Direct naar artikelinhoud

Brussel werkt aan museum fin-de-siècle

Brussel mag dan nauwelijks een rol hebben gespeeld tijdens het impressionisme, de stad was wel een belangrijk centrum in de daarop volgende jaren en kunstrichtingen. ‘Symbolisme, wagnerisme en art nouveau’ hebben de stad een identiteit verschaft, vindt KMSKB-directeur Michel Draguet.

De art nouveau uitte zich niet alleen in de architectuur, volgens Michel Draguet, maar stond voor een dynamiek die ook tot uiting kwam in literatuur, schilderkunst, opera en muziek met kunstenaars als Horta, Van de Velde, Ensor, Khnopff, Spilliaert, Maeterlinck en Verhaeren. Draguet verwijst ook graag naar het feit dat in de zalen van het museum destijds de salons van Les XX(1883-1894) en La Libre Esthétique(1894-1914) plaatsvonden, twee vernieuwingsgezinde, modernistische kunstenaarsgroeperingen, die rebelleerden tegen het academisme. In totaal werden in Brussel 31 salons georganiseerd.

Het nieuwe museum van het fin-de-siècle wil die periode zo ruim mogelijk in beeld brengen en wil daarvoor samenwerken met partners als de Koninklijke Bibliotheek en de Muntschouwburg, waardoor een multidisciplinaire aanpak mogelijk wordt. Ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verleent zijn medewerking door de inbreng van de collectie Gillion-Crowet, die in het KMSKB in depot wordt gegeven. Die verzameling werd in 2006 door de Brusselse regering aanvaard in ruil voor zo’n 25 miljoen euro erfenisrechten van het echtpaar Gillion-Crowet. Het gaat om een verzameling kunstwerken die een staalkaart van het symbolisme en de art nouveau bieden: er zijn meubelen bij van Victor Horta, schilderijen van Khnopff, een beeldhouwwerk van Alphonse Mucha, glaswerk van Emile Gallé en Antonin Daum, en juwelen van Philippe Wolfers.

Museumdirecteur Draguet wil in het nieuwe museum een parcours aanbieden langs thema’s als landschap en modernisme, Charles De Coster en het ontstaan van de nationale literatuur, Rops en Baudelaire, de herontdekking van de Vlaamse primitieven, sociale kunst, symbolisme, de eerste Latemse school, en Wagner en de Munt.

Buitenland

Keerzijde van de medaille is dat de sluiting van het Musuem voor Moderne Kunst met zich meebrengt dat de collectie 20ste en 21ste-eeuwse kunst niet meer tentoongesteld kan worden. Voorlopig wil Draguet die werken naar het buitenland laten reizen: zo zal een selectie werken te zien zijn in het Taipei Museum of Fine Arts. Maar daar schiet de Belgische bezoeker natuurlijk weinig mee op.

Draguet ijvert er dan ook voor om de moderne en hedendaagse kunst onder te brengen in de voormalige magazijnen Vanderborght, het huidige (leegstaande) Dexia Art Center in de Schildknaapstraat in het oude hart van de stad. Dat gebouw ligt om de hoek van de Munt. De inplanting van een museum zou de wijk tussen de Grote Markt en het Muntplein kunnen dynamiseren.

Tegelijk droomt Draguet van een gloednieuw museum voor moderne kunst: een ambitieus cultureel project dat een architecturaal landmark zou opleveren voor Brussel. Draguet beseft dat zo’n duur project niet alleen door de musea gedragen kan worden, maar dat daarvoor ook de politieke wil aanwezig moet zijn.