Direct naar artikelinhoud

Buffalo

Bekervoetbal heeft een eigen ambiance. Vriendelijker, feestelijker dan de reguliere competitie. De finalisten ontstijgen de guerrilla van dorpelingen, ze hebben de sympathie van het volk. Je zou kunnen zeggen dat in een Belgische bekerfinale iedereen weer even van iedereen is.

Iemand als de Spaanse koning Juan Carlos is een geoefend recuperatiestrateeg van bekervoetbal. Hij waagt zich niet in Bernabéu of Camp Nou voor een competitieduel, maar op de bekerfinale is hij prominent present. Jaar na jaar.

Bekervoetbal is erfgoed.

De finale tussen AA Gent en Cercle Brugge had iets van Plopsaland. Blije gezichten, broederlijkheid alom, carnaval. Nergens een doodseskader te bekennen. Zelfs de duels op het veld waren niet echt grimmig. Herenvoetbal bijna, in minnelijke schikking. En: sportief tot in het verlies. Glen De Boeck, die doorgaans na een verloren wedstrijd uitgroeit tot doctorandus foeteren, had deze keer geen klachten.

“Gent was beter.”

De Buffalo’s zijn een provincieclub en het volksfeest was navenant. Zo was het ook een paar weken geleden toen FC Twente kampioen in Nederland werd. Zelfs de diehards van Ajax en Feyenoord konden blijken van sympathie niet onderdrukken. Vorig jaar maakte het verrassende Hoffenheim heel Duitsland gek. Nog idioter: Palermo speelt straks Europees voetbal. Of neem Lierse en STVV: tot in de vier windstreken gekoesterd.

Nu is AA Gent natuurlijk rijker aan traditie dan die provinciale tochtgaten. Hugo Claus, die weinig met voetbal had, kon je op een regenachtige namiddag wel eens in het Ottenstadion tegenkomen. De dag dat ik op televisie de eerste beelden zag van Mance Seghers was ik op slag Buffalo. Die donkere schim met pet tussen de palen: kunstwerk dat je zelf wou zijn. Lange tijd leek het of AA Gent met Antwerp FC in concurrentie was als een Club Med. Het vreemdelingenlegioen bracht meer overspel dan succes. De Far West.

De laatste jaren is Gent geprofessionaliseerd. In stilte, stiekem bijna. En ja, met dank aan voorzitter Ivan De Witte. Hij mag zich dan soms vergalopperen in gouverneurachtige tics, hij heeft wel het voyante amateurisme uit de club gehaald. Niet in het minst door de macht te delen met professionals.

Voorop manager Michel Louwagie. Meer nog dan de preses is hij de onzichtbare hand van AA Gent. Je hoort en ziet hem zelden, maar in slimmigheidjes overtreft hij oermanager Michel Verschueren. Het lijkt wel of Louwagie zijn ego heeft geschrapt in de hitsige en opportunistische voetbalwereld. Dat is schijn: Jorge Valdano zou in de leer van Louwagie een stuk goedkoper uitkomen met zijn Real Madrid. Michel is zo’n type waar ze bij Club Brugge al eeuwen naar op zoek zijn.

De ultieme prof is natuurlijk Michel Preud’homme. In zijn zigeunerachtige arabesken vaak niet om aan te zien, ook nog jeremiërend als een narrige man, maar als coach onmiskenbaar van Europees niveau. Ik kan niet geloven dat hij het nog een jaar langer uitzingt bij AA Gent. De voetbalburgerij heeft het altijd over het ongeleid projectiel José Mourinho als baarlijke duivel van ernst en fatsoen, maar uit elke tekstanalyse zou blijken dat Preud’homme voor deze hork niet moet onderdoen in schunnige provocatie. Het mooie aan Michel is dat hij dat zelf weet. Hij zal zich niet gauw laten kennen als een Adrie Kostertje. Aan hem niet eens de rafels van een bidprentje.

Natuurlijk is Preud’homme Coach van het Jaar. Met meer schraapsel dan talent de beker gewonnen en ook nog het voorgeborchte van de Champions League gehaald.

Alleen: als je hem ziet, geloof je het wonder niet. Niet met dat heksenkapsel.