Direct naar artikelinhoud

'Er is in Syrië niemand meer die deugt'

Mohammed (20) heeft er ogenschijnlijk alles aan gedaan om er niet als een Syriër uit te zien. Met zijn lange krullen, roze haarband, hemd en veters is hij een wandelende sollicitatie naar de hoofdrol in een flowerpowerfilm. 'Ik heb het gehad met Arabieren. Met de islam heb ik weinig; ik drink graag alcohol.'

Zoals hij zijn er deze middag niet veel in het oude, uitgewoonde voetbalstadion van Kos. Zo ontspannen als Mohammed - "geen achternaam, ik wil een nieuwe toekomst opbouwen" - zijn lot afwacht, zittend op de cementen omheining van het stadion, zo opgefokt is de sfeer beneden op het veld. Mannen jong en oud, het wachten in de felle zon beu, gooien waterflesjes naar de oproerpolitie. De dertig agenten staan tegenover een menigte die minimaal tien keer zo groot is, en antwoorden met wapenstokken, traangas en stungranaten. Het gevolg: zes gewonden die zich melden bij Artsen zonder Grenzen en enkele tientallen met paniekaanvallen, symptomen van oververhitting of uitputting.

Dat het deze week tot gewelddadige confrontaties kwam, heeft alles te maken met de nieuwe strategie van de lokale autoriteiten. Die komt hierop neer: alle vluchtelingen uit het straatbeeld, weg van de toeristische boulevards, en allemaal voor registratie naar het stadion. Maar daarmee verplaatst het probleem zich alleen maar. Toen de toestroom de politie dinsdag te veel werd, ging het hek op slot, terwijl naar schatting 2.000 mensen zich nog binnen bevonden. Onder hen ook Mohammed en zijn Syrische vrienden, die de nacht doorbrachten in een dug-out langs het veld.

Als het behagen van toeristen en horeca-eigenaren de opzet was van de verplaatsing, zoals velen in Kos-Stad suggereren, dan is de politie daarin geslaagd. Op de grote boulevard langs de turkoois glinsterende zee zijn bijna alle koepeltentjes uit het zicht van de bars en restaurants verdwenen. In de platgetreden parkjes die tot maandag als opvang dienstdeden, heeft de politie linten gespannen en agenten geposteerd. Op een vakantie-eiland als Kos zijn cafébazen maar wat bang om klandizie te verliezen. "Gisteren werden we bij een restaurant weggestuurd", zegt Mohammed. "'Only take-away', zei de eigenares, terwijl er drie tafeltjes leeg waren."

Anderhalve dag zijn de Syrische vrienden nu op Kos, na een vier uur durende tocht in een zwaarbeladen rubberbootje. Registreren is nog niet gelukt, ze broeden op een kans. Als de 13-jarige Abdullah zich meldt met een registratiebewijs waarmee hij naar Athene mag, zijn alle ogen op hem gericht. In een oogwenk zijn Mohammeds vrienden verdwenen. Naar de bibliotheek, zegt hij. "Kijken of ze kopietjes kunnen maken en dat papiertje kunnen omtoveren in valse registratiebewijzen."

Even later keren de vrienden onverrichter zake terug. Souhar Khalili (22), schouderophalend: "We doen wat we kunnen om hier weg te komen." In de rij staan, zoals hij gisteren zes uur lang deed, leidt vooral tot extra spanningen. Dinsdag gingen vluchtelingen in de snelkookpan die Kos heet met elkaar op de vuist. Een groep Afghanen had geprobeerd zich uit te geven voor Syriërs, die dat op hun beurt niet pikten, bang als ze waren om hun voorkeursbehandeling te verliezen.

De waarheid

Het voetbalstadion, dat uit niet veel meer bestaat dan een zanderig veld, twee doelen en een verhoging bij wijze van tribune, biedt een desolate aanblik. Overal ligt vuilnis. Mohammed, de chaos overziend, schudt misprijzend zijn hoofd. Deze Syriërs, wil hij maar zeggen, zijn niet zíjn Syriërs. "Ik vind: als je in een nieuw land te gast bent, moet je je gedragen. Alleen dan krijg je respect."

Zijn vader had een eigen textielfabriek in Aleppo. De zaken gingen goed, ze konden elk jaar op vakantie naar Italië. Mohammed, die internationale bedrijfskunde studeert, kreeg zelfs een beurs om dat in Kuala Lumpur te doen. Maar toen kwam de opstand. Hij ging de straat op tegen Assad, en voor zijn vader ontrolde zich het ene drama na het andere: zijn fabriek ging in vlammen op, zijn tegoeden op Europese banken werden bevroren en een neef werd door de opstandelingen geëxecuteerd. "Er is niemand meer over in Syrië die deugt", zegt hij.

Hij frummelt aan zijn horloge. Ook met het gros van de bootvluchtelingen heeft hij weinig op, zoveel is duidelijk. "Ze komen hier voor het geld. 400 euro per maand incasseren." Is hij niet bang met zulke uitspraken het anti-immigrantensentiment alleen maar te voeden? "Ik vind het belangrijk om de waarheid te vertellen. Dus die geef ik je."