Direct naar artikelinhoud

Het Wonderlijke Wedervaren van MAUD VANHAUWAERT

Elke week ontmoet Maud in de achterbuurten van haar geest een vooraanstaande persoon.

Gewetenstocht

Daags voordien had ik de voorzitter van de club opgebeld. "We spreken af om 10u aan het strand. We hebben hier botten en kruipakjes klaarliggen!" "Kruip-pakjes?" "Nee, krui-pakjes." "Oh, ja, natuurlijk!"

Het was een oude jongemeisjesdroom van mij, om eens mee te gaan met de garnaalvissers van Oostduinkerke. Het was een mooie dag. Gewapend met een groot sleepnet wandelde ik, in een grote groep van doorgewinterde kruiers, de zee in.

Het bleek een stuk lastiger dan ik had gedacht. De zee bood veel weerstand. Al snel bleef ik staan uithijgen, en nam een van de mannen mijn net over. "Ik zal wel een beetje toekijken", zei ik, "wacht maar niet op mij" en de kruiers trokken verder hun weg.

Plots zwom een grote vis voorbij, met het minzame hoofd van Mandela. Hij zwom tussen mijn benen en tilde mij op. Op zijn rug voer ik verder de zee in, vlotjes de kruiers voorbij. Zij keken ons verbouwereerd na.

Toegegeven, ik ben niet zo avontuurlijk aangelegd, maar ik voelde mij wel veilig met Mandela tussen mijn benen. Iemand vertelde mij ooit dat volgens de Joodse kabbala wijzen in vissen reïncarneren omdat die, net door hun zwijgzaamheid, de zuiverste diersoort zijn. Feit was: zijn zilvergrijze kroezels waren prachtig passend bij zijn parelmoeren vissenhuid.

Eerst leek het nog of Mandela me gewoon op een gezellig rondvaartje wilde trakteren. Maar al snel begreep ik dat hij mij wat wilde laten zien. In de verte blonk iets.

Toen we dichterbij kwamen, zag ik dat het een vlot was, waarop een fanfareorkestje stond te wankelen. Het koper schetterde in het zonlicht. Ontzettend vals. "We zijn nog aan het oefenen", schreeuwde de dirigent verontschuldigend.

"Wat heeft dit te betekenen", fluisterde ik in een kieuw van Mandela, hoewel ik mij vaagweg herinnerde dat vissenoren elders liggen.

Hij bracht mij pijlsnel naar een ander vlot, waarop een tafel en stoelen stonden getimmerd. Er zaten paar mannen in pak. Ze leken in vergadering. Toen een van hen mij zag, reikte die mij een geplastificeerde flyer aan, en draaide zich dan weer van mij weg. Op de flyer stond: "Onze vzw denkt na over hoe we de overtocht aangenamer kunnen maken. We denken aan een fanfare, rubberen pop-upeetkraampjes en drijvende souvenirwinkeltjes voor als de bootvluchtelingen onverrichterzake worden teruggestuurd. We buigen ons over vragen als: zullen zij, ook zonder sleutel, sleutelhangers van de Eiffeltoren kopen?"

Mandela bracht mij terug naar het strand, waar de kruiers al hun netten op het droge trokken. Nog voor ik er erg in had, was hij met kroezels en al alweer verzwolgen door de golven. Tussen de garnalen vonden we schelpen, klodders wier, splinters wrakhout, maar ook een halsketting en een zompig kindersokje.

Op de dijk werden de garnalen gepeld. Routineus ontdeden de vissersvrouwen ze van hun weke pantsertjes.

Toen ik, nog een beetje ontdaan van mijn avontuur, ietwat verdoofd naar hun vinnige vingers staarde, broedde ik op een gedicht, waarvan ik niet verder kwam dan de eerste regel:

'Zo broos gepantserd is ons geweten.'