Direct naar artikelinhoud
Sociale sportclubs

‘Florian geeft nu les in de scholen waar hij vroeger werd buitengegooid’: het mogelijke effect van sociale sportclubs

Abdel Wahhabi (rechts) startte 25 jaar geleden in Genk met het project Opboksen.Beeld Tine Schoemaker

Ons land telt een honderdtal sociale sportclubs. Coaches geven er niet alleen basket- of bokslessen aan jongeren uit kwetsbare wijken, ze zijn ook een soort van mentor voor hen. “Het potentieel van deze clubs blijft onderbenut”, stelt een nieuw doctoraatsonderzoek.

Alhassan studeert en woont in Indiana, in de VS. De twintiger uit Borgerhout is een van de weinige Belgen die er aan ‘college basketball’ doet. “Dit is het leven waar ik altijd van droomde. Maar ik weet niet of ik daar zonder Ron en zijn project zou zijn geraakt.” Dat zegt Alhassan in een filmpje op de site van Antwerp Wolf Pack. Het is via dat project dat hij als negenjarige jongen voor het eerst met basketbal in aanraking kwam. De Ron naar wie hij verwijst is Ronald Wolfs, bezieler van de Pack. Het verhaal van Alhassan is uitzonderlijk, benadrukt die. “Zulke prestaties verwachten we natuurlijk niet van al onze andere jongeren. Maar het toont wel wat voor kansen sommigen krijgen via ons.” 

Wolfs en zijn team trainen wekelijks enkele honderden jongens en meisjes, van wie meer dan de helft maatschappelijk kwetsbaar is. Ze komen uit moeilijke wijken, hebben een achterstand op school of zitten thuis met financiële problemen. “Voor deze jongeren is het niet vanzelfsprekend om deel uit te maken van een sportclub.” De Wolf Pack probeert de drempel te verlagen, onder meer door het lidgeld erg laag te houden, zegt Wolfs. “We bespreken ook met de ouders hoe de kinderen aan de trainingen en wedstrijden kunnen deelnemen, want we weten dat deze gezinnen hun zoon of dochter vaak niet kunnen missen.” Omdat ze op hun broertjes en zusjes moeten passen, bijvoorbeeld. Of omdat hun ouders hen niet kunnen brengen. “Wij proberen daar een mouw aan te passen. We rekenen kinderen ook niet af op hun afwezigheid of die van hun ouders.”

‘Florian geeft nu les in de scholen waar hij vroeger werd buitengegooid’: het mogelijke effect van sociale sportclubs
Beeld Tine Schoemaker

Tot nog toe is er vrij weinig wetenschappelijk onderzoek naar clubs zoals de Antwerp Wolf Pack gebeurd. Socioloog Zeno Nols (Vrije Universiteit Brussel) deed dat wel in een recent doctoraat. “Het is niet zo dat aan sport doen in een club automatisch een sociale meerwaarde is voor een kwetsbare jongere”, ontdekte hij. “Het is belangrijk dat een coach als een soort van mentor optreedt en er een vertrouwensband ontstaat. Van daaruit kunnen gevoelige onderwerpen met een jongere besproken worden, kan er een brug met de ouders of leerkrachten gelegd worden of kan een sociale organisatie betrokken worden.” 

Levensschool

“Onze club is eigenlijk een soort van levensschool”, zegt Dieter Truyens van de Brussels Brazilian Jiu-Jitsu Academy in Molenbeek. “Jongeren stappen in om een vechtsport te leren, maar doen gaandeweg ook veel andere ervaringen op.” Ze mogen er vrijwilligerswerk doen, bijvoorbeeld. “De vergoeding die ze daarvoor krijgen kan hen prikkelen om te gaan werken.” Ook worden jongens en meisjes gestimuleerd om zelf eens les te geven, een uitstap te coördineren of een feestje te organiseren. 

In de Genkse mijnwijken bestaat Opboksen, het project van voormalig olympisch bokser Abdel Wahabbi, al 25 jaar. Hij plaatst veel jongeren bij les één voor de groep. “Ik geef hen de touwtjes in handen en laat hen een oefening voor de groep doen. Zo krijg je de grootste monden meteen stil.”

Het blijkt moeilijk om de precieze impact van sociale sportclubs op het leven van kwetsbare jongeren in kaart te brengen. “Dit is niet iets wat je zomaar meet”, klinkt het.

De clubs zelf zijn wel zeker van hun meerwaarde. “Florian is een mooi voorbeeld”, vindt Dieter Truyens van de Brazilian Jiu-Jitsu Academy. “Hij heeft een heel moeilijke loopbaan als leerling achter de rug. Hij is in heel veel scholen buitengegooid. Bij ons legde hij een succesvol traject af. Nu is hij zelf een van onze coaches geworden en geeft hij initiatielessen worstelen in diezelfde scholen.” Ook Adbel Wahhabi van Opboksen kan meteen illustreren hoe snel hij een verschil maakte. “Een jongen bleef maar voorovergebogen over zijn inschrijvingsformulier zitten. Ik had meteen door dat hij niet kon lezen of schrijven. Voor hem heb ik een school gezocht.”

Middelen

In zijn onderzoek stelt Zeno Nols dat de maatschappelijke meerwaarde van sportclubs nog groter zou kunnen zijn. “Er is veel potentieel dat onbenut blijft.” Hij linkt dat onder meer aan de gebrekkige aandacht voor sociale thema’s zoals armoede en sociale uitsluiting tijdens de opleidingen van trainers, sportmanagers of leerkrachten lichamelijke opvoeding. “Het zou goed zijn om hen bewust van te maken van de rol die ze kunnen hebben.” 

En nog beter zou zijn om ook meer middelen voor sociale sportclubs te voorzien om hun sociaal werk nog beter te kunnen oppakken en uitbouwen. “Nu zijn veel initiatieven naast de standaard sportclubsubsidies afhankelijk van tijdelijke projectfinanciering of liefdadigheid.” Nols kijkt in de eerste plaats naar lokale overheden. “Steden en gemeenten zouden hier structureel werk van kunnen maken vanuit verschillende beleidsdomeinen en voor meerdere jaren.”

Dieter Truyens juicht dat alvast toe. “Het probleem is dat we subsidiegewijs nu vaak in het hokje van de sportclub blijven steken. Terwijl we natuurlijk veel meer doen dan trainen alleen.” Met meer middelen zouden ze hun sociale rol nog meer kunnen opnemen, aldus Truyens. “Dan zouden we eens een uitstap met de fiets of in de natuur kunnen maken en jongeren zo ook andere omgevingen leren kennen.”

De onderzoeker waarschuwt wel dat zulke bijkomende investeringen niet mogen leiden tot het idee dat sport iemand uit de armoede kan trekken. “Want dat is natuurlijk een fabel. Armoede is een complex en structureel probleem. Dat moet je vanuit verschillende beleidsdomeinen op een structurele manier benaderen.”