Direct naar artikelinhoud

Natuurlijk Brussel!

Nipt greep Brussel naast de titel 'groene hoofdstad van Europa'. Maar laat dat vooral geen bezwaar zijn om, te voet of op de fiets, de Groene Wandeling te maken. Holle wegen, zwarte vijvers, geurig hout: op de zoom van het gewest ligt een verbluffend landelijk traject.

In de filosofie zijn onze eerste leermeesters onze voeten", schreef Jean-Jacques Rousseau in 1762 in L'Emile. De beste school om over het leven na te denken is de wandeling - la promenade. Niet het staptraject dat van a naar b gaat en zuiver functioneel is; evenmin de flanerie in de binnenstad, die oefening in het aanschouwen van het rariteitenkabinet dat mensheid heet. Als Rousseau aan de wandel gaat, dan doet hij dat ver van mens en maatschappij. Ver van de boeken ook, "die ons toch maar doen vergeten dat het enige boek de wereld is".

Goed, Rousseaus retour à la nature is een even belegen als verguisd cliché. Het is voer voor asocialen, voor wie de vaart van ons tijdvak niet langer in de vingers heeft of domweg beschavingsmoe geworden is. De natuur als wondermiddel voor ons existentiële onbehagen? Lach met een ander.

Desondanks: de primaire kracht van wandelen valt niet te onderschatten. Niet alleen boort de wandelaar de enige mobiliteitsbron aan die hem per direct met de eerste homo erectus verbindt, onvermijdelijk stapt hij zijn eigen, diepere verhaal weer binnen. Wandelen langs beken, beemden en moerassen, door rietvelden en bossen, door landschappen vol bloemen, kruiden, vogels, vissen en insecten: het werpt ons op onze essentie terug. Rousseau, en generaties filosofen vóór hem, hadden een punt, zeker weten.

Geen foto's

Bovenstaande gedachtestroom is niet tot stand gekomen op een voetreis langs het Meer van Genève of door de wouden van Ermenonville, twee herinneringsoorden voor Rousseaufans. De plek waar hij wel ontsproot, heet, banaal genoeg, Sint-Agatha-Berchem, de gemeente waarlangs u Brussel binnenraast/-sjokt als u van Gent of verder komt.

Het glooiende weiland met grazende koeien, rechts van de weg? Welja, dat is de plek. De Zavelenberg of, zoals een bejaard echtpaar zegt dat in een vorig leven van Namen naar de hoofdstad verkaste, "notre jardin". Elke regenloze dag maken ze hier hun wandeling. Zopas viel de regen met bakken uit de hemel, maar nu blaakt de zon, en dus zijn ze uit. Dat het hier schoon is, knikt mevrouw. Haar man beaamt, en samen slaan ze de runderen gade.

In de jaren vijftig had ook hier sociale hoogbouw moeten verrijzen. Maar de plannen gingen niet door en de boer, hij ploegde voort. Er staan bomen en bosschage. Net uit het gezicht van de snelweg, op het punt waar zangvogels het motorgeraas al overklassen, ligt een fraaie moestuin. Er is een oudere heer aan het werk. In zijn perk gedijen lavas, een zuiders kruid voor stoofsels, sla en sauzen, topinambours ook, bladpeterselie, kervel en uien. De man wil niet op de foto. "Van foto's komt narigheid", zegt hij. "Stel dat ze mijn groenten stelen." Pal in Brussel, maar ver van het gewoel. "En zo mag het blijven."

Als we op de Zavelenberg staan - de koepel van Koekelberg als verre herinnering aan de stad - hebben we er al meerdere kilometers op zitten. Onze tocht beginnen, deden we aan metrostation Stuyvenbergh, bij koningin Fabiola om de hoek. Kap over het hoofd, paraplu in de aanslag. Maar tien minuten volstonden om van weer en wereld te veranderen. We togen naar het Boudewijnpark in Jette, daarna naar het semi-aangelegde Laarbeekbos met zijn bijenkorven, kikkers, kraaien, eksters, gele lissen, treurwilgen, vlierbloesems, trekpaarden, geiten, schapen en reigers - o verbluffende schepping! - en via het populierenbos Nestor Martin, op het grondgebied van Ganshoren, kwamen we hier terecht, in Sint-Agatha.

Nagelversteviger

Retour à la nature. Met zijn Groene Wandeling (Promenade Verte) biedt het Hoofdstedelijk Gewest, meer bepaald het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM), burgers en bezoekers een fraai, bijna 70 kilometer lang wandel- en fietstraject aan. De afgebakende Wandeling maakt deel uit van het ruimere streven om alle groene en waterrijke plekken in de stad aan elkaar te haken. In juni greep Brussel dan wel naast de titel Groene Hoofdstad van Europa - de eer ging naar Bristol - het blijft een feit dat maar weinig Europese metropolen zich op zo veel en dusdanig diverse vegetatie mogen beroepen. Dat groene kapitaal beschermen en het doen koesteren, ziedaar het richtpunt.

Toegegeven, onze ogen waren groter geweest dan onze voeten. Landschap, passanten en hoveniers hadden onze verwondering gewekt, onze zinnen opgeslorpt, ons ritme vertraagd. De oorspronkelijke doelstelling - in anderhalve dag tijd de volle Promenade afstappen en Brussel in al zijn groenheid omhelzen - bleek al spoedig een brug te ver. Ach wat, kwamen we met de helft van de lus, van Laken in het noordwesten tot Oudergem in het zuidoosten, niet al een mooi eind?

We zetten de tocht voort. In de brochure met wandelkaart die het BIM heeft klaargestoomd, heet dit deel van het pad de Molenbeekvallei. Het reikt voldoende verrassingen aan om Molenbeek eens en voorgoed met buitenlucht te associëren. In het Kattebroek prijkt een zeventien meter hoge hagenbeuk, speelt de bries in de rietpluimen en groeit heermoes, ook wel kattenkruid genaamd. "Heermoes," weet fotograaf Jonas, "is een ideale nagelversteviger voor gitaristen."

Smeerwortel zien we ook, en valeriaan waar je rustig van wordt. In de bomen zitten koekoeken, zanglijsters, bonte spechten en blauwe reigers - maar ook, Brussel blijft nabij - stadsduiven en de inmiddels goed geïntegreerde parkieten. Volgens een hardnekkig verhaal zijn zij de telgen van een zwerm vogels die ooit uit het Melipark gelost werd, aan de Heizel.

In de wijk Vliergaarde, achter de Kweepereboomlaan, meandert het pad alweer door hofjes. Hier houdt iemand er een kleine wijngaard op na, daar staat een pomp die na een paar manoeuvres met de hendel water spuwt. "Mijn perceel huur ik bij de gemeente", zegt Martine, die samen met haar dochter Lena aardbeien plukt. "Zestien euro per jaar. Maar het moet biologisch, dat is de voorwaarde."

Lena komt met een handvol vruchten aandragen. We proeven - neen, we degusteren. Ze smaken verrukkelijk. In onze kinderjaren was aardbeien plukken een allertriviaalste bezigheid, vandaag vervallen we prompt in zoetsappige melancholie.

"Buurtbewoners die samen fruit en groenten telen, het bevordert ook de sociale samenhang", gaat Martine door. Lena lacht. "Als mams tuiniert, dan werkt ze een kwartier en babbelt ze de rest van haar middag weg." De jonge vrouw neemt ons mee op een zijpad en laat ons enkele bijenkorven zien. Het is heet in Vliergaarde. De beestjes zoemen niet, ze brommen.

Pajottenland

Keien, planken, klinkers of kasseien: het pad slingert door de Westrand. Af en toe duikt er alsnog een stadstentakel op, met onbeduidende trottoirs in fantasieloze straten. Het is niet anders, maar het is ook gauw voorbij. Daar staat het vertrouwde groene bordje alweer, dat ons van het ene naar het andere eind van Brussel loodst.

Van het Wilderbos hadden we nog nooit gehoord, nu dat achter ons ligt kunnen we het Scheutbos in. Links van de voetweg, achter bomen en weiden, diep in het Zennedal, ligt de stad. Aan de overkant van het ex-riviertje - vandaag is het een droevige riool - tronen, trots en solide, de bastionnen van de macht: het Justitiepaleis aan het Poelaertplein, de Financietoren aan de Kruidtuin, The Hotel aan de Naamsepoort.

Maar dit is dus Scheut. Het bos is geklasseerd, beschermd en 50 hectaren groot. Op deze heuvel vond op een zomerse dag in 1356 een veldslag plaats tussen Lodewijk Van Male, de graaf van Vlaanderen, en de Brabanders. Drie eeuwen later stonden hier de kanonnen waarmee maarschalk De Villeroy in opdracht van die andere Lodewijk, Louis XIV, een derde van Brussel, incluis de Grote Markt, aan gruzelementen schoot. Vandaag is de rust volkomen: hoop en al ligt er een kudde Galloway-koeien te herkauwen.

We zijn het Pajottenland binnengestapt, gaan onder de grote Ring door en maken kennis met Neerpede, de allerlandelijkste spetter hoofdstad. Op een bank in tuinwijk Goede Lucht doen vier oudere Spanjaarden warmte en zonlicht op. Een fijne plek om de dag zoet te brengen, vinden ze, maar een echt paradijs was België pas in de jaren zestig. "Toen we uit Asturië zijn gekomen, toen de straten er nog net bij lagen en toen... (gezucht) Als hij niet zo separatistisch was, zou ik voor Marc (sic) De Wever stemmen."

Daarom niet getreurd. De voettocht gaat door. Vooralsnog blijkt de Groene Wandeling vooral geliefd bij honden en hun bazen. Straks, in het opulente oosten van het gewest, zullen we dalmatiërs en windhonden zien. Hier, op het territorium van Anderlecht, is het Zinneke nog heer en meester. We zien een vierkantshoeve waar ze aardappelen slijten; rechts op een hobbel ligt de Luizenmolen; dan volgen de vijvers van Pede met hun joggers, lopen we in een brede bocht om het Erasmusziekenhuis heen en loodst het BIM ons door het natuurreservaat Vogelzangbeek. Die drie kilometer lange, drassige graspartij staat vol knotwilgen. In de hitte roept hun knoestigheid onwillekeurig de sculptuur van de olijfboom op. En hoezeer steenuilen ook nachtwezens zijn, we menen er eentje de vleugels te zien openklappen.

Solitaire bijen

Maar dan is het een uur lang uit met de pret. Het Kanaal, de Industrielaan, de centrale van Drogenbos en Audi Vorst zijn, het moet gezegd, een uitdaging voor iedere Groene Wandelaar. Een grauw, druk niemandsland dat het gewest als een Berlijnse muur doormidden klieft. Zwerfafval, graffiti, koterijen en reclameborden. Het doet denken aan wat Jean-Christophe Rufin schrijft in zijn pas verschenen relaas Immortelle randonnée. Rufin stapt naar Compostella, maar stelt vast dat de occasionele lelijkheid van de Jacobsweg deel uitmaakt van de boetedoening: "Soms is het traject deprimerend, en slecht uitgestippeld. Te veel grote wegen, te veel industriële landschappen, te veel bouwterreinen met daarop het bord 'te koop'."

Niet getreurd, edoch. Eenmaal de kloof is overbrugd, vindt de Promenade snel genoeg zichzelf terug. Van Vorst in het zuiden van Brussel tot Evere in het noorden is dit stuk pad een eindeloze sliert parken, weiden en bossen. Wie de Geleytsbeek volgt, komt achtereenvolgens in Den Bempt, waar amateurs een spoorweg voor vakkundig nagebouwde minilocomotieven hebben aangelegd, in het Nekkersgat met zijn watermolen, de Keyenbempt met zijn vleermuiskelder, Kinsendaal en de Kriekenput, de Kauwberg met zijn goed verscholen wijngaard, en, naar het schijnt bij Delphine Boël in de buurt, het bos van Verrewinkel. Riant is het hier, een enkele keer pretentieus, maar altijd groen, biodivers en onvermoed.

Dan gebeurt het: we hebben een kilometer of 30 in de stappers en kijk, daar komt het eerste stel ons tegemoet dat óók met een BIM-brochure onderweg is. Camaraderie op het eerste gezicht. Andrea, een Napolitaan die al drie jaar in Brussel woont en intussen vlot Frans en Nederlands spreekt, heeft de Promenade eerder al gedaan. "En nu wilde ik háár meenemen." Fanny, zijn vriendin, een Brusselse, is onder de indruk. "Het enige wat mankeert", zegt Andrea, "zijn waterpunten. Zeg jullie lezers maar dat ze drank en eten bij zich moeten hebben, want de Promenade ligt verder van de bewoonde wereld af dan je zou denken."

Kilometers lang, haast moederziel alleen, blij vooral met de verkoeling, trekken we door het Zoniënwoud, de beukenkathedraal waar Brussel zo trots op is. Ukkel, Bosvoorde, Oudergem, holle wegen, zwarte vijvers, geurig hout. Dit lijken de Ardennen wel. Het zweet kruipt in de kleren, de moeheid in de benen. Maar het bijgestelde eindpunt zullen we halen, zeker weten. We bezoeken het Massartpark, de proeftuin van de Université Libre de Bruxelles en 's hoofdstads best bewaarde groengeheim. Een boomgaard, een moeras, zeldzame bloemen en planten, bijenkorven ook, nogmaals. Wetenschappers zijn met vangnetten in de weer. Ze doen onderzoek naar solitaire bijen, die niet tot een zwerm of korf behoren. Leerlingen van de Brussels International School kijken toe. De kids kwebbelen als vogels, in feilloos Engels.

Een hoek om, een heuvel af, een weide door. Daar, voor onze voeten, omringd door bossen, ligt het Rood Klooster. Monniken wonen er al een eeuwigheid niet meer, maar de gebouwen zijn opgeknapt, de boerderij gerestaureerd. Hier, in een stalling vol met stro, woont Bart, een hengst, een Brabants trekpaard. Omdat het niet altijd Bruxelles-Propreté moet zijn, haalt Bart, 16 jaar oud en genoemd naar Bart Simpson, snoeisel en tuinafval op in parken in de buurt. "Vier paarden, twee ezels en zes schapen houden we hier." Voor Gauvin Duffy, acteur, dierenvriend en werkzaam bij vzw Paard en Bos, is dit een droombaan. "We krijgen bosklassen op bezoek, werken met kinderen met een handicap en leren hen flora en fauna ontdekken."

Het enige boek dat ertoe doet, is de wereld, zei Rousseau. Goed, de filosoof overdreef. Maar een retourtje natuur in volle stad? In Brussel is alles mogelijk. Bart hinnikt, Gauvin knikt - en streelt hem zacht over de manen. Voor ons mag het een geuze zijn.