Direct naar artikelinhoud

‘In elke oogopslag van Kathleen Cools schuilt een opinie’

ean-Pierre Rondas ontvangt aan dezelfde keukentafel waar hij interviews opnam met bijvoorbeeld de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum. “Dan moest de koelkast uitgetrokken worden om toch zeker elk achtergrondgeluid uit te schakelen”, weet de vrouw des huizes nog. “Of dan trokken ze zich terug in de slaapkamer, want het moest absoluut stil zijn.” Niet in de eigen keuken maar in een volgepakte Bozar presenteerde Rondas zijn afscheidsprogramma. Tot op de voorpagina van Het Laatse Nieuws werd erover bericht. Omdat de laatste gast niet toevallig N-VA-voorzitter Bart De Wever was en omdat die bij zijn intrede een spontaan applaus had gekregen van de zaal.

Sta ons toe verbaasd te zijn over de verbazing waarmee nu ontdekt wordt dat Jean-Pierre Rondas de Vlaams-radicale stem ruim baan geeft op de openbare omroep. Dat doet hij al jarenlang, en daar wenst hij zich niet voor te excuseren. Zijn laatste studio-uitzendingen gingen over het nationalisme in Schotland, ook dat was een intellectuele knipoog naar de situatie in eigen land. “Sommigen verwijten me dat mijn afscheidsgesprek met Bart De Wever in de Bozar geen kritisch interview was”, zucht Rondas. “Wel, dat klopt. Ik hou namelijk niet zo van kritische interviews. Al dat gevit en gebekvecht levert alleen maar slechte radio op. Van Finkielkraut, Sloterdijk of Günter Grass heb ik ook geen kritische interviews afgenomen. Ik wou daar toch altijd een soort warmte, een betrokkenheid in leggen, als een soort sfeer waarin mensen toch nog het achterste van hun tong tonen. Vandaar ook dat ik de keukentafel boven een radiostudio verkoos als locatie.

“Ik moet mijn gasten toch altijd een beetje bewonderen. Met Michael Ignatieff is een interview over de Irakoorlog - hij was voor, ik gloeiend tegen - ooit wel eens uitgedraaid op een heftige discussie. Ik noemde hem een oorlogsstoker, maar ik had tegelijk diep respect voor zijn werk. Rondas was mijn speeltuin. Wat ik deed, viel op omdat het afweek van de consensus. Velen denken daarom bijna vanzelfsprekend dat ik een marteling van permanente druk en censuur heb moeten ondergaan. Dat valt wel mee, hoor. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit één keer gecensureerd ben.

“Er zijn een paar halfslachtige pogingen geweest, ja. Tony Mary heeft het ooit eens geprobeerd, niet als CEO maar als ambteloze, in Frankrijk rentenierende burger en vertegenwoordiger van Bplus of is het tegenwoordig Bmin? Aanleiding was een memorabele uitzending met Bob Pleysier over de asielcrisis. Prachtige mens, hij heeft zelf het Klein Kasteeltje uit de grond gestampt, heeft zijn hele leven aan de asielmens geschonken. Ik mag hem ook een gevoelsbelgicist noemen. Hij sprak in duidelijke bewoordingen: de asielkwestie is de schuld van de Belgische staat, omdat de zaak uit handen is genomen van de Vlamingen en in handen is gegeven van de PS. Het was een aanklacht tegen deze manier van doen waar de parlementaire democratie met voeten wordt getreden. Je zag dat het hem pijn deed.

“En het deed blijkbaar ook de andere gevoelsbelgicisten pijn. Als ik Paul Van Orshoven breng, een brave constitutionalist uit Leuven, weten ze wat dat is. Maar ik haal het materiaal bij hun eigen volk. Dat kan zo’n Mary niet verdragen. Volgende dag klacht bij Piet Van Roe, Pieter Knapen, Ingrid Lieten en Chantal Pattyn, mijn nethoofd. Op de raad van bestuur is die klacht weggehoond. Ach Tony Mary... ik denk dat hij nu bij de PVDA is, want hij zegt hetzelfde.”

bukken voor de baas

“Rondas is het langst lopende radioprogramma uit de geschiedenis van de openbare omroep. Laat ik maar toegeven dat ik daar best wel een beetje trots op ben. Dertig jaar! Tegenwoordig mag je in je handjes klappen als je format langer dan een jaar meegaat. Ze hebben me natuurlijk ook laten doen. Zolang ik in mijn eigen hokje zat, kon ik me niet moeien met de grotere structuren. Ik moet de VRT dankbaar zijn: ze hebben me de vrijheid van het woord gegeven. En ik heb ze nooit meer afgestaan. Andere sterke figuren als een Frans Boenders, Freddy de Vree of Mon Detrez zijn een voor een vertrokken uit frustratie door de permanente vernieuwingsdrang in de structuren. Ik ben gebleven en heb de luxe gehad dat ik mij nooit diende te bukken voor de baas.

“Ik ben van de generatie van Paul Jambers, Siegfried Bracke, Paul Jacobs. We zijn samen door dat fameuze BRT-examen gesukkeld: je begint met tweeduizend en eindigt met tien. Mensen vielen flauw in de gangen van de stress maar ik wist wat ik wou. Ik moest en zou aan cultuur doen. Dus schreef ik mezelf in mijn opdrachten naar Radio 3 toe. Zo ben ik uiteindelijk ook kunnen beginnen als ‘specialist’ Duitse cultuur en algauw van veel meer. Mijn eerste grote reeks reportages ging over James Joyce: indrukwekkende radiofonische spektakelstukken. Heb ik veel luisteraars mee weggejaagd (lacht). Het was de tijd waarin opinies op een apothekersschaaltje werden afgewogen. Al onze teksten werden nog eens extra uitgetikt op de uittypdienst van de BRT, om de minister objectief te kunnen informeren als er een parlementaire vraag over een programma kwam. Ik kreeg er een paar van het Vlaams Blok over me heen omdat er te veel Frans in mijn programma’s gesproken werd.

“Brave stukjes maken over exposities of voorstellingen interesseert mij niet. Ik verwerp die opvatting over cultuur. Ik ben nooit samen met andere cultuurjournalisten in het Paleis voor Schone Kunsten gaan schooien om een glanzende catalogus van een tentoonstelling. Ten tijde van de plaatsing van de kruisraketten maakte ik programma’s over de massale vredesmarsen. Dat was zoiets groots, daar mocht je niet over zwijgen als journalist. Ik was heel erg tegen die hoogst ondemocratische plaatsing en dat heb ik nooit verborgen. Dus bracht ik cultuur binnen in dat debat, via Kants Zum ewigen Frieden.

“Persoonlijke betrokkenheid is voor mij een noodzaak. Ik ben geen fanaticus, maar ook geen machine. Ik heb een overtuiging, maar mijn enige wapens zijn argumenten. Toen Hendrik Vuye door Joëlle Milquet en Laurette Onkelinx te kijk werd gezet als een flamingante spion omdat hij als hoogleraar in Namen tegelijk ook advies gaf aan de N-VA, heeft Philippe Van Parijs in De Morgen zijn verdediging opgenomen. Zo wou ik ook functioneren. Neutraliteit is een fictie: alleen al in de onderwerpkeuze zit een oordeel. Ik ben geen missionaris, maar ik moest wel geloven in een zaak. Ik moest er goesting in hebben, anders bleef ik ervan af.

“Je kunt niet tegelijk journalist zijn en geen mening hebben. Je kunt je mening dan onderhuids laten blijken. In elke oogopslag van Kathleen Cools schuilt een mening. In elk grimas van Phara zit onderhuids een opvatting. Als Martine Tanghe haar neus wat optrekt, geeft ze een opinie. Ik heb altijd verkozen, op mijn positie, om ronduit uit te komen voor mijn mening. De luisteraars apprecieerden die openheid wel. Ik heb nooit gedaan alsof.”

tegen de niet-mening

“Ik heb een hekel aan de politiek correcte consensus in de media. Ik noem dat de desk opinion. Op een redactie, zoals bij de VRT, leeft een soort stilzwijgende politieke consensus: wij denken nu eenmaal zo over de dingen, en niet anders. Voor een individuele redacteur is het verduiveld lastig om zich te onttrekken aan die opinie. Wij stille Vlamingen hebben het in het algemeen ook moeilijker met het ontwikkelen van een eigen mening, dan is het handig dat ‘het systeem’ voor jou denkt. Die desk opinion is een niet-mening: clichés worden doorgegeven als waarheden en niet meer bevraagd. Wie uit de band springt, wordt weggezet omdat hij ‘een vermanend vingertje’ opsteekt. Frank Vandenbroucke is bijvoorbeeld iemand die voortdurend gekleineerd wordt met dat soort kwalijke kwalificaties. Ik word daar zo moe van.

“Ook in de cultuurwereld bestaat een dergelijke pseudoprogressieve eenheidsmening. Tom Lanoye vorig weekend in De Morgen, de kunstenaars die zich in de KVS verzetten tegen de regeringsonderhandelingen... ik noem dat de Noord-Belgen. België is voor hen een soort ideële, apolitieke, van harmonie doordesemde gemeenschap. De neutrale ruis over de betoging om een regering te eisen is toch pure apolitiek? Er wordt gemanifesteerd tegen de lengte van de onderhandelingen. De indruk wordt gewekt dat de politici ofwel te dom zijn om die consensus te vinden ofwel te halsstarrig en nog liever de welvaart van de mensen moedwillig bedreigen. ‘Ze kunnen het niet.’ Wel, ik stel voor dat die manifestanten eens proberen hun zo vanzelfsprekende harmonievoorstellen voor te leggen op de onderhandelingstafel. Ik vrees dat ze hun naïeve hoop op een snelle wedergeboorte van het Nieuwe België snel zullen verliezen.

vercompromissing

“De consensusdemocratie is bijna een morele imperatief geworden: je moet overeenkomen. Op een zeldzame uitzondering na werkt politiek zo niet. Politiek is meningsverschil, compromissen zijn een dekmantel voor een machtsstrijd die hoe dan ook in de een of andere richting is gekanteld. Helemaal te gek voor woorden vind ik dat het uitgerekend Amadezen zoals Dirk Tuypens zijn die nu vanaf het podium van de KVS tot harmonie oproepen. Niks tegen Amadezen - ze runnen hier de beste boekhandel van de stad - maar inzake harmonieus samenleven zijn zij nu eenmaal niet de meest geloofwaardige woordvoerders. En al die belgicistische liberalen lopen daar blind achteraan. Denken die nog voor zichzelf, vraag je je af. Dan krijg je Mathias De Clercq of Dirk Verhofstadt met een discours dat zogezegd antinationalistisch is, maar feitelijk het PVDA-standpunt vertolkt.

“Politiek gaat om strijd, niet om consensus. Persoonlijk wil ik liefst met iedereen overeenkomen. Ik heb niet graag vijanden. Ik ken trouwens niet veel mensen die daar wel goed tegen kunnen. Ik voel ontzettend veel voor marxisme en kan me vinden in bepaalde stellingen van het ethische liberalisme of de ecologische gedachte. Maar je moet ook niet simpel zijn in deze kwesties.

“Luc Huyse stelt terecht dat drie breuklijnen door de samenleving lopen - vrijzinnigen versus katholieken, links-rechts, Vlaams-Franstalig. Veel politiek gebeurt op die kruispunten, maar ik laat mij niet wijsmaken dat politiek het streven is naar alleen harmonie. Uiteindelijk gaat het er toch om dat je de ander overtuigt van jouw gelijk. En dus zit er niets anders op dan altijd maar weer argumenten aandragen, met mensen praten, iets laten horen. Dat is geen revolutionaire gedachte, dat is burgerschap.

“Er bestaat een heel mooi boekje van een Joodse filosoof, Avishai Margalit, Compromissen en rotte compromissen. Rotte compromissen kun je niet sluiten. Waar ik me tegen verzet, zijn compromissen die zich al bij voorbaat in het hoofd van de Vlamingen afspelen. Zo gaat het bij communautaire onderhandelingen telkens weer: de Vlamingen slikken al op voorhand de helft van hun verlangens in, waarop de tegenpartij toch nog zegt dat alles inbuvable is. Zo krijg je een vercompromissing van het compromis.

“Bart De Wever is in zijn hoofd klaar om een compromis te sluiten. Zijn verduidelijkingsnota was daar toch een mooi bewijs van. Dat was niet het N-VA-programma dat hij daar oplijstte. Maar als je dan door de tegenpartij ronduit gekleineerd wordt, begrijp ik dat je even aan de kant gaat staan. Dat is het gevolg van de eigenaardige dwangsituatie van een schijndemocratie. Alle Vlaamse partijen hebben de Vlaamse resoluties getekend, en bevestigd in de Octopusnota, waar iedereen het min of meer eens over is. Je krijgt dat maar niet verkocht aan de andere kant. Ze hoeven zich daar ook niks van aan te trekken omdat de democratie hier is uitgeschakeld.

“Zullen we een federale kieskring instellen om het democratisch deficit weg te werken? Subiet, wat mij betreft! Maar dan wel een échte en geen getrukeerde, waar de zetels al op voorhand verdeeld zijn. Dan zouden wij kunnen zeggen: we kennen geen Vlamingen, Walen en Brusselaars meer, we kennen alleen Belgen. Goed plan, maar dan moet de grendelgrondwet wegvallen. Dan zijn we altijd en overal Belgen, die bij meerderheid beslissen. Bestaat de meerderheid uit Vlamingen? Jammer dan. Dat is de kwestie natuurlijk: die grendels en alarmbellen zijn niet uitgevonden uit vrees voor een Franstalige secessie, maar uit vrees voor de demografie en voor de democratie die voortvloeit uit de demografie.

“De principes die een federale staat gezond zouden kunnen maken, als er maar aan gehoorzaamd werd, uit rechtvaardigheid, kun je aan de Franstaligen niet verkopen. Voor mij gaat het om wederzijdsheid, transparantie en loyauteit. Wederzijdsheid betekent dat je niet aan een ander vraagt wat je zelf niet wilt toegeven. Willen de Franstaligen faciliteiten voor de Vlamingen die in Waals-Brabant wonen? Ik dacht het niet. Als je zoiets nog maar zegt, ben je al een separatist.

“Loyauteit wil bijvoorbeeld zeggen dat je niet, zoals Elio Di Rupo heeft gedaan, achter onze rug naar de Nederlanders gaat en zegt: die IJzeren Rijn is slecht voor de werkgelegenheid in het station Luik-Guillemins.

“Ik ben geen romantische flamingant. Er is geen paulusmoment geweest, waarop ik van mijn paard gedonderd ben en plots voor de Vlaamse zaak ben beginnen te strijden. Voor mij is dat een geval van voortschrijdend inzicht. Door die reciprociteit, loyauteit en transparantie die er niet zijn. Dat zijn zaken die ontbreken in België. Er schort iets aan onze parlementaire democratie. Wat dat betreft ben ik veel radicaler dan De Wever.

“Overal in Europa hebben parlementaire democratieën het moeilijk, omdat ze geprangd zitten tussen enerzijds de voorafgaande regeringsonderhandelingen, waar parlementen eigenlijk buiten worden gehouden - ze hebben gewoon een aantal stemmen - en anderzijds buitenparlementaire instituties. Maar bij ons is het driedubbel zo erg. Bij ons heb je geen enkel onderwerp waar de parlementaire meerderheid nog speelt. Behalve tijdens paars, toen men voor de ethische kwesties tot een consensus is gekomen. Maar wat B-H-V betreft is Verhofstadt ook mislukt. Een heleboel zaken zijn afgegrendeld in een grendelgrondwet, en die dingen, zoals een simpel kiesdistrict, die niet afgegrendeld zijn, zijn evenmin mogelijk. In de commissie is nu een nieuwe regeling voor naturalisatie goedgekeurd, meerderheid tegen minderheid, zoals het hoort. Hier is dat op zich al nieuws, en ik wil nog zien wat er gebeurt bij de stemming in de plenaire Kamer. Een N-VA-voorstel inzake asielhervorming wordt zelfs niet in overweging genomen in de Kamer, niet zomaar gewoon omdat het van de N-VA komt, maar omdat dit dreigt uit te draaien op een stemming van taalgroepen tegen elkaar. Dan nog liever niets. Dan ben je toch ziek, als democratie?

een land, geen staat

“Separatisme is niet het antwoord op mijn verlangen naar een ideaal België. Ik ben een democraat, ik wens gewoon dat de evenwichten gerespecteerd worden. Dreigen met separatisme is een zwaktebod. Omdat je dan met een negativum werkt, dat ons trouwens wordt opgedrongen. Dan ben je iemand die iets níét wil, die anti is, die wil scheiden. Ik zoek naar autonomisme, soevereinisme. Québec is een land, un pays, maar geen afgescheiden staat. Dat moet hier toch ook kunnen? Het hoeft heus niet naar separatisme te leiden, maar je wilt toch af van die houdgreep op de parlementaire democratie.

“Mijn overtuigingen zijn een reflectie op mei ’68. Ik ben nu eenmaal een soixante-huitard. Mijn politieke geschiedenis begint in 1969, toen Ludo Martens en Paul Goossens naar Gent kwamen. De bezetting van de Blandijnberg was mijn coming of age. Nieuwe linkse stromingen staken overal de kop op. Wij jonge Vlamingen vergaapten ons daar aan. Ik woonde in een kiesdistrict waar Maurits Coppieters zich verkiesbaar stelde. Hij kwam naar Gent en ging er lesgeven in een van de moeilijkste scholen. Gent is van zichzelf al bonkig en hard, en Coppieters ging dan de kinderen van de arbeidersklasse geschiedenis onderwijzen. Dat was links zoals ik ook links wou zijn. Dat spoor loopt door tot vandaag. Zo was ik vierkant tegen de Lange Wapper in Antwerpen en ik heb het laten horen. Eindelijk was er een burgerinitiatief waar we zo lang op hebben moeten wachten. Wim Van Hees en Manu Claeys heb ik voluit, en schaamteloos gesteund.

Godgeklaagd

“De laatste jaren heb ik ervoor gekozen om een staatshervorming in Vlaamse zin ter sprake te brengen. Je kunt toch geen burger zijn van dit land, in de media werken en zoiets belangrijks als de omvorming van een land doodzwijgen? Het was toch wel godgeklaagd dat ik de eerste was om Bart Maddens, Theo Peeters en - horresco referens - Matthias Storme te interviewen op de radio. Anders was dat niet gebeurd. Ik heb op mijn eentje het evenwicht op de hele VRT willen herstellen. C’est tout.

“Toch hebben sommigen niet nagelaten mijn carrière in het licht van mijn zogenaamde flamingantisme te zien. Alsof ik nooit iets anders heb gedaan. Ik heb het even opgezocht: de voorbije maanden stonden Tony Judt, Amin Malouf, Mario Vargas Llosa, Jonathan Israel, Marc De Kesel en Douwe Draaisma geprogrammeerd. En de pilaarheiligen, heb je die uitzending gehoord? Het idee was eens een zo irrelevant mogelijke uitzending te maken, over vroegchristelijke asceten die, om dichter bij God te komen, jarenlang op metershoge zuilen stonden. Honderden reacties gehad! Maar goed, kennelijk werkt het geheugen selectief. Men schijnt moeilijk te kunnen begrijpen dat de radiomaker die in talloze uitzendingen het christendom tegen het licht heeft gehouden - steeds kritisch, soms spottend - en die het marxisme heeft gepropageerd, de laatste jaren is gaan pleiten voor een rechtvaardiger, reciproquer, transparanter en loyaler België, waarin subsidiariteit en volwaardige democratie heersen. Ik zie de tegenstelling niet. Ik denk alleen dat de gangbare politieke tegenstellingen in een autonoom Vlaanderen veel zuiverder kunnen spelen dat nu het geval is.

“Zingeving is de uiteindelijke noemer van al wat ik in mijn baan heb mogen doen. Noem het een bezig zijn met mozaïekjes en bouwstenen van zingeving. Religie is zo basaal in de mens dat het onnozel is te denken dat je die eventjes kunt wegstrepen. Waarschijnlijk ben ik een cultuurchristen. Katholiek noch kerkelijk, maar die erfenis is me dierbaar. Het christendom maakt deel uit van onze geschiedenis. De Kriminalgeschichte des Christentums is allerwegen bekend en ook door mij bestudeerd, maar positief is het christelijke denken van doorslaggevend belang geweest voor de organisatie van de compassie, de gelijkheid, de vrijheid en de emancipatie van de vrouw.

“De kerk is door crisissen en schisma’s gegaan. Maar nu is het héél erg. De kerk is haar laatste krediet aan het verspelen. Kleed Léonard en zijn nest, zoals in de middeleeuwen, in haren pijen en laat ze tien keer blootsvoets rond de muren van Rome lopen. Breng ze terug tot de lekenstaat en stuur ze naar asielcentra om daar de stront van asielzoekers op te kuisen. Iedereen moet schuld bekennen en ophouden de hypocriet uit te hangen. Ik neem hen deze crisis verschrikkelijk kwalijk, precies omdat maatschappijen behoefte hebben aan collectieve zingeving. Als zo’n grote zingevingsprovider zich zo laat kennen, moet je die - in het volle besef dat er een instituut moet zijn om de christelijke erfenis over te dragen - gewoon bestrijden. Je moet antiklerikaal zijn. Je kunt niet anders.

“Dertig jaar radio liggen achter de rug. Met microfoon en montagetafel heb ik wereldbeelden een stem willen geven. De reacties van de luisteraars waren het leukst. Soms komen mensen naar mij toe. Vrouwen, hé. Zeggen ze: ‘Zie jij er zo uit? Dat had ik niet gepeinsd.’ Altijd geestig.”