Direct naar artikelinhoud

De God van Congo leeft in Antwerpen

Caroline Lembe is een meisje van 20 dat elke zondag voor haar plezier van twaalf tot vijf in de mis gaat zitten. Zij is kimbanguïste, de Congolese kerk is voor haar veel meer dan een geloof. 'In de kerk heb ik vrede met mijzelf en mijn roots gevonden.'

Wie op zondag de tram neemt richting het noorden van Antwerpen, ziet piekfijn uitgedoste Afrikanen op- en afstappen. In glimmende pakken, op hoge hakken, zo zijn ze onderweg naar de mis. Ze verdwijnen achter anonieme garagepoorten en voordeuren die mysterieuze kerken herbergen, met lange namen en bevrijdende boodschappen. "Zaterdag Noxx, zondag kerk. Zo doen we dat." Caroline Lembe maakt een grapje. Ze gaat zelden naar de disco. Ze rookt niet, ze drinkt niet, ze gaat amper uit. "Ik hou niet van de smaak van alcohol en ik heb niks met mensen die dronken zijn. Ik hoorde onlangs dat er jongeren gestorven zijn omdat ze op vakantie zat van balkon naar balkon sprongen. Als je jezelf niet meer onder controle heb, kan je slechte dingen doen. En door drank verlies je controle." Ik voel me beter als ik de richtlijnen van de kerk volg, zegt ze. "Het is de houvast in mijn leven."

Die kerk is kimbanguïstische kerk, de richtlijnen zijn christelijk geïnspireerd en zeer praktisch: niet roken, niet drinken, soms vasten, veel bidden, als maagd het huwelijk in en op zondag naar de mis.

De kimbanguïsten hebben wel een echte kerk, die van het Heilig Sacrament in Merksem. Daar worden elke zondag twee missen georganiseerd: een katholieke om tien uur voor de plaatselijke bejaarden, en een kimbanguïstische om twaalf voor een veel jonger, groter en kleurrijker gezelschap. Gepakt en gezakt komen ze de kerk binnen, met aan de ene arm een peuter en aan de andere een grote tas met koekjes, drankjes, flessen en spenen om de lange viering door te komen. De schoenen moeten uit en de hoofden van de vrouwen zijn bedekt met kleurrijke stoffen. Ze dragen lange rokken in glanzende stoffen en met uitbundige prints, sierlijke tulbanden en grote gouden oorringen. De mannen zijn in het wit, of in jeans met veel logo's.

Padvinders

Caroline knielt op de voorlaatste rij in een houten bank neer voor een gebedje. Ze heeft haar strakke jeans en Conversen geruild voor een lange zwarte rok en een bruin scoutshemd. Haar bos springerige krullen zit verstopt onder een zwarte baret.

De kimbanguïstische kerk draait op uniformen, functies en ceremonies. Caroline draagt het uniform van les scouts kimbanguïste, een jeugdbeweging die geïnspireerd is op de padvinders van Baden Powell maar die verbonden is aan de Congolese kerk. Aan de inkom van de sobere gebedsruimte in gegoten beton worden we verwelkomd door le protocol, een strenge mevrouw die de namen van alle aanwezigen noteert. In elk hoekje staan les surveillants: mannen, vrouwen en kinderen in een militaristisch pak. Zij bewaken de orde en de rust. Vooraan zitten drie priesters, volledig in het wit, geflankeerd door drie koren, fluitisten, gitaristen en een fanfare.

Herboren

Peuters gaan van arm tot arm, kleuters dribbelen rond of doen een tukje op de bank. Binnen is het lekker koel, buiten bloedheet. Door de grote glazen ramen is te zien hoe de plaatselijke Chiro met waterballonnen speelt.

Een viering op van de kimbanguïsten verloopt ongeveer hetzelfde als een katholieke mis. Het duurt alleen veel langer. De kerkgangers zingen: krachtig, polyfoon en toonvast. Ze beginnen eraan om twaalf en het gaat door tot vijf uur. Half zes, als de predikant er zin in heeft.Na zo'n dienst voelt ze zich herboren, zegt Caroline. "Alsof er een pak van mijn hart is."

Het kimbanguïsme was de religie van haar ouders, de kerk waarmee ze groot is geworden. Op haar vijftiende maakte ze zich het geloof eigen. "Er zijn mensen die zich op die leeftijd van religie afkeren, bij mij gebeurde het tegenovergestelde." Ik zat met zoveel vragen, zegt ze. "Over mezelf, mijn roots, mijn geschiedenis en die van mijn land. In de kerk heb ik vrede gevonden." Ze voelt zich Congolees en het staat zo op haar paspoort. Ze spreekt Lingala en maakt maniok en bakbananen klaar. Maar ze is in Antwerpen geboren en in de Seefhoek opgegroeid. Haar land van oorsprong kent ze enkel van de verhalen van haar ouders, het verslag van de reis die haar zus heeft gemaakt en de beelden op tv. Die zijn niet altijd even prettig.

Ze woont vlak bij de Handelsstraat, de buurt die twee jaar geleden de journaals haalde omdat moegetergde bakkers en slagers op de vuist gingen met drugsrunners die voor hun winkels dealden. Het is er meestal gezellig druk maar af en toe ook drukkend en benauwd. Park Spoor Noord is een oase in deze dichtbevolkte wijk. "Het park is ook een brug naar de stad geworden", zegt Caroline. "Belgische vriendinnen mochten vroeger niet zomaar bij mij thuis komen spelen, de wijk was redelijk geïsoleerd. Nu kent iedereen Park Spoor Noord. Het is the place to be, zeg maar."

Met Belgische vriendinnen bedoelt ze meisjes die blank zijn, de meeste kinderen in deze buurt zijn dat niet. "Ik heb van mijn zesde tot mijn twaalfde hier op straat gespeeld. Mijn beste vriendinnen zijn Marokkaans en Rwandees, mijn broer heeft een kindje met ons Marokkaanse buurmeisje. Opgroeien in deze buurt heeft mijn horizon enorm verbreed. Ik ben naar een goede school in het centrum van de stad gegaan, dankzij mijn ouders. Ik was de enige zwarte die afstudeerde."

Als je haar vraagt of ze ooit met racisme te maken heeft gehad, moet ze lachen. "Je zou beter zeggen: wanneer niet." Vooral als kind komt dat hard aan, zegt ze. "Je begrijpt er niks van, maar je voelt haarfijn aan dat je anders bent. Pas toen ik tegen mijn ouders vertelde hoe mensen mij hadden genoemd, leerden ze mij dat zoiets niet kan." Haar moeder is in Congo opgeleid als boekhoudster, haar vader is professor. Hij werkt aan een Angolese universiteit. Hij ziet zijn gezin maar een paar weken per jaar. Haar moeder is vorig jaar, op haar vijftigste, aan een opleiding verpleegkunde begonnen. "Ik ben enorm fier op haar. We zijn study buddies. Maar het roept vragen op, ook over mijn eigen toekomst. Ik ken de discriminatiecijfers. In wat voor een maatschappij ga ik naar werk moeten zoeken, met een diploma maar met mijn achtergrond?"

'Negerinneke'

Ze is het moe om mensen iedere keer uit te leggen waarom het kwetst als ze haar negerinneke noemen. "Zelfs mijn leerkracht godsdienst zei niggers, in een les over slavernij. Ik heb hem daar op aangesproken. Het ergste was dat hij zei dat hij niet wist wat daar verkeerd aan was. Als straf moest ik er een essay over schrijven." Daarna is hij zich komen verontschuldigen. "Maar het doet iedere keer pijn."

De predikant sluit het luik dienstmededelingen af met een berisping van de parochianen. De Chiro heeft bij de gastparochie geklaagd over kindjes van kerkgangers die zomaar op het plein voor de kerk rondlopen en hun activiteiten zouden verstoren. Kinderen mogen niet meer zonder begeleiding de kerk uit, ook niet voor heel even. Er is nog een klacht: de kerkbezoekers wordt met aandrang gevraagd om binnen de gemarkeerde plaatsen te parkeren. Caroline haalt haar schouders op. "Het Bisdom van Antwerpen is redelijk streng voor ons", lacht ze.