Direct naar artikelinhoud
InterviewCaroline Vrijens

Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens heeft een doel: ‘Geef meer kinderen een stem’

‘Een juf vertelde me al hoe ze het niet meer kan aanzien: elke middag weer die lege brooddozen. Dat is iets wat veel leerkrachten zien. Een kind dat niet gegeten heeft, kan toch niet leren?’Beeld Joris Casaer

Ze is juriste, kent de jeugdhulp als haar broekzak en is sinds deze zomer onze nieuwe kinderrechtencommissaris. Caroline Vrijens (44) heeft veel werk op de plank. ‘Kinderen die emotioneel of fysiek mishandeld worden, daar wil ik heel alert voor blijven.’

Ze heeft er net een vergadering op zitten over de kinderen van Syriëstrijders, een dossier dat haar niet onberoerd laat. Met stevige pas leidt Caroline Vrijens ons voor naar haar kantoor in het Vlaams Parlement. Hier nam ze op 1 augustus de fakkel over van Bruno Vanobbergen.

Vechten voor de rechten van kinderen deed ze eerder al, bij het Agentschap Jongerenwelzijn en SOS Kinderdorpen. Liefst van al met de voeten in de klei. “Laat mij alsjeblieft buiten komen. Om te praten met kinderen in kwetsbare situaties – in armoede, de jeugdhulp, de kinderpsychiatrie. Wat ik de komende jaren wil uitvlooien, is dit: is er aandacht voor hun stem? En waar botsen ze op?”

Begin deze maand heeft een rechter de Belgische staat verplicht om tien kinderen van Syriëstrijders terug te halen naar hier. U reageerde toen ‘opgelucht’. Hoe bezorgd bent u over dit dossier?

“Enorm. Het gaat over 60 à 70 jonge kinderen, van wie de meerderheid jonger is dan vijf. Ze leven daar in verschrikkelijke omstandigheden, in kampen in oorlogsgebied. Hun rechten worden gigantisch geschonden. Ze kunnen er niet naar school, hebben geen degelijke huisvesting, en velen zijn ziek. Sommigen zijn zo zwaar ondervoed dat we dat nooit meer helemaal goed kunnen maken.”

“In mijn ogen blijft onze staat verantwoordelijk voor hen. Het zijn Belgen, kinderen van ons. Slachtoffers ook van de keuzes die hun ouders hebben gemaakt.”

Dat is een kritiek waar u ongetwijfeld op botst: ‘Die kinderen zijn klein, maar wel geradicaliseerd.’

(knikt) “Er is veel angst, hé. De aanslagen in Zaventem en in Maalbeek, drie jaar geleden, hebben ons met een trauma opgezadeld. Dit had nooit mogen gebeuren. Zorg voor de overlevenden en de naasten van slachtoffers blijft hard nodig.”

“Maar die kinderen staan daar los van. Het zijn Belgische onderdanen, en ze zijn in gevaar. Sommigen zelfs in levensgevaar. We zijn verplicht hen terug te halen.”

Maar wat met hun moeders dan?

“Ons standpunt is: je mag die kinderen niet scheiden van hun moeder, want dat druist in tegen het belang van het kind. Vaak is hun moeder de enige persoon die ze goed kennen. Wij vinden: haal ook de moeders terug, en laat ze – indien nodig – hier berechten. Maar dat ligt erg gevoelig natuurlijk. Het blijft afwachten wat onze overheid zal beslissen.”

“Maar intussen ben ik wel heel ongerust over die kinderen. Het is nu ook winter: strenge kou, erbarmelijke omstandigheden, gebrek aan voeding.”

‘Die kinderen in Syrië zijn Belgische onderdanen, en ze zijn in gevaar. Sommigen zelfs in levensgevaar. We zijn verplicht hen terug te halen.’Beeld Joris Casaer

Dan zijn er nog de binnenlandse dossiers op uw bureau. U bent nu vijf maanden in functie. Welke verhalen hebben u al diep geraakt?

“Toch vooral de vechtscheidingen. Hoe kinderen daar emotioneel van afzien, zich verscheurd voelen door de loyaliteit tegenover hun ouders. Een jongen van tien had, op ons advies, een brief geschreven naar de rechter. Want hij was totaal niet tevreden met zijn verblijfsregeling. Hij heeft daar nooit antwoord op gekregen. (zucht) Terwijl het kinderen wel in hun dagelijkse leven raakt.”

Ook schrijnend: vorig jaar kreeg de politie 3.520 meldingen binnen van fysieke kindermishandeling. Net geen tien per dag. Hoe kijkt u daarnaar?

“Heel zorgwekkend is dat. Onaanvaardbaar ook. Als samenleving mogen we dat niet toelaten. Ouders zijn de eerste verantwoordelijken. Maar als kinderen emotioneel of fysiek mishandeld worden, moeten we dat tijdig opmerken. Daar ben ik heel gevoelig voor, misschien omdat ik uit de sector van de jeugdhulp kom. Ik wil daar heel alert voor blijven. Vangen we de signalen wel genoeg op? En is ons systeem waterdicht of glippen sommige kinderen door de mazen van het net?”

Nog zoiets: wij zijn bij de laatste landen in Europa waar de ‘pedagogische tik’ nog niet verboden is. Wilt u daar verandering in brengen?

“Absoluut. Ik sta daar echt van versteld: hoe kan dit nog altijd niet geregeld zijn? Pas op, ik begrijp het dat ouders eens de controle verliezen. Het is ook niet mijn bedoeling om ouders te stigmatiseren. Wij vragen geen sancties of een artikel in de strafwet. Wel moet er vanuit de overheid een duidelijk signaal komen, dat ook binnen de opvoeding geen enkele vorm van geweld oké is.”

“Je moet ook sensibiliseren. In Zweden hebben ze dat slim aangepakt. Toen zij in 1979 met een verbod kwamen, prijkte de boodschap ook op de flessen melk. Als je zoiets leest, telkens als je de koelkast opentrekt, zal je toch langer nadenken vooraleer je nog eens fysiek uithaalt.”

Kreeg u zelf ooit een pedagogische tik?

“Ooit, toen ik klein was en we met ons drieën het kot te klein maakten. Toen heeft mijn mama me eens een tik gegeven op mijn poep. Dat herinner ik me nog.” (lachje)

U was dertien toen u uw moeder in een verkeersongeluk verloor. Hoe heeft dat uw jeugd getekend?

“Ik was de oudste van drie, en wij hadden een heel sterke band met mama. Mijn papa was arts, en dus veel van huis. Laat het mij zo zeggen: ik heb een atypische jeugd gehad, ik was niet zo’n kind als de anderen. Vooral omdat ik me, na de dood van mijn moeder, superverantwoordelijk voelde voor mijn jongere zus en broer. Zaten zij met een probleem, dan was ik zowat de moederkloek die het voor hen opnam.”

Nu bent u de spreekbuis voor álle Vlaamse kinderen. Heeft dat verlies dan ook uw carrière bepaald?

“Uiteraard kleurt dat je ervaring, hoe je naar de dingen kijkt. Maar is dat de reden waarom ik dit doe? Geen idee. Het is vooral een interesse, denk ik. Maar mijn kinderen vinden het wel cool: mama die voor alle kinderen opkomt.” (lacht)

Gaat u ook opkomen voor kinderen in armoede? Hun aantal blijft maar toenemen.

“Daar kan ik me echt over opwinden. Het moet toch mogelijk zijn om dat af te remmen? We kunnen toch niet aanvaarden dat dit in stijgende lijn blijft gaan? Ik wil zeker bekijken wat ik daarin kan betekenen. Want armoede draagt ook echt bij tot schendingen van de kinderrechten.”

“Een juf vertelde me al hoe ze het niet meer kan aanzien: elke middag weer die lege brooddozen. Dat is iets wat veel leerkrachten zien. Een kind dat niet gegeten heeft, kan toch niet leren?”

U vindt het belangrijk om ‘kinderarmoede’ ook zo te benoemen. Hoezo?

“Omdat het op hen toch nog een andere uitwerking heeft dan op volwassenen. Kinderen beleven armoede dubbel. Aan de ene kant zien ze hoe moeilijk hun ouders het hebben, en maken ze zich vaak zelf ook zorgen over onbetaalde rekeningen. Aan de andere kant willen ze gewoon jong zijn en bij de groep horen. Wat niet zo vanzelfsprekend is als je er anders bijloopt of sommige dingen niet kunt doen.”

“Kinderen in armoede hebben zo hun eigen technieken: ze weten hoe ze zelf hun kleren kunnen aanpassen als ze eruit gegroeid zijn. Het zijn overlevingsstrategieën, om dat zo weinig mogelijk aan de buitenwereld te laten zien. Want ze willen niks liever dan zijn zoals de rest.”

Uw mandaat loopt zes jaar. Wat hoopt u zeker te verwezenlijken?

“Heel bondig: dat kinderen meer worden gehoord. Ik wil werken aan die mindshift: dat je als volwassene toch echt je best moet doen om naar kinderen te luisteren, ook al denk je dat je het zoveel beter weet. Want soms komen ze met oplossingen die je zelf niet gevonden had.”

U kwam hiervoor al met de campagne #carolineluistert. Met als doel: nagaan of kinderen inspraak hebben. Hebben ze die te weinig?

“Begrijp me niet verkeerd: veel kinderen hebben het goed, worden gehoord en kunnen over heel wat zaken hun mening geven. Van het eten dat op tafel komt, over hun woonplaats, tot hun studiekeuze. Ook mijn kinderen maken hier nu handig gebruik van. ‘Maar mama, ik heb dat recht toch?’, zeggen ze dan. (maakt zich vrolijk) Zo vertrekt mijn oudste dochter van vijftien straks naar Groot-Brittannië, om er haar Engels op te krikken. Een mooi idee waar je als kinderrechtencommissaris moeilijk tegen kunt zijn. Tot het over je eigen dochter gaat. Dan denk je: ja maar, wat met al die andere vakken die je zal moeten inhalen?”

“Pas op: wij zeggen ook niet dat je kinderen altijd hun goesting moet geven. Maar wel: luister tenminste waar ze tegenaan lopen. In veel beslissingen die hen aanbelangen, krijgen ze nog te weinig een stem. Denk aan het recht op inspraak in zorginstellingen, voor de jeugdrechter, of over de verblijfsregeling na een scheiding.”

‘Er moet vanuit de overheid een duidelijk signaal komen, dat ook binnen de opvoeding geen enkele vorm van geweld oké is.’Beeld Joris Casaer

De klimaatjongeren lieten dit jaar wel van zich horen. Wat vindt u van iemand als Greta Thunberg?

“Heel knap vind ik dat. Dat een jong meisje met zo’n kritische geest de kracht vindt om rechtop te staan en te zeggen wat ze denkt, ook al botst dat met de mainstream. De grote omwentelingen in het verleden begonnen ook vaak zo. Met één iemand die zegt: dít aanvaard ik niet meer. Het maakt me echt blij, hoe jongeren zich daarin emanciperen en hun mening geven.”

U hebt drie kinderen. Zijn zij op straat gekomen?

“Mijn oudste dochter wel, zij is nogal vrijgevochten. (gniffelt) Ze kwam ook zelf met het idee. Wij hebben het haar niet ingefluisterd, maar hebben haar zeker ook niet tegengehouden. Ze is echt begaan met het klimaat. Dus als ze daar ongerust over is, mag ze dat ook laten horen. Trouwens, ik kan moeilijk op het werk voor inspraak pleiten, en hen dan thuis de mond snoeren.” (lacht)