corona

Kinderrechten mogen nooit meer op slot

Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens vraagt dat lokale besturen ontmoetingsruimte in de buitenlucht openstellen voor kinderen en jongeren. De coronamaatregelen houden al veel meer rekening met de jeugd, gelukkig maar, zegt Vrijens. ‘Maar we blijven waakzaam.’

Veerle Beel

De coronacrisis heeft het leven van kinderen en gezinnen op zijn kop gezet. Grootouders misten hun kleinkinderen, ouders bezweken bijna onder de combinatiedruk, kinderen moesten wekenlang alleen spelen thuis, of bleven te lang verstoken van contact met hun ouders als ze in de jeugdhulp verbleven. Leerkrachten waren erg bezorgd over leerlingen met wie ze geen contact konden maken. Geweld binnen gezinnen nam toe. ‘Alle basisrechten kwamen in het gedrang’, zegt kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens.

In april lanceerde het kinderrechtencommissariaat (KRC) een grote bevraging, waar 44.000 kinderen en jongeren aan deelnamen. ‘Zo’n massale deelname toonde aan dat kinderen en jongeren te lang niet gehoord waren over deze crisis’, zegt Vrijens. ‘Zij moesten ondergaan.’

Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens.  ©  Belga

In september presenteerde Vrijens haar belangrijkste conclusie al in de ad-hoccommissie over corona in het Vlaams Parlement: ‘Te veel kwetsbare jongeren verdwenen uit beeld. Gezinnen kunnen het niet alleen. Kinderen en jongeren hebben school, vrienden en ondersteuning nodig. Een lockdown zoals die eerste mogen we nooit meer herhalen. Scholen mogen niet meer dicht.’

Toch volgde er een tweede lockdown, in een lichtere versie. ‘Gelukkig zijn er veel lessen getrokken uit die eerste ervaring’, zegt Vrijens. ‘De scholen blijven open, ook al is het voor de oudere leerlingen maar gedeeltelijk. Speel- en sportpleinen zijn niet afgesloten zoals de eerste keer. Daarover zijn toen heel veel klachten binnengekomen. We blijven de situatie op de voet volgen. Zo horen we dat lokale besturen nu soms strenger zijn dan federaal is afgesproken. Dat maakt ons ongerust. Jongeren hebben nood aan plaatsen om elkaar te ontmoeten. Wij roepen de besturen op om daar creatieve oplossingen voor te zoeken.’

Niet iedereen digitaal

Woensdagochtend presenteerde Vrijens het jaarverslag. Ze schoof enkele klachten en getuigenissen naar voren die haar bijzonder troffen. Die van een moeder die thuis alleen een verouderde pc had, waarop de schooltaken niet konden worden uitgevoerd. De kinderen probeerden het via haar smartphone, maar dat lukte evenmin. Het commissariaat bracht de moeder in contact met de school, die haar een pc in bruikleen gaf en de kinderen hielp om erop te leren werken.

Of het verhaal van Maarten, een jongen van twaalf jaar met het syndroom van Down: bij de herstart van de scholen voor de zomervakantie werd zijn klas in twee helften verdeeld. Maarten kreeg te horen dat hij niet langer welkom was. Na een klacht van de vader bij het KRC kwam het tot een compromis: mits bijkomende ondersteuning mocht Maarten toch terug naar school.

In het Vlaams Parlement getuigden jongeren over de toegenomen stress die ze ervoeren vanwege de vele huistaken die op hen afkwamen en die hen ’s nachts uit hun slaap hielden. Ali, een jonge vluchteling die in een asielcentrum woont, kan nooit uitgerust naar school omdat er ’s nachts geen begeleiding aanwezig is en er veel lawaai wordt gemaakt in het centrum. Wifi is er niet, omdat het enige lokaal met wifi wegens corona buiten gebruik is gesteld. Om te internetten moet hij telkens buiten het gebouw gaan staan.

‘Het is een illusie om te denken dat elke leerling digitaal mee is’, zegt Vrijens. ‘Scholen moeten nu volop inzetten op het remediëren van de leerachterstand. Tegelijk kan digitaal onderwijs een troef zijn in de begeleiding van kinderen met hoogbegaafdheid, zodat ze geboeid blijven.’

Vijfjarigen dagenlang in afzondering

Ook uit de jeugdhulp kwamen veel meldingen. Jongeren namen daar vaak zelf contact met het KRC, omdat ze hun situatie ‘oneerlijk’ vonden in vergelijking met jongeren die thuis woonden. Vrijens zegt: ‘Het heeft tot eind april geduurd voor een leefgroep als een bubbel werd beschouwd, waardoor jongeren uit voorzieningen terug samen naar buiten konden.’

Er waren pijnlijke meldingen over de strenge toepassing van quarantaineregels: zelfs vijfjarigen moesten na een bezoek aan hun ouders dagenlang in afzondering blijven op hun kamer, net als jongeren met een depressie of andere psychische klachten. Ouders die op bezoek kwamen, moesten op afstand blijven.

Vrijens: ‘We hebben gelukkig signalen gekregen dat bezoek in voorzieningen nooit meer opgeschort zal worden, en dat er meer differentiatie zal komen in de quarantaineregels, zodat jonge kinderen, kinderen met een handicap of psychische problemen nooit meer zo hard getroffen worden.’

Vrijens vraagt tot slot dat er een evaluatie wordt gemaakt over de snelle terugkeer naar huis van kinderen en jongeren bij de aanvang van de eerste lockdown: hoe snel konden die kinderen en jongeren terug naar de voorziening als het thuis niet lukte? En omgekeerd: bij hoeveel kinderen ging het wel goed, en waren die misschien ten onrechte lang geplaatst?