Direct naar artikelinhoud
Daan Stuyven

‘Ik had nooit gedacht dat ik zo oud zou worden. Ik leef al tien jaar in extra time’

'In de pikorde van de Vlaamse rock ben ik de eeuwige tweede. Zoals mijn grote held Raymond Poulidor'

Toen Daan Stuyven onlangs ontwaakte uit de roes van zijn carrière als Vlaamse rockster, bleek hij naast een collectie gouden platen ook drie kinderen en een riante vierkantshoeve op een bergflank in Overijse te bezitten. Recentelijk heeft hij ook een lichte en volgens de dokters niet-kwaadaardige graad van volwassenheid bereikt. Niks te vroeg: op 24 september werd hij 50. ‘Een rockster op leeftijd is interessanter dan een springveer van 27.’

Bij het leven dat Daan vandaag leidt, vormen zijn eigen songtitels het perfecte bijschrift. ‘The Player’ die zich lange tijd te buiten ging aan ‘Swedish’ en andere ‘Designer Drugs’, maar die een klinkende ‘Victory’ behaalde op zijn criticasters en op zichzelf door uit te groeien tot een bescheiden ‘Icon’, speelt tegenwoordig vooral voor ‘Housewife’. 

Zijn vriendin en zijn 8 maanden oude dochter Samuelle Lou Jane zijn vandaag het huis uit, dus we kunnen kiezen in welke hoek van zijn herenboerderij we ons verschansen. Dat alleen al duurt een kwartier. Woonvleugel één: te intiem. Studiovleugel: dan gaat hij niet van zijn instrumenten kunnen afblijven. De tot concertzaal omgebouwde schuur: te groot. Woonvleugel twee: och, eigenlijk is het veel te mooi weer om binnen te zitten. Van de vier terrassen kiezen we datgene met het fraaiste uitzicht. Het grenst aan de wei waar de paarden van één van zijn ‘Exes’ lui staan te grazen.

Is het hier straks groot feest?

“Jazeker. Ik ga mijn verjaardag vieren samen met een vriend die op dezelfde dag jarig is. We nodigen elk vijftig mensen uit. Het is ook de verjaardag van mijn solocarrière, wist je dat? Exact twintig jaar geleden kwam mijn eerste single uit als ‘Daan’. Die heette ‘50%’ (grijnst).

“’t Is feest omdat ik nooit had gedacht dat ik zo oud zou worden. Als kind had ik weliswaar het visioen dat ik een interessant, zot en druk leven zou gaan leiden, maar ik was ervan overtuigd dat ik hooguit 40 zou worden. Ik leef dus al tien jaar in extra time. Ondanks het feit dat ik er alles aan heb gedaan om mijn bestaan kort te houden (lacht).”

Had je dat ‘Live fast, die young’-gevoel al op jonge leeftijd?

“Ja, maar je kiest daar niet voor, hè. Volgens mij heeft iedereen een natuurlijke, ingebouwde, bijna lichaamseigen snelheid. De ene gaat traag, de andere snel en hard. Wat ik ook probeer, ik slaag er niet in mezelf af te remmen of te vertragen. Ik raas door het leven. In de auto ken ik maar één pedaal: het gaspedaal. En aan de piano idem. Een piano heeft twee of drie pedalen. Het rechterpedaal is de sustain, als je dat indrukt blijft de klank galmen, tot je weer loslaat. Het linkerpedaal dient om de klank te dempen. Dat gebruik ik dus niet. En van het middelste pedaal weet ik zelfs niet waarvoor het dient.”

Dempen staat niet in je woordenboek?

“Andere mensen dempen mij. Ik luister nu wat meer naar de adviezen van de mensen rond mij, naar de stem van de rede die ik zelf niet bezit. Daardoor ben ik wel wat gematigder geworden. Mijn natuurlijke neiging om onverantwoorde risico’s te nemen, om het gevaar op te zoeken, is wat minder geworden. Vroeger schreef ik liedjes als ‘Verlangen naar de vangrail’. Dat vond ik heel romantisch. Nu zou ik dat niet meer doen.”

Dat liedje ken ik niet.

“Het is de werktitel van een nummer waaraan ik ooit ben begonnen, maar dat ik nooit heb afgemaakt. Een paar jaar geleden heb ik het nog eens geprobeerd, maar het lukte niet meer. Het voelde als een kostuum dat niet meer paste. Nu zing ik een toontje lager.”

Zing je op je 50ste ook letterlijk een toontje lager?

“Op normale dagen, wanneer ik goed uitgerust ben, haal ik mijn hoge noten met bijna evenveel gemak als vroeger. Elke keer als ‘Africa’ van Toto op de radio komt, zing ik mee en check ik of ik er nog aan kan. Er zijn jaren geweest dat het niet meer lukte, maar nu dus weer wel. En er is inderdaad een octaaf bij gekomen in lage tonen. Dat is misschien een mooie metafoor voor hoe ik nu naar het leven kijk: ik ga wat dieper.”

Heeft dat te maken met de rust hier, en met de rust in je hoofd?

“Ongetwijfeld. Ik probeer nu zeven, acht uur per nacht te slapen. Vroeger dacht ik dat mijn stem doorleefder zou klinken na een nacht met veel drank en sigaretten. Nu weet ik wel beter.”

Rust moet je je ook kunnen permitteren. Als ik hier rondkijk, denk ik: die carrière heeft mooi geloond.

“Het statuut van rockzanger is zeer vergankelijk, het kan in een vingerknip voorbij zijn. Ik wist dat ik mijn schaapjes tijdig op het droge moest zien te krijgen.”

Is dat zo? Je lijkt me veeleer het zorgeloze pluk-de-dag-type.

“Klopt, maar ik had gelukkig één schrikbeeld. Ik vreesde de dag dat ik weer in dienst of in functie van iemand anders zou moeten werken. Ik heb er alles aan gedaan om dat te voorkomen. Als ik op mijn 40ste opnieuw aan de slag had gemoeten als grafisch vormgever, was ik gegarandeerd in een diepe depressie gesukkeld. En voorts heb ik ervoor gezorgd dat ik een kot heb waar een ontevreden vrouw of vriendin mij niet uit kan schoppen.”

Heb je daarom doelbewust zo commercieel mogelijke muziek gemaakt?

“Dat is vanzelf gegaan. Willen scoren, hitjes proberen te maken: dat was een drang die al in me zat, daar hoefde ik mezelf niet voor te verloochenen. En ik wilde ook binnendringen in het leven van mensen die ik niet kende, die ik nooit tegenkwam, die in een andere wereld leefden dan ik. Een getunede Seat Ibiza die voorbijscheurt terwijl ‘Housewife’ keihard door de boxen knalt: héérlijk!”

Je wilde met andere woorden niet opgesloten worden bij de alternatieve avant-garde, in het kooitje waarin ze jou met Dead Man Ray hadden gestopt?

“O, dat stoorde me niet. Nee, ik wilde ook dingen maken die groter waren dan mijn nietige zelf. Melodieën en stukken tekst die sterk genoeg waren om een eigen leven te leiden. Die gebruikt konden worden in films, of op emotionele momenten in het leven van mensen: bij geboortes, huwelijken of begrafenissen.”

Driedubbel failliet

Je eerste echte hit was ‘Swedish Designer Drugs’, in 2002. Had je toen het gevoel: voilà, ’t is vertrokken?

“Nee, ik had dat gevoel toen ik het nummer máákte. Het had de juiste balans van vriendelijkheid, spielerei en waanzin. En binnen het genre van de dansmuziek was het toch bizar en onorthodox genoeg. Mijn zelfvertrouwen kreeg een boost toen het klaar was. Hoe snel en spontaan het ook gemaakt was, ik was er instinctief van overtuigd dat het zou werken. Studio Brussel wilde het eerst niet draaien. Pas toen we er met de videoclip nog een schep bovenop deden – met dat stofzuigerballet op het dak van een Antwerpse parkeergarage – gingen ze overstag (lacht). De rest is geschiedenis.”

'Ik probeer nu zeven, acht uur per nacht te slapen. Vroeger dacht ik dat mijn stem nog veel doorleefder zou klinken na een nacht met veel drank en sigaretten. Nu weet ik beter.'

Ben je, terugkijkend, slimmer geweest dan je zelf dacht?

“Instinctiever, niet verstandiger. Ik vind mezelf helemaal niet zo verstandig. Ik heb wel geleerd te vertrouwen op mijn gevoel en daar mijn voordeel mee te doen. Ik werk mijn eerste drafts altijd razendsnel uit. Daardoor heb ik er een paar keer vlam op gezeten. Wat niet gelukt zou zijn als ik er langer over nagedacht en oeverloos aan gesleuteld zou hebben.”

Geef eens een voorbeeld?

“Neem ‘Victory’. Wat een belachelijke titel is dat? En hoe fout interpreteerbaar is dat?”

‘Victory’ is jouw ‘Seven Nation Army’: artyfarty kitsch die ook perfect kan dienen als voetbalhymne of overwinningsmars.

(lacht) “Twee weken geleden heb ik het op de Bevrijdingsfeesten in Antwerpen gespeeld. Geloof me, dat was héél raar. Maar dat is dus een voorbeeld van een nummer dat de verstandige mens in mij binnen de week gecensureerd zou hebben. Of waarvan ik toch minstens de titel zou hebben aangepast.”

Terwijl je het eigenlijk hebt gemaakt voor een modeshow van A.F. Vandevorst in Parijs.

“Correctie: het is voor het eerst gebruíkt in dat defilé, maar ik had het geschreven voor mijn derde soloplaat. Mijn betreurde vriend Marc Meulemans (Antwerpse artdirector en ontwerper van platenhoezen die in 2007 is overleden, red.) had de demo’s gehoord en wilde ‘Victory’ absoluut gebruiken in die Vandevorst-show, waarvoor hij de muziek verzorgde. Ik ben meegegaan naar Parijs en heb daar vier dagen rondgehangen. We hebben er ook de videoclip gedraaid, met Marc zelf en Nico Vegas, de broer van An Vandevorst, in de hoofdrollen. En ik heb er Veronique Branquinho leren kennen, met wie ik een relatie ben begonnen en dankzij wie ik plots the best dressed man in showbusiness was (lacht niet). 

“Je moet weten: ik kwam toen recht uit de hel. Ik leefde geïsoleerd in Schaarbeek en had daar kennisgemaakt met een pikdonker segment van onze maatschappij, iets tussen de onderwereld en de Brusselse bourgeoisie in, waardoor ik compleet paranoïde was geworden. Bovendien was ik driedubbel failliet. Ik had schulden bij de Belgische staat, bij de RSZ, bij iedereen. En ineens, door een vrolijk liedje, klaarde de hemel op. Het was een mooie, wilde tijd waarin mijn leven compleet veranderde. Er móést iets gebeuren, en in minder dan twee jaar sloeg alles om. Ik heb veel te danken aan Marc Meulemans, want daarna nam hij mij mee naar Ivo van Hove, die een dansbaar nummer nodig had voor een stuk dat hij regisseerde bij Toneelgroep Amsterdam. Dat werd ‘Housewife’.”

Vanaf 2004 mocht je in de zoete vrucht van het succes bijten.

“We hebben vooral keihard gewerkt in die periode. Er waren zomers bij dat we op veertig, vijftig festivals speelden: dat is topsport. Toen heb ik ook de mensen leren kennen met wie ik vandaag nog altijd samenspeel: Isolde Lasoen, Jeroen Swinnen… Nu zijn we heren en dames, maar toen waren we jongens en meisjes, jong en vol ambitie en levensdrift. Het leven was één groot feest.”

Heeft je instinct ook faliekante mislukkingen opgeleverd?

(denkt lang na) “Aan zo’n plaat als ‘Le franc Belge’ heb ik negen maanden keihard gewerkt. Het moest een conceptueel opus worden, maar het bleek té ingewikkeld. Té genuanceerd, té cryptisch. Ongetwijfeld heb ik toen te hard mijn best gedaan, en te weinig op mijn instinct vertrouwd.”

Je wilde doorbreken in Frankrijk.

“Ja, en ik weet nu dat ik in Frankrijk niet in het Frans moet zingen. Zoals Nile Rodgers ooit zei tegen Axelle Red: ‘Frans is oké, maar gebruik alsjeblieft alleen woorden die Amerikanen ook verstaan.’ Ik zeg nu hetzelfde tegen Franstalige artiesten die me hun Engelstalige demo’s laten horen: zing toch gewoon in het Frans.”

Staat alles wat er in die jaren is gebeurd, jou nog helder voor de geest, of zijn veel herinneringen vervaagd?

“Ik heb veel herinneringen, maar ik heb al gemerkt dat ze zeer subjectief zijn. Als ik ze aftoets bij de mensen die erbij waren, constateer ik vaak dat ik een heel andere versie van de feiten heb onthouden dan zij. Ik ben iemand die gelooft in zijn eigen fictie. Als ik een verhaal drie keer na elkaar op mijn manier vertel, is het voor mij de volledige waarheid.”

Beschermengel

Je bent lichtjes mythomaan.

(lacht) “Ik heb de neiging de dingen te verheerlijken en te verbloemen, ja. Ik onthoud vooral het goede; het lyrische, poëtische karakter van de avonturen die ik meemaak. En ik vergeet hoe moeilijk, extreem of gevaarlijk bepaalde situaties waren. Zoals een vrouw die snel vergeet hoe pijnlijk de bevalling was, zodat ze daarna weer zin krijgt in een kind. Het voordeel is dat mijn verleden me niet intimideert, en dat ik niet bang ben voor de toekomst.”

En het nadeel is wellicht dat je er geen moeite mee hebt dezelfde stommiteiten opnieuw te begaan.

(lacht) “Dat is waar. (Denkt na) Het is de aard van het beestje. Ik heb de onweerstaanbare drang om in overdrive te gaan, onverantwoorde risico’s te nemen, roekeloos te zijn, uit mezelf te willen stappen. Als kind liet ik me vaak met gespreide armen op mijn bed vallen, voorover of achterover. Het probleem was dat mijn bed stalen spijlen had. Ik heb daar letterlijk mijn tanden op gebroken. Maar dat hield me niet tegen om het opnieuw te doen.

“Ik geloof ook erg in selffulfilling prophecy’s. Geloven dat iets zal gebeuren, in je hoofd beslíssen dat het zal gebeuren, is al het halve werk. Zo maak ik ook platen. Het begint altijd met een visioen in mijn hoofd. Een droombeeld van een plek of een situatie waar ik erg naar verlang. De plaat is dan de reddingssloep die me ernaartoe brengt. Ik heb nu al een duidelijk beeld van hoe mijn volgende plaat zal klinken en waar ze over zal gaan. Het wordt een speels, vrolijk, wild en mooi meesterwerk over de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Het zal nog een jaar duren voor ik ze afmaak, of misschien zelfs twee jaar, maar ik zit nu al in die trip.”

Onvrede, bitterheid, laat staan agressie of afkeer, zijn nooit jouw artistieke drive geweest.

“Nee, omdat ik zo niet in elkaar zit. Het zal altijd een utopie zijn bij mij: het schoonste van het schoonste, de ideale wereld. Licht gekruid met een beetje weemoed, een beetje wantrouwen en een theelepel cynisme. Dat streven naar lichtheid wordt steeds sterker. De jongste jaren ga ik steevast op vakantie naar een eiland in de Middellandse Zee. Naar alle mogelijke Griekse eilanden – het Hydra van Leonard Cohen, Rhodos, Kreta – maar ook naar Sardinië, Corsica, noem maar op. Ibiza uitgezonderd. Als ik nu muziek maak, is het alsof ik zo’n eiland aan het creëren ben. Een idylle van intense vreugde, waar je alles kunt loslaten, waar de zon altijd schijnt en de mensen domweg gelukkig zijn.”

Zijn er in die wilde tijd ook ongelukken gebeurd waarvan je nu denkt: die had ik bij nader inzien toch liever vermeden?

“Ik mag al blij zijn dat ik ze overleefd heb! Ik kus mijn beschermengel – als het een vrouw was, ik zou er een relatie mee beginnen (lacht). De meeste van die ongelukken waren wellicht nodig om mij iets bij te brengen…”

Dat is de klassieke vraag voor iemand die 50 wordt: wat heb je geleerd, en waar heb je spijt van?

“Spijt? Van de harten die ik gebroken heb en de mensen die ik heb teleurgesteld. Ik ben in het verleden al te vaak een onberekenbare factor geweest voor anderen. (Stilte) Je kunt jezelf natuurlijk niet veranderen, maar ik denk wel dat ik nu een stuk zorgvuldiger, voorzichtiger en dankbaarder ben in relaties en vriendschappen.”

'Een getunede Seat Ibiza die voorbijscheurt terwijl 'Housewife' keihard door de boxen knalt: héérlijk!'

Ergens onderweg toch bang geworden om eenzaam en alleen te eindigen?

“Misschien wel. Of toch eenzamer dan ik wil zijn. Ik heb meer dan ooit menselijke warmte nodig. En ik besef dat ik die moet verdienen. Als ik wil krijgen, moet ik ook géven. Ik ben in het verleden te koud geweest tegenover mensen, te zeer alleen met mezelf begaan.”

Zijn uw kinderen de bepalende factor geweest in die bewustwording?

“Absoluut. Telkens als ik uit de bocht dreigde te vliegen, hebben mijn kinderen mij weer min of meer op het rechte pad gebracht. Daar dienen ze strikt genomen niet voor, maar ze hebben zeker wel dat heilzame effect gehad. (Denkt na) Uiteraard had het andersom moeten zijn. Ik had mijn kinderen moeten helpen om licht en zorgeloos op te groeien – het leven wordt later nog ingewikkeld genoeg. Op dat punt had ik véél beter kunnen doen, dat is nogal duidelijk. Maar mijn zoon is nu 20 en hij is een heel gezonde, pure, nuchtere, mooie en sterke jongen. Rookt niet, drinkt niet, is vast van plan zich levenslang te hechten aan één ware liefde, en wil zéker geen muzikant worden (lacht). Als je uitgaat van de verwachting dat kinderen zich afzetten tegen hun ouders, ben ik een modelvader geweest!”

Nog zo’n flagrant geval van jezelf iets wijsmaken.

(lacht hard) “Ik heb het allemaal voor jullie gedaan, lieve kinderen! (Ernstig) Nee, serieus: mijn drie kinderen zijn het schoonste en het dierbaarste wat ik heb. Als zij er niet geweest waren, zou ik mezelf opgebrand hebben. Of fataal uit de bocht zijn gevlogen. Kortom: dan zou ik hier niet gezeten hebben.”

Is het feit dat ze alle drie een andere moeder hebben een complicatie?

“Ja, maar een praktische. Het vergt een pak souplesse van iedereen. Kijk, als relaties niet lukken, probeer ik daar geen wrok over te koesteren, ook al omdat ik doorgaans zelf in belangrijke mate heb bijgedragen tot de mislukking. Ik soigneer de band met de moeders van mijn kinderen zo goed mogelijk. En dat lukt, het gaat me zelfs makkelijker af dan de relaties destijds. ‘Exes’ is een liefdesliedje, hè, geen liedje vol kwaadheid en verbittering.”

Bloot in ’t stad

In hoeverre draagt deze plek bij tot jouw gemoedsrust?

“Ik móést weg uit de stad. Ik ben allergisch geworden voor het voortdurende geroezemoes, het brullen van motoren, het gebonk en het geratel. En ik kan ook niet meer tegen buren die te dichtbij wonen. Deze ochtend werd ik nog eens wakker in Antwerpen. Ik wilde een sigaretje roken, dus ik ging naar het raam, ik keek naar buiten en ik zag dat er een volledig kantoorgebouw naar mij stond te staren. Ik had nog geen kleren aan. ‘O shit, ja, ik ben in ’t stad.’

“Het vrije leven hier is de norm geworden voor mij. Ik heb weidse verten en buitenlucht nodig. In een hotel waar de ramen niet open kunnen, maak ik een scène. In de auto rij ik altijd met de ramen open, ook in de winter. (Kijkt rond) Ik had natuurlijk al eens geoefend met een huis in de Ardennen, in Manhay. Dat was ook een intens gelukkige periode. Maar toen had ik m’n huis in Brussel nog, dus dat was eigenlijk een vakantiebungalow. Nu, hier, is het altijd vakantie.”

Rockster zijn op je 50ste, is dat een opwindend statuut?

“’t Is allemaal relatief, natuurlijk – big in Belgium, wat stelt het uiteindelijk voor? Maar in principe vind ik een rockster op leeftijd – chic kostuum, pluk grijs haar, doorgroefd gelaat – die nog loos durft te gaan in denken en doen, een pak interessanter dan een suïcidale springveer van 27. Ik kan niet wachten om de nieuwe plaat van Iggy Pop te horen. Ik verslind biografieën van rockiconen, dus ik weet ook hoe saai het kan worden (lacht). De biografie van Eric Clapton: verschrikkelijk, meelijwekkend zelfs, het gaat de hele tijd over golfen en jagen. De autobiografie van Elvis Costello: na tien pagina’s heb ik ze in de open haard gegooid.”

En nu zit je hier op een bergflank met uitzicht op de eurocratische rand van Brussel. ‘If you try to be an icon, then the icon becomes you.’ Is er een golfbaan in de buurt?

“Ongetwijfeld (lacht). ‘Icon’ heb ik geschreven na dat fameuze concert van Leonard Cohen aan het Minnewater in Brugge, het eerste van zijn lange reeks afscheidsconcerten in België. Tijdens de rit naar huis dacht ik: ik moet nu een nummer schrijven waarin ik enkel focus op mijn stem, met minimale orkestratie, en waarin ik een simpele maar onomstotelijke waarheid vertel. In een halfuur was het klaar, muziek én tekst. Ik heb mezelf toen in snelheid gepakt. Het gaat over mezelf, maar het vertrok bij Cohen. Hij wilde een serieuze dichter worden, geen populaire singer-songwriter. Maar doordat hij tot muziekicoon werd uitgeroepen, heeft hij die ambitie moeten opgeven. En door zich te laten beroven door zijn entourage, moest hij tot het bittere einde blijven optreden.

“Bij mij is alle druk weggevallen. Ik herinner me nog goed dat Fred Julien, mijn goede vriend en manager, op een gegeven moment tegen mij zei: ‘Daan, nieuwe richtlijn: vanaf nu hoeft het niet meer. Vanaf nu gaat het tussen u en uzelf.’ Dat was een gigantische verlossing. Als ik nu een plaat maak, is dat louter uit expressiedrang en spelplezier. En met de ambitie om met iets voor de pinnen te komen dat men niet van mij verwacht. Als ik nu ga optreden, doe ik dat omdat ik het nog altijd gráág doe, en het kan doen met mensen die ik graag zie.”

Hoe schat je zelf je positie in de pikorde van de Belgische pop en rock in?

“Eeuwige tweede. Ik laat mij af en toe uitzakken naar de staart van het peloton, waar niemand nog op mij let, om mij vervolgens aan een waanzinnige ontsnapping te wagen en op de streep toch nog te worden geklopt (lacht). Zoals mijn grote held Raymond Poulidor, de legendarische Franse oud-wielrenner. Ik heb hem hier eens zien rondlopen, toen hij zijn kleinzoon Mathieu van der Poel kwam aanmoedigen op de Druivencross van Overijse, waarvan het parcours voor een stuk over mijn grondgebied loopt. Schitterende figuur, vrolijke Fransman, helemaal verzoend met zijn status van eeuwige tweede. Terwijl Bernard Hinault gewoon een dikke, zelfingenomen eikel is. Altijd en overal de eerste willen zijn: het lijkt me niet alleen vermoeiend, het is ook een beetje belachelijk.”

Op de nieuwe Dead Man Ray-plaat staat een nummer getiteld ‘Middle Aged Men’. De tekst wordt voorgedragen door Plastic Bertrand en gaat over ‘l’homme qui s’en va dans la rue, à moitié nu / De plus en plus petit, indéfini’. Die keizer die halfnaakt is, die ster die steeds kleiner wordt, ben jij dat?

“Helemaal! (lacht) Vooral die halfnaakte man is uit het ware leven gegrepen. Na een doorwaakte nacht bij mijn vriendin, die toen nog in Antwerpen woonde, wilde ik om vijf uur ’s ochtends sigaretten gaan kopen. Ik trok gauw een broek aan en begaf mij, blootsvoets en met ontbloot bovenlijf, naar de nachtwinkel om de hoek. Die gesloten bleek te zijn. Uitgerekend op dat moment passeerde er een politiecombi. Het raampje ging omlaag, en een agente vroeg: ‘Awel, menier, wa zoekt u?’ ‘Euh, een pakje Bastos,’ antwoordde ik. ‘Stap mor in.’

“Ik dacht: oei, ik ben er weer gloeiend bij. De agenten, twee vrouwen, voerden me helemaal naar het andere einde van de stad en stopten voor een nachtwinkel die nog open was: ‘Awel, ga nu maar, hè.’ Ik dacht: lap, kan ik dat hele eind teruglopen. Maar de agentes bleven wachten en hebben me netjes voor de deur van mijn vriendin weer afgezet (lacht). Voilà, er gebeuren ’s nachts ook mooie dingen, waar je liedjes over kunt maken. En als je die vervolgens kunt spelen met de mannen van Dead Man Ray, word je met plezier 50.”

©Humo