Direct naar artikelinhoud

‘Het liefst van al ga ik op in het decor’

e hebben Annie Lennox al eens eerder gesproken. Zeven jaar geleden zag ze er niet gelukkig uit. Ze had zich net van haar meest kwetsbare kant laten zien op Bare, de donkerste en meest persoonlijke plaat uit haar hele carrière. Ze leek ontgoocheld in het leven en in de liefde. Maar de vrouw die we vandaag de hand schudden - in een privéclub in het hartje van de Londense wijk Portobello - staat haaks op wie ze toen was. Annie Lennox zit goed in haar vel en toont zich een hartverwarmende gastvrouw. Mocht je haar niet kennen, dan zou je nooit vermoeden dat dit een van de meest gezichtsbepalende popsterren is die de jaren tachtig hebben voortgebracht. Ze heeft meer BRIT-awards gewonnen dan eender welke andere artiest en met 80 miljoen verkochte cd’s behoort ze nog altijd tot de meest succesvolle zangeressen aller tijden.

En nu heeft ze dus een kerstplaat gemaakt. “Ik weet hoe dat overkomt. Zelf vind ik ook dat al die kerstliedjes op den duur als liftmuziek beginnen te klinken. Maar ik heb me bewust ver weggehouden van ‘Jingle Bells’, ‘Winter Wonderland’ en ‘Rudolph the Red-Nosed Reindeer’. Niet dat ik daar op neerkijk, want ook dat zijn stuk voor stuk plezierige liedjes. Maar ik heb voor de carols gekozen die ik al een leven lang met me meedraag. De nummers op de nieuwe plaat maken deel uit van mijn landschap. Als je in de westerse wereld bent opgegroeid, heb je automatisch een emotionele band met die songs. De meeste van die liedjes zing ik intussen al vijftig jaar. Het leek me een mooi moment om de cirkel rond te maken. Ik kijk nu ook met heel andere ogen naar de liedjes die ik als kind zong. Ik ben inmiddels een vrouw, een moeder ook. Ik sta vandaag eerder stil bij de rol die Maria in al die verhalen speelt dan bij de betekenis van Jezus Christus.”

Vormen die nummers een uitdaging voor jou als zangeres?

Lennox: “Meer dan ik in eerste instantie besefte, want blijkbaar zijn kerstplaten de laatste jaren een heus fenomeen geworden. Iedereen maakt er tegenwoordig een, maar daar ben ik pas onlangs achter gekomen. Eigenlijk is het eenvoudig: ik ben een zangeres en ik hou van zingen. Geef me een mooie melodie en een tekst waar ik iets mee kan aanvangen, en ik ben gelukkig. Dit is een plaat waarvan ik altijd geweten heb dat ik ze zou maken. Een beetje zoals het voornemen om ooit nog eens naar Egypte te gaan. Kerst is in het Westen uiteraard vooral een excuus om de economie te doen draaien, om cadeautjes te kopen. Terwijl het in oorsprong een feest is dat de geboorte van een kind viert. Maar een kind dat in Groot-Brittannië of België geboren wordt, heeft heel andere kansen dan een kind dat in een derdewereldland opgroeit. Daar kan het ieder moment zijn moeder verliezen aan aids, of aan een andere ziekte waar nochtans makkelijk iets tegen te doen is.”

Ben je katholiek opgevoed?

“Nee. Ik zat wel in het kerkkoor, maar toen was ik nog veel te jong om te begrijpen wat er in die liedjes verteld werd. Ik geloof in medeleven, liefde, respect en tolerantie. Alleen: dat zie ik niet zo vaak in religie. Want veel van de conflicten in de wereld worden net aangewakkerd door de verschillende gezindten. Allemaal beweren ze de waarheid in pacht te hebben, maken ze zich sterk dat ze het Woord verkondigen. Om die overtuiging te verdedigen worden mensen gedood. Ik heb de dalai lama een paar keer ontmoet, en die probeerde me niet tot het boeddhisme te bekeren. Hij zei gewoon: ‘Ik ben boeddhist omdat dat werkt voor mij. Maar dat wil niet zeggen dat jij er ook een moet worden.’ Als je een andere overtuiging hebt waar je je goed bij voelt, zou je wel gek zijn om die op te geven. Tenminste, zolang medeleven, vriendelijkheid en liefde daar de hoekstenen van vormen. Dat is de essentie. Maar het enige wat ik in georganiseerde godsdienst zie, is misbruik, corruptie en gebrek aan tolerantie.”

We hebben in België sinds enige tijd een nieuwe aartsbisschop die vindt dat homo’s het verdienen om te sterven aan aids, omdat ze dat door hun losbandige levensstijl zelf gezocht hebben.

“Naarmate het Westen toleranter en liberaler wordt, en we beseffen dat diversiteit op religieus, politiek en seksueel vlak eerder een pluspunt dan een nadeel is, komt er ook een beweging op gang die de klok vijftig jaar wil terugdraaien. Het ene komt nooit zonder het andere. In zekere zin vind ik het bijna positief dat zo iemand dergelijke onzin uitkraamt, omdat op die manier het gif uit de wonde spat. Want die man vertelt precies wat de kerk over homoseksualiteit zegt. Hij is dus niet eens conservatiever dan zijn geloof voorschrijft. Laat het debat dus maar beginnen. Anders blijven zulke opvattingen onder de oppervlakte sluimeren. Want wat zegt die Léonard eigenlijk? Dat hij beledigd is omdat er mensen bestaan die anders zijn dan hij? Dat hij niet op kan tegen zoveel diversiteit? Ik ben zelf hetero, maar ik heb altijd veel homoseksuele vrienden gehad. De meesten van hen bleken altijd al geweten te hebben dat ze op mannen vielen. Hun geaardheid is dus door de natuur bepaald. Wat verlangt de kerk dan van hen? Dat ze ontkennen wie ze zijn en de rest van hun leven onder een rots slijten? Komaan, zeg.”

Je hebt je ook al een paar keer expliciet tegen de paus uitgesproken omdat hij het gebruik van condooms veroordeelt in een continent waar aids een van de belangrijkste doodsoorzaken is.

“Die man heeft zo’n enorme invloed in de wereld. Zoveel macht ook. Miljoenen mensen hangen aan zijn lippen en alles wat hij zegt, wordt geloofd alsof het in steen gekerfd staat. Als hij zo’n boodschap verkondigt in landen die minder ontwikkeld en geschoold zijn maakt dat van hem een moordenaar. In Afrika zijn er zoveel moeders die eigenlijk zelf nog kinderen zijn en voortdurend misbruikt worden door mannen. En dan komt mijnheer daar doodleuk vertellen dat het hiv-virus net door condoomgebruik wordt overgedragen. Ik verzin dit niet, hé. Ik heb hem dat echt horen zeggen. Dat druist in tegen elke vorm van rationeel denken.”

Ben je zelf antikatholiek?

“Nee, helemaal niet. Ik ben anti-niets. Maar mocht een ander zulke stompzinnige statements afleggen, hij zou meteen gek verklaard worden en in de psychiatrie belanden.”

In de jaren tachtig had je een hele rist supersterren die hun populariteit gebruikten om de wereld een geweten te schoppen. Eurythmics, uiteraard, maar ook Simple Minds, U2, Bruce Spingsteen, Sting en Peter Gabriel leenden hun naam aan goede doelen en vestigden de aandacht op wat er misliep in de maatschappij. De huidige generatie lijkt veel minder geneigd om zo’n engagement te tonen. Hoe komt dat?

“Ik ben geen antropoloog, ik kan mijn antwoord niet wetenschappelijk onderbouwen. Maar ik heb inderdaad ook de indruk dat er toen meer solidariteit bestond. Je had Rock Against Racism, Artists United Against Apartheid, Amnesty International, Band Aid, Live Aid - de lijst is quasi eindeloos. Ik merk bij de generatie van mijn dochters, die bijna achttien en twintig zijn, dat ze in een heel andere tijd zijn opgegroeid. Het zijn exponenten van de consumptiemaatschappij, die inmiddels op haar hoogtepunt staat. We hebben een Starbucks op elke straathoek en er gaat geen week voorbij zonder dat er weer een nieuw gadget wordt gelanceerd. Videospelletjes, een PlayStation, een iPod, een digitale camera, nu de nieuwe iPad. En bijna alle kinderen hebben dat, behalve degenen met ouders die er de financiële slagkracht niet voor hebben. Maar dat zijn er veel minder dan je zou denken. Of liever: ze zouden nog eerder zelf het eten uit hun mond sparen dan hun kinderen iets te ontzeggen. Vandaag heeft zowat iedereen een computer en dvd-speler. Inmiddels is er ook een generatie - toevallig ook degene waar mijn eigen kinderen toe behoren - die nooit iets anders heeft gekend en al die luxe dus vanzelfsprekend vindt. Ze leven, net als wij allemaal, in de luchtbel van de consumptie. Het is pas als je aan de andere kant van de wereld in een situatie terechtkomt waar die welstand er niet is en waar je merkt dat er op een heel ander niveau geleefd wordt, dat je oogkleppen afvallen.”

Je hoeft toch niet naar de derde wereld te gaan om tot dat besef te komen? Lees elke dag de krant, kijk naar het tv-journaal en je komt tot dezelfde conclusie.

“Ja, je kunt naar foto’s kijken, of naar documentaires en films waarin armoede wordt aangekaart. Maar het blijft abstract. Pas als je iemand recht in de ogen hebt gekeken die geen dak boven zijn hoofd heeft en geen geld om zijn kinderen te voeden, besef je hoe extreem en genadeloos echte armoede is. Die eerste keer in Afrika voelde ik de grond onder mijn voeten wegzakken. Zo gechoqueerd was ik.”

Dat was toen je zes jaar geleden in Zuid-Afrika was voor 46664, een benefietconcert waarvan de opbrengst naar aidspreventie ging. Je hebt die reis ooit omschreven als een van de belangrijkste momenten in je leven.

“Ja, dat is zo. Ik was op Robbeneiland toen Nelson Mandela, die daar voordien nog gevangen had gezeten, een speech gaf over aids, en de ziekte als een genocide omschreef. Het voelde aan alsof hij met een hamer op mijn hoofd sloeg. Een wake-upcall. Voordien had ik nooit naar Zuid-Afrika willen gaan. In de jaren zeventig en tachtig was ik, net als iedereen, verontwaardigd dat er zoiets kon bestaan als apartheid. Ik werd er letterlijk ziek van. Ironisch eigenlijk, dat de eerste keer dat ik er voet aan de grond zette meteen ter ere van Mandela was. Het was trouwens Dave Stewart die dat concert mee georganiseerd had. Ik krijg kippenvel als ik eraan terugdenk. (ze toont haar armen, en inderdaad) Omdat het zo’n lange weg was. De eerste keer dat we een benefietconcert voor Mandela op poten zetten, in het Wembley Stadium, zat hij nog achter de tralies. Alle artiesten die erbij waren in Zuid-Afrika kregen een krop in de keel toen Mandela sprak. Alleen al dat ik daar samen met de wereldpers bij mocht zijn, was hallucinant. Maar toen hij begon over aids als een vorm van volkerenmoord hield ik het niet meer droog. Ik had er nooit iets over gelezen. In mijn ogen ging het net goed in Zuid-Afrika. Apartheid bestond niet meer. Blank en zwart hadden zich verzoend. Het was de rainbow nation geworden, toch? Dus waarom las je in de pers nooit iets over de omvang van die aidsepidemie? Behalve misschien een weggemoffeld berichtje onderaan op pagina achttien. Terwijl de ziekte bestreden kan worden. Er bestaan medicijnen voor.”

Sindsdien ben je een van de gezichten van Sing geworden, een organisatie die zich inzet voor aidspreventie in Zuid-Afrika. Helpt het?

“Kijk, twee weken geleden ben ik toevallig in het Holocaust Museum in Berlijn beland. Je wordt er opnieuw met alle beelden geconfronteerd die je al zo vaak hebt gezien: de naakte, uitgemergelde lijken, de massagraven, de bomvolle treinen die aankomen in Birkenau en Auschwitz, beelden van de Gestapo die joden neerschoot zonder een kick te geven. Het moedwillig uitroeien van een volk door het uit zijn huizen te schoppen en te vernietigen is verschrikkelijk, maar genocide door verwaarlozing is even erg. Als we moedwillig de andere kant opkijken terwijl een heel continent crepeert, dan zijn we evengoed schuldig.

“Helpt het werk dat ik voor Sing doe? Ja, natuurlijk helpt het. Ik vond het gewoon wraakroepend dat iemand als Mbeki, die op dat moment president was van Zuid-Afrika, geen enkele moeite deed om zijn eigen volk te helpen. Precies doordat ik aan 46664 had deelgenomen, kreeg ik het privilege om de townships te bezoeken, om naar weeshuizen te trekken en met eigen ogen vast te stellen hoe slecht de meeste ziekenhuizen er uitgerust zijn. Het houdt me nog altijd bezig. Terwijl het in theorie mogelijk is om ervoor te zorgen dat er over vijf jaar geen kinderen meer geboren worden die besmet zijn met het hiv-virus.”

Goed, iets anders...

“... Ja, sorry, ik draaf nogal door als het over Afrika gaat.”

Je vorige cd was een overzicht van je solocarrière. Hoe was het om terug te blikken op dat deel van je leven? Voelde je trots of stelde je de waarde van wat je had gedaan eerder in vraag?

“Dat is een moeilijke vraag. Als artiest ben je eigenlijk uitsluitend bezig met nieuw werk. Als er dan iets af geraakt, zoals mijn nieuwe plaat nu, voelt dat als een enorme opluchting. Alsof je de hele tijd een bestemming voor ogen houdt en na veel omzwervingen eindelijk het laatste station binnenrijdt. Ik kijk zeer zelden terug, ik ben in de eerste plaats geobsedeerd door het hier en nu. Maar als me gevraagd wordt om de weg die ik heb afgelegd in kaart te brengen, kan ik uiteraard niet anders. Ik stond vooral versteld van de enorme hoeveelheid werk die ik al verzet heb. En natuurlijk hoop ik dat wat ik via mijn liedjes wilde communiceren een beetje overgekomen is. Maar daar heb je zelf weinig vat op. Een deel van het publiek houdt van me, een ander deel kan mijn gezicht niet zien, en nog anderen blijven onverschillig bij wat ik doe. Het enige wat ik kan doen is op een zo authentiek mogelijke manier aan zelfexpressie doen. Ik kijk terug op mijn carrière alsof het een hallucinante reis was. Tussendoor heb ik ook nog eens twee kinderen op de wereld gezet, opgevoed en elke dag naar school gebracht. Het was een gevuld leven.”

Je zoekt in je songs vaak de uitersten van het emotionele spectrum op. Ofwel klinkt je muziek opgewekt, ofwel neerslachtig. Schetsen die extremen een goed beeld van wie je als mens bent?

“Dat lijkt me een goede observatie. Het klopt dat mijn humeur erg onderhevig is aan schommelingen, maar ik zoek die grenzen zeker niet bewust op. Geloof me: ik beleef er weinig plezier aan wanneer ik diep in de put zit. En ik ben ook niet het type dat zich languit in zelfmedelijden wentelt, zelfs niet als dat achteraf een goed nummer oplevert. Kijk, iedereen beschikt over een breed palet aan emoties, maar pas wanneer het heel licht of heel donker wordt raak je aan de essentie van wie je bent. Als ik in de grijze zone zit - en dat valt ook voor - kabbelt het leven gewoon voort. Daar valt erg weinig over te melden wat een groot publiek kan boeien.”

Je bent intussen meer dan dertig jaar muzikante. Wat beschouw je zelf als je grootste verdienste?

“Eerlijk? Dat ik er al die tijd in geslaagd ben om artiest te blijven. Dat klinkt wellicht als een cliché, maar geloof me: het is minder vanzelfsprekend dan je zou denken. Er zijn zoveel popsterren die heel even schitteren, maar na een paar hitjes alweer uitdoven. Het gaat me niet eens over het geld dat ik verdiend heb of de hoeveelheid platen die inmiddels verkocht is. Ik wil gewoon de vrijheid hebben om de statements te maken waarvan ik vind dat ik ze moet maken, en kunnen zwijgen als dat me verstandiger lijkt. Want het gevaar bestaat altijd dat je zo hard met je staart kwispelt dat je zelf uit evenwicht raakt. Ik heb al zoveel mensen gezien die danig worden opgeslorpt door het succes, of door het streven ernaar. Voor mij draait het daar niet om. Het komt er gewoon op aan om verder te doen, ongeacht hoe groot het applaus is dat je daar achteraf voor in ontvangst mag nemen. Dat mag nooit de maatstaf zijn.”

Je bent altijd erg met je imago bezig geweest en je behoorde - als die vrouw met dat heloranje haar - tot de meest herkenbare popiconen uit de jaren tachtig. Nadien zag je er haast in elke video anders uit. Hadden al die vermommingen een doel? Waren

het alter ego’s of gaven die vrouwen die je uitbeeldde vooral aan wie je had willen zijn?

“Ja en ja. (lacht) Ik heb altijd geprobeerd om alle aspecten van mijn vrouwelijke persoonlijkheid tot uiting te brengen. Spelen met pruiken en make-up leek me de beste manier om dat te doen. Zelf ben ik niet iemand die veel aandacht nodig heeft. Ik geef weinig interviews, vertrek niet elk jaar op tournee. Het liefst van al ga ik op in het decor. Al geef ik toe dat er, door me te vermommen, vaak facetten van mezelf naar boven zijn gekomen die ik anders nooit had ontdekt. In die zin was het heel verhelderend toen we voor de video van ‘Little Bird’ met lookalikes werkten die alle verschillende persoonlijkheden die ik in de loop der jaren had aangenomen zouden uitbeelden. Het was heel bizar om te zien hoe al die meisjes hun versie neerzetten van wie zij als Annie Lennox zagen.”

Kon je er toch een beetje om lachen?

“Natuurlijk, het was hilarisch! Ik ben me ervan bewust dat ik een zeer ernstig imago heb, maar veel van wat ik doe draait om humor. Alleen breng ik die zo droogjes dat het nauwelijks opvalt. Ik vond het raar hoe die vrouwen naar me keken, alsof ik van Mars kwam. Nu, op dat moment was ik zeven maanden zwanger en zag ik er dus wel een beetje vreemd uit. Daardoor waren we trouwens op het idee gekomen om me in die video door anderen te laten vervangen. Dan kon ik met mijn bolle buik rustig achteroverleunen. Het was dus wel even schrikken toen ik mezelf door de ogen van anderen zag. Maar toch, het bleef minder zwaar dan rekken vullen in de supermarkt.”