Direct naar artikelinhoud
Bart Eeckhout met zijn kinderen John John en Missy.
ColumnBart Eeckhout

Dat de schoolmaaltijden tot nader order ­afgeschaft blijven, is voor je zoon het beste nieuws van deze corona-schoolstart

Bart Eeckhout is hoofdredacteur bij De Morgen en papa van John John (10) en Missy (7).

Missy kijkt van de boterham op haar bord naar het beleg op de tafel. Ze aarzelt. Zoals er even en oneven dagen zijn, zijn er voor je dochter dagen waarop ze wel en geen kaas lust. Je zag haar ooit in de opvang smaakvol bijten in een Babybel-kaasje. Waarna jij, als goede huisvader, ook maar een zakje rode nepkaas meebracht van de winkel. Vies gezicht bij de dochter: “Ik vind dat niet lekker.”

Je dochter neemt een sneetje jonge gouda uit het pak. Na lang twijfelen heeft ze besloten dat dit een dag wordt waarop ze wel graag kaas eet. Het gaat wat ver om het een onafhankelijksverklaring te noemen, maar een ­statement is het wel.

Kaas eten is politiek in jullie gezin. Iemand anders zou zeggen dat er twee democratieën onder je dak huizen. Vader en moeder zijn overtuigd prokaas, met moeder als gloedvol woordvoerder. Maar zoonlief is nog veel ­radicaler antikaas. Zeggen dat John John een funda­mentalist is, is overdreven, want hij tolereert gesmolten ­mozzarella op afhaalpizza (maar niet op de zelfgemaakte variant of op pizza in het restaurant).

Nog als kleuter sloot je zoon met zijn boezemvriendje een pact: nooit zouden ze kaas eten. Het verbond houdt inmiddels een jaartje of acht stand, de lengte van hun gedeelde schoolcarrière. Diepdroevige verhalen bereiken je uit de schoolrefter over hoe lapjes cordon bleu onder tafel gesmokkeld worden om daar niet geheel spoorloos te verdwijnen en over tranen die over wangen biggelen wanneer het bord bij betrapping toch leeggegeten dient te worden. Dat de schoolmaaltijden tot nader order ­afgeschaft blijven, is voor je zoon het beste nieuws van deze corona-schoolstart.

Qua kaas neemt Missy veeleer een ­centrumpositie in. “Ik vind het lekker maar ik eet het niet graag”, zei ze ooit met een ­typerende gedachtekronkel die enkel voor christendemocraten logisch kan klinken.

Eigenlijk klopt dat niet. In haar hart vindt ze kaas best lekker. Niet zo lekker als een zure mat maar toch lekker genoeg om mee te nemen op de boterham naar school en er geen kruimel van over te laten.

Alleen is er die dwingende blik van haar broer. Die grote broer die ze zo bewondert en wil evenaren in ­grotebroer-zijn. Om zijn gunst te krijgen, wil ze weleens een alliantie van kaashaat sluiten. Wie weet wordt ze dan ook plots groot en sterk?

Maar vandaag dus niet. Ze weerstaat de rollende ogen en kokhalsgeluiden aan de overkant van de tafel, twijfelt even halfweg, maar laat het plakje uiteindelijk toch op de boterham vallen. “Lekker”, roepen vader en moeder haast simultaan met de motivationeel correcte ­aanmoedigingsijver waarmee je normaal een kind leert fietsen.

Wel de korsten opeten, zeg je nog. Je dochter schudt van neen, en wipt alweer van haar stoel af, nieuwe ­avonturen tegemoet. Het is niet omdat ze het kamp van haar broer heeft verlaten, dat ze zich zomaar bij jullie eetgewoontes laat inlijven. Zo werkt dat niet bij ­onafhankelijke vrouwen.