iedereen."

Had u niet de behoefte om u tegen zo'n vaderfiguur af te zetten?

"Van politiek of het bankwezen ken ik niets. Wat ken ik anders dan kunst? Mijn zus Marianne is eerst vermogensbankier geweest, zij wilde niet in de voetsporen van haar vader stappen. Later is ze toch bij veilinghuis Christie's gaan werken. Mijn andere zus, Martine, is consequent gebleven: zij heeft een opleiding gehad als sociaal assistente en is al jaren ambtenaar.

"Toen ik met mijn kunstgalerie begon, heb ik mij ook wel afgezet tegen mijn vader. Hij had daar veel kritiek op, want hij was wars van commercie in de kunst."

Had uw vader geen eigen kunstcollectie?

"Hij bewaarde brieven van kunstenaars, anekdotische dingen en enkele kleine werkjes van David Hammons en Marlene Dumas. De grote werken schonk hij aan het S.M.A.K. Hij verzamelde snuifdozen, pillendozen en postzegels, omdat iedereen dat kon doen. Hij had een verzamelwoede maar niet voor kunst. Hij was geen materialist, een eigen kunstcollectie heeft hij nooit gehad, dat interesseerde hem niet. Kunst moest van iedereen zijn en moest in de gemeenschap blijven. Hij lag dan ook vaak overhoop met collectioneurs: 'Picasso? In de woonkamer? Waarom geef je die niet aan het museum?'"

Uw moeder is er altijd voor uw vader geweest.

"Mijn moeder heeft voor hem geleefd. Dat soort vrouwen maken ze nu niet meer. (lacht) Hoe zij dat aankon, met al zijn lieven..."

Uw vader was een charmeur.

"Hij heeft ooit gezegd: 'Dankzij mijn vrouw heb ik alle vrouwen ter wereld graag mogen zien.' Ja, hij had goede smaak. Maar op de cruciale momenten stond zijn vrouw altijd naast hem, en niet die anderen."

Uw moeder verdroeg zijn wispelturigheid.

"In dat opzicht zijn mijn ouders echte tsjeven, hé. (lacht hartelijk) Maar op het juiste moment was er het respect voor de juiste persoon, dat wel."

Er zijn de spreekwoordelijke woede- uitbarstingen van Jan Hoet. Hebt u die thuis meegemaakt?

"Weinig, die woede had vooral betrekking op kunst. Wat was goede kunst of een goede tentoonstelling? Thuis waren er woordenwisselingen, soms over zoiets banaals als zout in het eten. Alles was even belangrijk voor hem: zout was even belangrijk als een juist gehangen schilderij. Voor hem was er geen onderscheid. De koffie, de wijn, het werk van Beuys - het moest allemaal goed zijn. Ook de vuilnisbakken van het S.M.A.K. moesten correct buiten staan.

"Zijn woede-uitbarstingen waren vaak ingegeven door bezorgdheid, hij maakte zich alleen kwaad tegen mensen die hij het waard vond. Maar hij was nooit rancuneus, een uur later was hij de ruzie alweer vergeten. Goed discussiëren kon hij eigenlijk niet. Hij was overtuigd van zijn gelijk."

Jan Hoet zullen we ons herinneren als iemand die over kunst sprak, niet schreef.

"Dat strookt helemaal met de intuïtieve aanpak die hij zijn kinderen ook heeft meegegeven. Kijken, meer moet je niet doen, daarover gaat kunst. Mijn vader had een enorme mensenkennis. Hij vond niet dat het om dat ene werk moest gaan: de context was belangrijk en hij sprak ook veel met kunstenaars. Zo kwam hij erachter of iemand een echte kunstenaar was."

Is het lastig om 'zoon van' te zijn?

"Ik heb daar geen probleem mee, ik heb natuurlijk nooit iets anders gekend. Dit tekent mijn vader: 's woensdags vertrok hij om zeven uur 's morgens, hij wou de vuilnismannen een kop koffie kunnen aanbieden. Die mannen waren voor hem even belangrijk als zijn kunstenaars. Met zijn suppoosten ging hij 's middags kaarten. Mijn zussen en ik mochten dan ook het beroep kiezen dat we wilden, zolang we het maar graag deden. Dáár had hij het grootste respect voor."

Maar kunst was de essentie.

"Het klopt dat hij zonder kunst nooit zou hebben kunnen leven, dat was de rode draad. Hij heeft kunst met de paplepel binnengekregen: zijn vader was kunstcollectioneur en Permeke kwam daar over de vloer. Weet je wat de bruidschat van mijn vader voor mijn moeder was? Zeven valse Permekes! Mijn vader heeft zeven schitterende kopieën gemaakt en zijn naam op de achterkant gezet. Maar hij is uiteindelijk nooit schilder geworden. Hij vertelde dat hij ooit in de trein zat en in het landschap een Cézanne had gezien en een Van Gogh. Maar geen Jan Hoet. Hij vond zichzelf niet goed genoeg . En is dus gestopt met schilderen."