Direct naar artikelinhoud
Gezondheid

Econoom haalt opvoedingsmythes onderuit: ‘Borstvoeding? Overroepen!’

Emily Oster haalt opvoedingsmythes met onderzoeksdata onderuit in ‘Cribsheet’
Beeld Sven Franzen

Wat doet borstvoeding, een crèche of corrigerende tik nu precies met een kind? Emily Oster, een Amerikaanse professor economie, bekeek honderden onderzoeken en goot haar conclusies in een ‘datadriven’ opvoedingsboek. ‘Weet je wat risicovoller is? Met een kind in een auto stappen.’

Vanaf wanneer slaapt een baby langer dan een blokje van drie uur? Heeft een kind een achterstand als het op negen maanden nog niet rondkruipt? En wat is nu een goede manier om aan zindelijkheidstraining te doen? 

Wie een miniatuurversie van zichzelf in huis heeft, stelt zich wel eens zulke vragen. Maar niet iedereen lost die op door de tips van oma, dat ene gezin met drie kinderen of een mamablogster ter harte te nemen. Er zijn ook moeders en vaders die hun goedbedoelde off- en online adviezen laten voor wat ze zijn en meteen richting Pubmed gaan, een databank waarin zowat alle medisch-wetenschappelijke artikelen opgenomen zijn.

Emily Oster hoort tot die laatste groep. Van inbakeren tot vaccineren: zowel bij dochter Penelope als bij zoon Finn downloadde de Amerikaanse honderden studies voor een eigen meta-analyse. “Op mijn werk doe ik het precies zo”, zegt de professor economie.

Dagelijks glas wijn

Haar zoektocht naar antwoorden schreef Oster in 2013 voor het eerst neer in het boek Expecting Better, dat allerlei zwangerschapsmythes wil tackelen. Eén hoofdstuk haalde de wereldpers. Oster stelde daarin dat een dagelijks glas wijn in het tweede of derde trimester geen kwaad kan en kreeg daarmee, zelfs tot in België, de wind van voren. “Nu ontvang ik vooral positieve reacties”, zegt ze op een maandagochtend om vijf (!) uur via Skype, terwijl haar kinderen slapen. De ‘nu’ slaat op haar tweede boek Cribsheet. Daarin gaat ze met data verschillende opvoedingsmythes te lijf.

Een van de eerste hoofdstukken bevat nochtans meteen een bijzonder gevoelig onderwerp: borstvoeding. De prof schrijft dat de voordelen van wat door zovelen als een magisch goedje wordt afgedaan, overroepen zijn. Oster: “Er blijken maar weinig overtuigende bewijzen te zijn voor vaak genoemde langetermijnvoordelen voor kinderen, als een hoger IQ of minder kans op diabetes. Als er al een langetermijnvoordeel naar voren komt in onderzoeksdata, dan is het voor de moeder: die heeft minder kans op borstkanker. Het meeste bewezen voordelen voor kinderen bevinden zich op de korte termijn: moedermelk lijkt vooral voor minder darmproblemen en allergieën te zorgen.” Oster benadrukt dat de bewijskracht veel beperkter is dan mensen doen uitschijnen. “De druk die moeders opgelegd krijgen is immens.”

Hoger opgeleide vrouwen

Ze benadrukt hoe lastig het is om aan goed opvoedingsonderzoek te doen. Experimenteren met kinderen is om ethische redenen niet aangewezen. Onderzoekers moeten vooral steunen op observaties. “Maar als je weet dat in de Verenigde Staten vooral rijkere en hoger opgeleide vrouwen voor borstvoeding kiezen, moet je je toch de vraag stellen: hebben die voordelen nu met de moedermelk an sich of met ouders die ze geven te maken?”

Emily OsterBeeld Credit Dana Smith

Wie het boek van Oster leest, leest niet alleen droge cijfers maar ook veel persoonlijke anekdotiek en relativerende opmerkingen. “Ik wil niet de expert zijn die zegt dat ouders het zus of zo moeten doen. Iedereen moet zelf een keuze kunnen maken”, zegt de professor. Een keuze maken, kan je volgens haar het best als je over alle informatie beschikt. “Dat is mijn grootste frustratie: ik kreeg allerlei adviezen overgemaakt, maar wist nooit wat erachter zat. Waarom wordt iets afgeraden? Welke risico’s zijn er? En hoe groot zijn die precies?”

Emily Oster (39)

Studeerde aan Harvard en werkt als professor economie aan Brown University

Is gespecialiseerd in gezondheidseconomie

Trouwde met Jesse Shapiro, ook een econoom. Samen hebben ze twee kinderen, Penelope (8) en Finn (4)

Schreef in 2013 Expecting better, dat meer dan honderdduizend keer werd verkocht

Ze gebruikt co-sleepen, het samen in een bed slapen met een baby, als voorbeeld. Veel organisaties, die officiële richtlijnen uitschrijven (zoals Kind en Gezin in Vlaanderen), raden zoiets af omdat het tot wiegendood kan leiden. “Maar we weten heel goed dat het ouders het in de praktijk toch doen, omdat hun kind zo veel beter slaapt.” 

Oster licht in haar boek toe hoe groot de risico’s precies zijn. Bij ouders die borstvoeding geven, niet drinken of roken en aan co-sleeping doen zijn er 0,22 baby’s die overlijden op 1.000 geboortes, schrijft ze. Ter vergelijking: het risico op overlijden bij baby’s die niet co-sleepen, is 0,08 op 1.000. “Je moet het in perspectief zien. Ja, er is een risico dat je kind op die manier overlijdt, maar er zijn andere zaken die veel risicovoller zijn, zoals elke dag in de auto stappen met je kind en de kans dat jullie zo samen een ongeval krijgen.” 

Een paar uur liggen huilen

Een kind mag ’s nachts gerust een paar uur in zijn of haar bed liggen huilen, schrijft Oster ook. Ze ontdekte dat cry it out-methodes echt wel doeltreffend zijn om het zelfstandig te leren slapen. “Dat laten huilen is niet schadelijk op de korte of lange termijn. Integendeel: het kind slaapt uiteindelijk beter, en de ouders ook. Dat zorgt dan weer voor een psychisch beter welzijn, een grotere huwelijkstevredenheid ook.” 

Nog een paar bottomlines. Een ouder die thuis blijft om voor de kinderen te zorgen, is niet per se de beste ouder. Hij of zij heeft zowel een positieve als een negatieve invloed. De keuze voor een onthaalmoeder of crèche lijkt ook geen enkel verschil te maken, zolang beide kwalitatief werk leveren. En een tik op de billen hoeft ook niet: daardoor kan gedrag zelfs verslechteren.

Dat opvoeding zo’n gevoelig onderwerp is, heeft volgens Oster te maken met wat psychologen cognitieve dissonantie noemen, oftewel de kloof tussen wat we weten en wat we doen. Ouders proberen de spanning die daarmee gepaard gaat graag te mijden. “We willen allemaal goede ouders zijn en we willen graag vasthouden aan het idee dat onze keuzes de juiste waren. Iemand die twee jaar lang heeft afgezien door elk nacht om de drie uur aan het bed van zijn of haar kind te staan, wil niet horen dat zoiets geen zin had en vermijdbaar was.” Daar komt volgens haar bij dat ouderschap vandaag als een prestatie wordt gezien. “Je moet tonen hoe goed je het doet.” Sociale media spelen daarin een belangrijke rol. “Ouders kunnen er steun bij elkaar zoeken, en dat is fijn. Maar anderzijds worden ze er ook voortdurend beoordeeld.”

Kosten en baten

Oster hoorde bij Cribsheet opnieuw de kritiek die ze ook bij Expecting better hoorde: dat ze als economiste niet geplaatst is om over zwangerschap of opvoeding te spreken. Die onderwerpen horen volgens sommigen niet tot haar vakgebied. “Ik baseer me telkens op bestaande onderzoeken. Ik analyseer die gegevens, probeer te zoeken naar causaliteit, weeg de kosten en baten om dan een besluit te nemen. Ik blijf vinden dat een economiste daarvoor veel beter geplaatst is dan pakweg een dokter, die ook heel wat andere zaken moet kunnen.”

De kans dat ze haar eigen kennis straks inzet voor een derde boek, voor kinderen ouder dan drie jaar, lijkt klein. Nochtans zijn er interessante onderwerpen te over, vindt ze. Wat is een goede school? Vanaf wanneer is naar een beeldscherm kijken schadelijk? Welke hobby’s zijn aan- en af te raden? Er zijn veel ouders die haar daarnaar vragen. Ze zoekt er zelf ook nog steeds naar op Pubmed. “Maar het kwalitatief onderzoeksmateriaal wordt schaarser naarmate kinderen ouder worden. Er zijn meer factoren die dan een invloed hebben op hun ontwikkeling.” 

Ook zegt ze: dit soort kleinere, individuele keuzes op latere leeftijd maken waarschijnlijk niet meer zoveel onderscheid. “Ouders overschatten het belang ervan.” Het is vooral in de eerste levensjaren dat ouders een grote invloed hebben, meent Oster. “In de VS zien we grote verschillen tussen kinderen die in rijke of armere families geboren worden. Tijd samen doorbrengen, voorlezen, regelmatig maaltijden kunnen voorzien: dat zijn zaken die de toekomst van een kind heel erg bepalen. Als zulke zaken in de eerste levensjaren goed zitten, dan lijkt de rest niet zoveel verschil te maken. Zeker niet voor wie uit de midden- of bovenklasse komt.”