Onderzoek haalt mythe van ‘groene groei’ onderuit

Economische groei nastreven zonder de aarde uit te putten. Dat is de essentie van ‘groene groei’, een principe dat de Europese Unie, de Verenigde Naties en de OESO nastreven. Het gaat ervan uit dat economische groei en duurzaamheid niet per se haaks op elkaar staan. Zolang we limieten stellen aan wat we aan de natuur onttrekken, kunnen we eindeloos blijven groeien. Denk maar aan auto’s die steeds minder brandstof verbruiken.

In praktijk is die theorie een fabeltje, zo stelt een nieuw rapport van de Europese federatie van milieuorganisaties (EEB), een Europese ngo. “Hoewel de overschakeling op groene economie nuttig is, volstaat het niet om ons gebruik van grondstoffen voldoende terug te dringen en de klimaatopwarming onder controle te houden”, zegt beleidsmedewerker Nick Meynen.

Zo wordt groene vooruitgang vaak tenietgedaan door het feit dat de uitgespaarde grondstoffen worden opgesoupeerd door een verhoging van de consumptie. “Eigenaars van een groene wagen gaan hun voertuig vaker gebruiken”, klinkt het. Bovendien zou de overschakeling op groene auto’s een autogericht beleid versterken dat ten koste gaat van groenere alternatieven, zoals openbaar vervoer en fietsen.

Paard en kar

Conclusie? Als we echt iets willen doen aan de klimaatverandering, dan kunnen we niet rond een directe vermindering van onze productie en onze consumptie. “Niet dat we allemaal opnieuw met paard en kar moeten rondrijden, maar we moeten wel onze meest vervuilende activiteiten terugschroeven. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in de eerste plaats bij de beleidsmakers”, zegt Meynen, die zelf een Fairphone gebruikt in plaats van een iPhone.

Op het vlak van energieproductie moeten we volgens de EEB komaf maken met de bruinkoolmijnen in Duitsland, de teerzandolie in Canada – waar olie uit zand wordt geperst – en fracking, waarbij water en chemicaliën in de grond worden gepompt om olie en gas te winnen. Het is mogelijk, zegt Meynen. “Frankrijk en Bulgarije hebben al een verbod op fracking.”