Direct naar artikelinhoud

Onderweg in het labyrint

POËZIE. Eva Gerlach (68) beschouwt haar poëzie als een knoop, zoals de titel van haar vorige bundel Kluwen aangeeft. Die knoop echt ontwarren lukt haar niet, maar in Ontsnappingen legt ze wel draden bloot.

Vooraan in haar nieuwe bundel noteert Eva Gerlach dat Ontsnappingen het tweede deel vormt van het drieluik Labyrint. In een interview in het nieuwe nummer van Poëziekrant zegt ze daarover: "Met een drieluik hoopte ik meer ruimte te hebben om bij de waarheid van het geheel te komen. Iets wat beleving heet, binnen in je, waarin geheugen, planning en het beeld van wat er om je heen gebeurt door elkaar heen lopen, dat wilde ik uit elkaar halen."

De beleving van onze werkelijkheid als een onontwarbaar kluwen, waarvan je weliswaar draden kunt ontrollen. Maar je blijft ronddwalen in het labyrint.

Toch wisselen een eerder opgewekte toon en melancholie omwille van de vergankelijkheid van alles elkaar af. Zo bestaat de eerste afdeling niet zomaar uit observaties op de trein, maar ook over hoe tijdens de rit de ervaring van het heden en het verleden op elkaar inwerken: 'Herinnering maakt de wereld, / kijk ze zweeft over de sloot / en de koeien staan woest en leeg en zonder gedachten'.

Elders voert ze meneer Touba op, die het adagium 'geen leven zonder problemen, / geen probleem zonder oplossing' huldigt. In het gedicht 'Helder' blijkt de liefde een kwestie van samenvallen te zijn: 'elke dag/ meer op de tast, zo'n beetje zoals hij/ zich scheert, zoals zijn huid hem past / hij mij.'

Ook de zwerver Ria lijkt vrede met zichzelf te hebben: 'Ze houdt ervan wakker te zijn / in het heelal van haar lichaam / uitgestrekt tussen de sterren'.

Benaderingen

Maar dan verandert de toon. De dreiging van de vergankelijkheid wordt groter. En de actualiteit dringt binnen, ongewoon in haar oeuvre. De afdeling 'Geen ding' is rechtstreeks gebaseerd op de indrukken die Gerlach opdeed toen ze beelden zag van kinderen in de Syrische burgeroorlog, zoals ze zelf aangeeft in de aantekeningen achteraan in de bundel. Ook dat is een onontwarbaar kluwen.

In 'Tape' schrijft Gerlach: 'Alles kun je dichtmaken, fiksen, heel / houden, redden wat reddeloos, her-/stellen wat ontsteld tot op de kern / niet meer in orde wil.'

Maar niets kan uiteindelijk behouden blijven. En dat is maar beter zo, bedenkt ze: 'Wat stuk is, koester het / niet langer dan het vraagt. Laat het alleen / met rust, met rotzooi, met / hoe dingen uit elkaar vallen, met pijn.'

Eva Gerlachs poëzie zou je benaderingen kunnen noemen. Ze gaat niet rechtstreeks op haar doel af, maar probeert mogelijkheden uit. Ze is indringend doordat ze bedenkingen en associaties die eerder abstraherend werken, met concrete beelden vermengt. Op die manier werkt ook het gedicht dat ik koos. Hier denkt ze aan haar geliefde en probeert ze op de juiste woorden te komen, omdat die hen misschien opnieuw zouden kunnen verbinden.

Straks

Het was avond toen ik je losliet, het gat van je mond sloot.
Er bewoog niets meer in je, dat kon ik voelen want ik
hield je vast, dat mocht voor een keer.
Nu is het 05:40, december, stikdonker,
de krantenjongen gaat op zijn rammelfiets rond
en ik denk aan je als aan een woord dat ik bijna weet,
kan het niet zeggen maar het is er bijna, straks
wordt het in me naar binnen geschoven, dan sta ik op,
ga je kamer in, maak je wakker, dan ga je bewegen,
dan tellen we samen de woorden, die zijn er dan weer.

Eva Gerlach