Direct naar artikelinhoud

Tijdreis in de bergen

100 jaar geleden blies Albert Einstein de wereld van zijn sokken met zijn werk dat de deur openzette voor tijdreizen. Maandag blies de wind een groep acteurs en wetenschappers ei zo na omver op een Franse bergtop terwijl ze de theorie uittestten. De Morgen mocht het experiment in hogere sferen en vastgegespt aan een berggids aanschouwen.

Wat doen twee acteurs, een regisseur, een productieassistente, twee wetenschappers, twee winnaars van een filmwedstrijd en vier gidsen op 3.842 meter? Het lijkt op het begin van een langdradige mop, maar veel werd er niet gelachen toen ze dik ingeduffeld, met stijgijzers en pikkel de gletsjer aan de Aiguille du Midi in het Franse Mont Blanc-massief moesten afdalen. Het doel: de promotie van Terug Naar Morgen, het langspeeldebuut van Lukas Bossuyt, en de promotie van de relativiteitstheorie, het meesterwerk van Albert Einstein.

In de film spelen KU Leuven-professor Viktor (Koen De Graeve) en doctoraatsstudent Titus (Robrecht Vanden Thoren) met tijd. Ze ontdekken een manier om e-mails naar het verleden te sturen en dat verleden te veranderen. Einsteins theorie komt ook aan bod, zij het op een zijspoor. In elk geval genoeg voor de KU Leuven, die haar naam al even aan de film heeft verbonden, om meteen het gat van de wetenschapspopularisatie in te duikelen. De hele wereld mag dan wel weten wie Einstein is, wat de man heeft gedaan blijft voor de meeste onder ons een raadsel.

Uitgekiende marketing

De film komt, op een maand na, exact 100 jaar na Einsteins publicatie over de algemene relativiteit in de zalen. Het is een toevalligheid die beide partijen in een uitgekiende en intelligente marketingcampagne heeft samengebracht, die verder gaat dan een trailer en wat interviews met regisseur en hoofdpersonages. Acht gelegenheidsalpinisten, onder wie De Graeve, Vanden Thoren en Bossuyt, staan met trillende knieën op een bergkam van nauwelijks 30 centimeter breed. Ze zijn daar om te tonen dat de tijd op grote hoogte, waar de zwaartekracht minder sterk is, sneller gaat dan op de begane grond, waar de zwaartekracht alles en iedereen met beide voeten op de grond houdt. In een heel scherpe bocht komt het hier op neer: boven op een berg word je sneller oud dan wanneer je beneden zou zijn gebleven.

Met dat tegennatuurlijke idee in het hoofd trekken we voor een dag en een nacht naar de bergen. Een kabelbaan voert ons van Chamonix, op ongeveer 1.000 meter hoogte, naar 3.842 meter, tot aan de Aiguille du Midi. Veel tijd om logisch na te denken over dat ouder worden krijgen we niet, want de tocht start meteen met een scherpe, ijzige afdaling. De verlammende aanblik naar Chamonix aan de linkerkant en god weet wat aan de rechterkant wordt, gelukkig voor ons, tijdelijk verdoofd door het mistige weer. Om de haverklap licht de wind wel ergens in de groep een voetje, en het is voornamelijk het luide gebrul van de berggidsen dat ons de eerste paar 100 meter voortstuwt tot aan een plateautje.

Daar lees je onder de mutsen en gespiegelde brillen bij zowat iedereen hetzelfde op het gezicht af: waarom doen we dit ook alweer? De Graeve verwoordt wat de rest denkt: "Als ik dit geweten had, ik deed het in geen 100 jaar." Zelfs bij de twee meegereisde wetenschappers maakt de honger naar het empirische tijdelijk plaats voor een eenvoudig verlangen: om het ongeschonden tot aan onze eindbestemming te brengen, de berghut Refuge des Cosmiques op 3 kilometer daar vandaan.

500 nanoseconden

De wetenschappers, twee fysici van de KU Leuven, trotseren de bergen om een groter experiment voor te bereiden. De bedoeling is om dit jaar nog een atoomklok drie weken lang op de berg te laten staan, en achteraf te vergelijken met een gelijklopende atoomklok in het CERN in Zwitserland, waar de wereldberoemde deeltjesversneller staat. "De verwachting is dat de klok bovenaan op de berg op het einde van het experiment een voorsprong zal hebben van zo'n 500 nanoseconden", zegt Hanne Heylen. Voor de goede verstaander, een nanoseconde is een miljardste van een seconde.

Heylen kan die ruwe voorspelling maken dankzij de theorie die Albert Einstein in 1915 heeft geformuleerd. De exacte berekeningen volgen later - "Daar heb ik toch een computer voor nodig" - en met deze tocht worden wel al de eerste gegevens gesprokkeld. De twee fysici zeulen een toestel van 8 kilogram de berg op, een gravimeter, dat de valversnelling meet. Die heb je nodig om de zwaartekracht op die bepaalde locatie te berekenen om uiteindelijke exact te bepalen hoeveel sneller de tijd op de berg gaat. Want het is net die natuurkracht waarvan Einstein heeft aangetoond dat ze een invloed heeft op de tijd.

Alles in Einsteins theorie begint bij de snelheid van het licht. Die is onveranderlijk en constant, een kleine 300.000 kilometer per seconde of dik een miljard kilometer per uur. Maar de zwaartekracht oefent wel invloed uit op de afgelegde weg van het licht. Het kan dus niet anders dan dat de tijd veranderlijk is. In een visuele analogie: op een bol die een grote zwaartekracht uitoefent, pakweg de aarde, zal het licht de kromming van de bol meer volgen en dus een grotere afstand afleggen dan op een bol waar een minder grote zwaartekracht werkt, pakweg de maan. Daar reist het licht in een minder kromme en dus kortere lijn. Vermits de snelheid van het licht constant is, moet het wel de tijd zijn die relatief is.

'Interstellar'

Het is een contra-intuïtieve gedachte, dat de tijd niet constant is. Want ons hele westerse bestaan is net opgebouwd rond die notie. Dat tegennatuurlijke maakt het ontzettend moeilijk om Einsteins theorie te begrijpen. Alsof iemand morgen zou zeggen dat wat u uw hele leven als geel heeft aanzien, zelfs helemaal geen kleur is. Maar wat dan?

In de Hollywood-film Interstellar wordt het idee erg tastbaar in een bepaalde scène. In hun zoektocht naar een bewoonbare planeet reizen de hoofdpersonages naar de planeet Miller. Die ligt dicht bij het zwarte gat Gargantua, van waaruit een enorme zwaartekracht komt. De tijd loopt er dus veel trager ten opzichte van de rest van het universum. Elk uur dat ze op Miller doorbrengen komt overeen met zeven jaar op aarde.

Uiteraard is de film sciencefiction, dichter bij ons komt de beste analogie van de hele trip van de andere wetenschapper, Kelly Houben. "Zwaartekracht trekt aan de tijd", zegt de fysicus. "Hoe meer de zwaartekracht speelt, hoe trager de tijd loopt, hoe minder de zwaartekracht speelt, hoe sneller de tijd loopt."

Hoogteziekte

Het is pas in de berghut dat Houben ons trakteert op de vergelijking, piepend van de inspanning. Het had een flukse tocht moeten worden van 40 minuten die uiteindelijk ruim een uur langer heeft geduurd. De venijnige rukwinden op het ijs, de verse sneeuw waar je diep in wegzakt en de onmiskenbare symptomen van hoogteziekte - voornamelijk hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid - lijken ons op dat moment een pak ouder te maken dan de geschatte 20 nanoseconden die we tijdens onze dagtrip zouden verouderen.

Omdat we zo snel gestegen zijn is het heel normaal dat iedereen van zijn stuk is, zeggen de gidsen. Maar dat verandert snel wanneer de zon bij valavond vrij spel krijgt in de bergen. Zelfs wie zich belabberd voelt vergeet de hoogte voor even.

Wat de avond voordien nog laconiek klonk, grijpt ons de volgende ochtend bij de terugreis meteen naar de keel. De radeloosheid van de heenreis heeft op de weg terug naar de kabelbaan plaatsgemaakt voor een bijna kinderlijke verwondering. De dikke mist is weggetrokken, de zon knalt op de spierwitte glooiingen rond ons, en elk spoor van de vermoeide, soms zelfs wanhopige, voetstappen is verdwenen. Zelfs de zeurende symptomen van hoogteziekte zijn bij de meeste naar de achtergrond verdwenen. We mogen dan wel sneller verouderd zijn, het lijkt alsof de natuur even de resetknop heeft ingedrukt.

Overlevingsreflex

Maar terwijl de mist ons de dag voordien behoed heeft van een overlevingsreflex die geen van ons over de bergkam had gekregen, is er nu geen weg terug. Terwijl de kraakverse sneeuw loskomt onder onze stijgijzers, gaapt Chamonix naar ons vanuit de diepte. Met knikkende knieën dalen we af tot op de veilige 1.000 meter van het skidorp.

Dat we door 24 uur op die hoogte te blijven in de Franse Alpen 20 nanoseconden ouder zijn geworden dan wanneer we aan de voet van de berg waren gebleven, is uiteraard geinige spielerei, maar de wetenschappelijke proef die hier op moet volgen is dat niet.

Een wetenschappelijk accurate tijdmeting brengt ons snellere communicatie, betere satellietnavigatie en zelfs stipter treinverkeer. Of tijdmanipulatie hier uit kan voortkomen, blijft een groot vraagteken. Voor regisseur Bossuyt is het pure sciencefiction, de wetenschappelijke wereld wil er geen antwoord op geven. Voor ons is het een gedachte die ons vergezelt op de rit naar België. Maar de tijd terugdraaien om dat stukje berg niet te bezweren, neen, daar passen we voor.