Direct naar artikelinhoud
InterviewDavid Van Reybrouck

‘Er staat een oorlog voor de deur’

‘Ik vind het fijn dat mijn vriendin Eva ook schrijft en voor het klimaat vecht – ze is actief bij Extinction Rebellion en Fossielvrij.’Beeld Saskia Vanderstichele

Houdt iemand de tel nog bij? Van Congo zijn naar verluidt wereldwijd zo’n half miljoen exemplaren verkocht. Tien jaar later heeft standaardwerkenschrijver David Van Reybrouck (49) een opvolger klaar: Revolusi, het verhaal van de kolonisatie en dekolonisatie van Indonesië. En intussen is hij aan nog iets ambitieuzers begonnen: een wezenlijke bijdrage aan het redden van de planeet. 

Je boek Congo moest nog verschijnen toen je al een bodempje voor deze nieuwe onderneming legde: in 2009 las je, met uitzicht op de Congorivier, voor het eerst Max Havelaar van Multatuli.

“Daarna heb ik lang op het idee gebroed om over Indonesië een soortgelijk boek als Congo te schrijven. Pas in 2015 wees een vriendin, Bregje Hofstede, mij erop dat haar derde oma, een soort kinderoppas met een Indisch verleden en een vat vol verhalen, wel erg oud werd. Ik moest opschieten als ik haar en andere getuigen van de dekoloniseringsjaren nog wilde interviewen. Die zomer heb ik in Nederland enkele gesprekken gevoerd en kort daarna ben ik meteen naar Yogyakarta gevlogen. Indonesië was in 1945 het eerste land dat na de Tweede Wereldoorlog zijn onafhankelijkheid heeft uitgeroepen, en ik was er inmiddels van overtuigd dat dit verhaal voor de hele wereld interessant was.»

Veel voorkennis had je niet over Indonesië?

“Nee, en dat prikkelde me: iets weten is plezant, maar iets niet weten is nog plezanter. Ik heb in Yogyakarta meteen een intensieve taalcursus Indonesisch gevolgd, en al in het eerste weekend ging ik met één van mijn taalleerkrachten op zoek naar getuigen.”

Kun je intussen een koffie bestellen in het Indonesisch?

“Nee. Ik drink geen koffie, en daar worden zevenhonderd talen gesproken. In het Indonesisch, de nationale taal, kan ik de grote lijnen van een gesprek volgen en een kopje thee vragen: ‘En satu teh lagi ya?’ Ik heb overal met tolken gewerkt, in wel twintig talen. Dat was wel heel anders dan in Congo, waar ik overal in het Frans met mensen kon spreken. Als ik daar met twintig mensen negen uur in een busje zat, leerde ik ook veel. In het algemeen was het deze keer allemaal veel complexer.”

Het veldwerk lijkt me de reden waarom je het doet: ik zie je niet gauw een historische studie in de bibliotheek schrijven.

“Ik heb het geluk dat ik mijn archiefwerk in de openlucht kan doen (lacht). De oude mensen die ik opzoek, zijn ook een archief. Een moeilijk archief, omdat geheugens feilbaar zijn, maar elk archief heeft zijn eigen problemen. Door met getuigen te spreken krijg je van onderuit nieuwe inzichten aangereikt, en je krijgt de emotionele dimensie veel beter mee. Maar ik doe het écht graag. Zet me naast een oude man of vrouw, geef me een balpen en een schriftje, en ik ben gelukkig.”

Kwam je nooit bij iemand terecht die je nauwelijks iets te vertellen had?

“Ja, helaas wel, maar het loont toch altijd. Ik ben ook naar Japan gegaan, omdat dat land Indonesië heeft bezet tijdens de oorlog, en naar Nepal, om daar de Gurkha’s te spreken die als elitesoldaten voor de Britten in Indonesië hebben gevochten. Ik moet wel toegeven dat ik een dipje had toen ik op een uitloper van de Himalaya vijf uur lang in de auto langs een ellendig weggetje bergop had gereden, om daar iemand te vinden die als Gurkha naar Indonesië had moeten gaan, maar niet verder dan het trainingscentrum in India was geraakt.”

“Het veldwerk in Nepal deed ik het liefst. Het is er ongelofelijk mooi, sommige plekken lijken niet veranderd sinds het neolithicum. Indonesië is ook mooi, maar grote delen van het land zijn erg vervuild. Wat plastic betreft, is het ’s werelds grootste vervuiler. Ik zag in een rusthuis in Jakarta een oude vrouw voorovergebukt met een paar takjes de vloer vegen. De eucalyptusblaadjes raapte ze op, maar het plastic liet ze liggen, dat was blijkbaar niet vuil.”

De Nederlanders hebben er in het koloniale tijdperk een heldere koopmanslogica op na gehouden, kan ik het zo stellen?

“Ja, ze zijn er rond 1600 naartoe getrokken omdat het goedkoper was zelf je specerijen te gaan halen, en in 1949 beseften ze dat het goedkoper was om de kolonie los te laten. Maar Indonesië moest zichzélf vrijkopen, zoals slaven in de 19de eeuw, het is haast niet te geloven. Een deel van dat geld heeft Nederland gebruikt voor de wederopbouw en de financiering van de eigen welvaartsstaat.”

Als we ons op de 20ste eeuw concentreren, hoe zou je dan het Nederlandse kolonisatiemodel samenvatten?

“Van 1900 tot 1920 hebben ze een paternalistische poging tot emancipatie ondernomen, vanuit een soort win-winlogica: wij winnen er economisch bij, en de lokale bevolking moet er ook iets aan hebben. In de volgende twintig jaar kon dat ideaal niet meer gehandhaafd worden en werd de bevolking structureel vernederd. Er waren al vroeg stemmen voor onafhankelijkheid, die werden dan oproerkraaiers genoemd en verbannen naar een soort Nederlandse goelag in Nieuw-Guinea. Meer dan duizend mensen zijn daar beland, sommigen zaten er vijftien jaar van hun leven vast. Maar dat is nauwelijks bekend in Nederland. Bij de presentatie van mijn boek werd ik geïnterviewd door Matthijs van Nieuwkerk, en hij wist niet dat Nederland zo’n ballingsoord had gehad. Dat zoiets daar geen collectieve kennis is, dat kan toch niet? Daar heeft het onderwijs gefaald.”

MASSAMOORD

Bij ons gaat een discussie over de koloniale periode in Congo algauw over het aantal doden dat Leopold II op z’n geweten heeft. Hoe zit dat in Nederland?

“Daar draait het om de vraag of er onmiddellijk na WO II oorlogsmisdaden zijn gepleegd, en op welke schaal. Twintig jaar lang is daarover gezwegen, tot in 1969 de eerste klokkenluider opstond, Joop Hueting – ik heb hem nog gesproken. Hueting werd door de veteranenorganisaties weggehoond als ‘die rode rat die ons door het slijk wilde halen’. Een paar jaar later kwam er een ‘excessennota’, een voorlopige inventaris van wat men wist, en die tot een breed onderzoek moest leiden. Maar daar is pas enkele jaren geleden, haast een halve eeuw later, werk van gemaakt.”

“Nu weten we dat er incidenten zijn geweest waarbij soldaten door het lint zijn gegaan, de zogenaamde excessen, maar dat er ook structureel dingen verkeerd liepen: slechte training, slechte omkadering, te weinig eten, te weinig voorlichting… Bij ondervragingen werd er systematisch gefolterd, en na afloop ervan zijn er mensen doodgeschoten.”

Je beschrijft het methodische geweld van Raymond Westerling, hoofd van de elite-eenheid Depot Speciale Troepen. Maakt het je kwaad dat zo’n man nooit verantwoording heeft moeten afleggen?

“Natuurlijk! Wat daar is gebeurd, is afschuwelijk. Zijn opvatting was: we gaan het hier niet doen zoals de Britten, die met een enorm aantal soldaten weken bezig waren om één stad in te nemen. Nee, wij ‘pacificeren’ meteen een hele regio door de bevolking te intimideren en te traumatiseren. We gaan naar hun dorpen, we verplichten iedereen samen te komen, en wie we ervan verdenken een vrijheidsstrijder te zijn, schieten we theatraal neer voor het oog van duizenden dorpsbewoners. Tot op het hoogste niveau was bekend dat dat gebeurde, maar men liet Westerling begaan. In bepaalde kringen genoot hij zelfs een heldenstatus.”

“De aangrijpendste gesprekken waren die met getuigen in Galung Lombok, die ik had bijeengezocht op de plek waar door collega’s van Westerling honderden mensen neergekogeld waren. Achterop een brommer heb ik dagenlang door dat gebied gereden en oude mensen aangesproken. Ze hadden het allemaal gezien! Ik deed wat Human Rights Watch vandaag doet, maar dan niet een maand, maar zeventig jáár na de feiten. Die mensen vertelden er heel geëmotioneerd over, soms voor het eerst. Sommigen hielden het niet droog, terwijl Indonesië toch een land is waar niet gauw in het openbaar wordt gehuild.”

‘Er zijn heel wat Nederlandse dienstweigeraars naar België gevlucht. De vader van Raymond van het Groenewoud, bijvoorbeeld, is hier gebleven.’Beeld Saskia Vanderstichele

Voor de beruchte ‘politionele acties’ stuurde Nederland 120.000 soldaten naar Indonesië. Er waren ook enkele duizenden dienstweigeraars. Samen liepen ze vijftien eeuwen celstraf op, schrijf je. Roeren die mensen zich vandaag niet?

“Nee, nauwelijks. Een aantal van hen heeft een gevangenisstraf uitgezeten. Ik ben Remco Campert gaan interviewen: die was afgekeurd door een bevriende psychiater met wie hij in het verzet had gezeten. Er zijn ook heel wat Nederlanders naar België gevlucht. De vader van Raymond van het Groenewoud, bijvoorbeeld, is hier gebleven. Op mijn boekvoorstelling was er een getuigenis van Goos Blok, een man die aan die acties heeft deelgenomen. Hij riep de minister van Defensie op om de dienstweigeraars en deserteurs te rehabiliteren. Dat zou een geweldig gebaar zijn.”

“De jongste jaren is er wel steeds meer ophef over het wangedrag van de Nederlandse soldaten, maar er wordt nauwelijks gekeken naar de heren in Den Haag die de soldaten hebben uitgezonden. Het is een beetje makkelijk om verontwaardigd te zijn over het vreselijke wangedrag van die boerenjongens uit Friesland of de Achterhoek, maar niet over minister-president Louis Beel, één van de grote haviken in dit verhaal. Ik hoop dat mijn boek in dat opzicht iets kan losmaken.”

Er is ook het onwaarschijnlijke verhaal van oud-premier Pieter Gerbrandy, die in 1947, om de kolonie toch te kunnen behouden, zowaar een staatsgreep plande, en daar koningin Wilhelmina over inlichtte.

“We weten niet wat ze met die brief heeft gedaan, maar ze werd inderdaad ingelicht: ‘Majesteit, we gaan een staatsgreep plegen. Dit zijn onze eisen, gelieve ons te erkennen na afloop.’ Wilhelmina was niet gelukkig met de dekolonisatie en wellicht had ze sympathie voor de idealen van Gerbrandy. Maar mogelijk heeft zij dat idiote plan weten te verijdelen.”

ZWART IN EUROPA

Indonesië was de eerste staat die na de Tweede Wereldoorlog het juk van de kolonisatie van zich afwierp. In 1955 werd daar de conferentie van Bandung gehouden, met alle leiders van wat later de derde wereld werd genoemd.

“Het was een soort Black Lives Matter van de jaren 50, een oproep om het idaal van de gelijkheid van de Franse Revolutie niet alleen voor Europa, maar voor de hele wereld te doen gelden. Maar die beweging is doodgebloed omdat de Amerikanen er alles aan gedaan hebben om ze te doen stoppen. In volle Koude Oorlog dachten zij: wie niet voor ons is, is tegen ons.”

“Zwarte leiders als Martin Luther King en Malcolm X waren helemaal mee met de geest van Bandung, maar zijn later vermoord. Het is te treurig voor woorden dat iets wat 65 jaar geleden al gerealiseerd had kunnen worden, in 2020 nog altijd moet worden bevochten. Er is wel vooruitgang geweest, maar ook een ongelooflijke regressie. Het politiegeweld tegenover zwarten in Amerika is onder president Trump alleen maar toegenomen.”

Hoe zie je de Black Lives Matter-beweging bij ons?

“Wat voor mij duidelijk is geworden, is hoeveel pijn en leed er bij de diasporagemeenschappen is, en hoe belangrijk de band met het verleden voor hen is. Maar ook hoe groot de woede over hun lot is. Het onverstandigste wat er nu kan gebeuren, is dat we die woede wegzetten als onterecht of als aanstellerij. Belangrijke rapporten zoals ‘Being Black in the EU’ van de Fundamental Rights Agency tonen aan dat in héél Europa zwarten gediscrimineerd worden in het onderwijs en op de woning- en arbeidsmarkt.”

Verwacht je veel van de Congo-commissie, die nu bij ons aan het werk is?

“Ik vind het goed dat die commissie niet alleen aan waarheidsvinding doet, maar ook verzoening nastreeft. Want wellicht komen er nieuwe feiten boven water over 1895, maar wat heeft een briljante Congolese tandarts van 22 daaraan als zij er niet in slaagt een plek te vinden in een tandartsenpraktijk in Leuven, of een zwart gezin dat geen huurhuis vindt in Aalst? Die realiteit moet je ook voor ogen houden.”

Toen de discussie volop woedde of de standbeelden van Leopold II moesten worden neergehaald, hebben we je stem niet gehoord?

“Ik was toen volop Revolusi aan het schrijven. Ik heb over die dingen gezegd wat ik te zeggen had, en ik heb bewust niet meegedaan toen ze me vroegen als expert voor de Canvas-reeks ‘Kinderen van de kolonisatie’. Laat anderen spreken, ik wil het thema Congo niet monopoliseren. Ik vind de discussies over standbeelden en straatnamen wel interessant, maar het is belangrijk om niet alleen symboolkwesties aan te kaarten, maar ook de structurele discriminatie van vandaag. Het kan niet de bedoeling zijn dat elk dorp zijn Lumumbaplein heeft, terwijl die briljante tandarts over wie ik het net had, nog altijd geen werk heeft.”

“Je ziet nu een vorm van geradicaliseerde identiteitspolitiek. Abou Jahjah heeft er in een belangrijk essay voor gewaarschuwd dat Black Lives Matter geen elitair project mag worden van academisch geschoolde zwarten, Turken of Marokkanen die vooral bezig zijn met representatie – hoe worden mensen van kleur voorgesteld in films, in de media, op standbeelden? – terwijl ze de sociale dimensie en de structurele kwesties vergeten. En hij vond het erg onverstandig dat er geen allianties met medestanders werden aangegaan.”

“Het zou heel goed zijn als Black Lives Matter met een eisenpakket komt en de krachten bundelt. Ik kijk niet uit naar een identiteitsdebat waarbij iedereen zich op zijn eilandje van het eigen slachtofferschap terugtrekt. Want intussen staan we voor gigantische uitdagingen, zoals de klimaatkwestie.”

'De klimaatjongeren veroorzaken een geweldige dynamiek. Sommigen beweren dat ze een muis gebaard hebben, maar daar geloof ik niets van'Beeld Saskia Vanderstichele

REKENINGRIJDEN

Die kaart je expliciet aan in Revolusi.

“Ja, omdat we moeten beseffen dat kolonialisme niet alleen iets van het verleden is. We koloniseren de toekomstige decennia met dezelfde arrogantie en hetzelfde geweld waarmee we vroeger andere werelddelen innamen. Kolonialisme wil zeggen: de vrijheid van anderen kleiner maken voor je eigen gewin. Dat doen we nu met de volgende generaties.”

Het is wel een gitzwarte boodschap: na vijfhonderd bladzijden met behoorlijk wat bloedbaden verneemt de lezer dat het ergste misschien vóór ons ligt.

“Dat besef ik. Maar als je alle studies goed leest, is het om wanhopig van te worden. Terwijl ik aan dit boek werkte, kwamen de klimaatjongeren op straat. Dat is een problematiek waarmee ik al mijn hele leven bezig ben, sinds mijn scoutsjaren. Die jongeren hebben mij gedwongen er nóg meer over te lezen, want ik heb op vraag van Youth for Climate meegewerkt met het Panel voor Klimaat en Duurzaamheid van professor Jean-Pascal van Ypersele en Leo Van Broeck, de vorige Vlaamse bouwmeester. Alle goeie ideeën zijn wel aanwezig, maar als je dan een boek als ‘De onbewoonbare aarde’ van David Wallace-Wells leest… Verschrikkelijk! Ik ben toen midscheeps getroffen door climate grief, verdriet en ontreddering vergelijkbaar met rouw. Soms kon ik er niet over praten zonder emotioneel te worden. Vandaag sta ik sterker.”

Hoe krabbel je dan overeind?

“Door het geloof dat de klimaatjongeren een geweldige dynamiek veroorzaken, sterker dan die van Occupy. Sommigen beweren dat ze maar een muis gebaard hebben, maar daar geloof ik niets van. Mij hebben ze alleszins wakker geschud: ik ga minder schrijven en me meer bezighouden met het klimaatbeleid.”

“Er zijn ook ontwikkelingen waar je je aan kunt optrekken, zoals de Europese Green Deal, en de ambitieuzere klimaatdoelen die Ursula von der Leyen net heeft aangekondigd, zoals 55 procent minder CO2-uitstoot tegen 2030. Daar hebben we nog tien jaar voor, en ik ga proberen te helpen om dat streefcijfer te halen.”

Is Brussel daar een goeie plek voor? De politiek kent er een groene golf.

“We willen hier vlakbij La Friche, een oud rangeerterrein van de NMBS van wel 25 hectare, teruggeven aan de natuur. De biodiversiteit herstellen is nog dringender dan de opwarming tegengaan, zoals David Attenborough in zijn recente documentaire zegt. Weet je waar de natuur het vandaag goed doet? In Tsjernobyl, of all places, omdat de mens daar is weggegaan. La Friche is het Tsjernobyl van Schaarbeek: ooit een zwaar vervuild gebied, maar nu een belangrijke habitat voor vossen, vogels, libellen en zeldzame wilde bijen. Je hoeft geen kenner te zijn om dat waardevol te vinden. En nu door corona honderdduizenden vierkante meters kantoorgebouwen leegstaan en leeg zullen blijven, gaan we die laatste wildernis toch niet opofferen voor nieuwe bebouwing?”

We zullen moeten wennen aan het beeld van David Van Reybrouck die aan de zijde van prinses Esmeralda actievoert met Extinction Rebellion?

(lacht) “Ik sprak eens op een persconferentie waaraan zij ook meedeed, met een videoboodschap. Nee, ik zal vooral de democratische vernieuwingen verder vorm geven. Het politieke beslissingsmodel deugt niet als je drastische langetermijnbeslissingen wilt nemen. Met een soort burgerpanel moet dat wel kunnen. Een verkozen politicus moet aan 2040 werken, maar moet tegelijk ook de verkiezingen van 2024 winnen, en dat is lastig. Die druk kun je voor een deel verminderen door burgers de hete kastanjes uit het vuur te laten halen.”

“Neem bijvoorbeeld de discussie over het rekeningrijden op Vlaams niveau: iedereen was het erover eens dat het ingevoerd moest worden. Minister Ben Weyts had er maanden aan gewerkt, maar kort vóór de vorige verkiezingen bleek uit een onderzoek dat de N-VA-kiezer het niet zag zitten, en werd het afgeserveerd!”

Kiezers die het rekeningrijden niet zien zitten, kunnen een burgerpanel niet wegstemmen, luidt de kritiek dan.

“Zo’n panel geeft alleen aanbevelingen. De verkozen politici hakken uiteindelijk de knopen door. Je kunt ook werken met gemengde panels van verkozenen en ingelote burgers, zoals in Brussel. Dan heb je een dialoog tussen burgers en politici en respecteer je toch het politieke krachtenveld. Ze kunnen advies krijgen van experts en in debatten hun mening bijstellen.”

“De kernuitstap is een dossier waarbij dat zou kunnen werken. Hoelang sleept dat al aan? Zowel voor een uitstap als voor een verlenging valt iets te zeggen, maar nu is de rationaliteit uit het debat verdwenen. Het is een wellesnietesspelletje tussen links en rechts geworden, met elk hun experts. Het beste wat minister van Energie Tinne Van der Straeten nu zou kunnen doen, is daar in 2021 een burgerpanel over organiseren, om het debat te ontzenuwen. Laat 150 Belgen gedurende zes maanden bijeenkomen en nodig experts van alle strekkingen uit. Het kan dan de twee kanten uit, maar je krijgt wel een beargumenteerd eindresultaat. Maar ik ben bang dat de groenen hun lot zullen verbinden aan de kernuitstap.”

Er is veel scepticisme over je voorstellen voor burgerparticipatie, maar mensen als Wolfgang Schäuble, voorzitter van de Duitse Bondsdag, en de Franse president Macron zijn wel geïnteresseerd.

“Voor dit werk krijg ik het minst waardering, maar als ik over enkele decennia heenga, zal blijken dat het het belangrijkste is wat ik heb gedaan. Ons democratisch model is twee eeuwen oud, we moeten durven te innoveren. Naast stemrecht verdienen burgers ook spreekrecht.”

Je lanceerde een tijd geleden de stelling dat er niet minder populisme nodig is, maar een béter populisme. Achter de woede bespeurde je een verlangen naar betrokkenheid. Kunnen we sinds Donald Trump ook een verlangen naar niet-weten bespeuren?

“Dat is veranderd, dat is waar. Toen ik dat in 2008 schreef, was onwetendheid nog iets om je voor te schamen, in 2020 is onwetendheid een blijk van autonomie en onafhankelijkheid. Dat is een héél kwalijke ontwikkeling. Maar in de vroege fase van het populisme zag je vooral mensen die hunkerden om gehoord te worden. Ik heb toen vaak gezegd: ‘Die mensen zijn nog geen fascisten, maar ze zullen het wel worden als we hen demoniseren en als onfatsoenlijk volk behandelen.’ Ik ben trouwens heel blij met de reeks ‘De onfatsoenlijken’ op Canvas: eindelijk krijgen die mensen legitimiteit.”

Maar hoe kom je aan een verlicht populisme als mensen niet verlicht willen worden? En hoe verander je iets aan de manier waarop de sociale media de politiek beïnvloeden?

“Door de techgiganten te reguleren, tiens! Margrethe Vestager, de geweldige Europese Commissaris voor Mededinging, zet daar nu op in. We gaan onze democratie toch niet laten kapotmaken door Mark Zuckerberg? Die wordt rijk door mogelijk te maken dat leugens onze democratie vernielen. Jean-Luc Dehaene zei ooit dat zijn generatie politici moest leren omgaan met de televisie; vandaag moeten politici leren omgaan met de sociale media en met burgers die hen veel dichter op de huid zitten. Alles en iedereen innoveert – het onderwijs, de sport, de wetenschap – alleen de democratie houdt het bij een archaïsche werking.”

Ooit vroeg een partij je senator te worden, maar we weten niet welke.

“Nee, en ik ga het je ook niet vertellen. Ik kan mijn werk als democraat maar goed doen als ik in een zekere onpartijdigheid opereer. Ik heb er trouwens maar twintig minuten over moeten nadenken, en dat is toch vrij kort voor zo’n goedbetaalde baan met beperkte verantwoordelijkheden, nee?” (lacht)

HOOFD EN HART

Hoe is het eigenlijk met de dichter David Van Reybrouck? Die is toch niet dood?

“Nee, maar hij zal wel opnieuw zijn rijexamen moeten afleggen. Ik heb in de afgelopen jaren tot mijn spijt heel weinig gedichten geschreven, dat lukt me niet als ik volop non-fictie aan het schrijven ben. Ik heb wel met groot plezier even mijn lyrische ziel getoond in de openings- en slotpassage van Revolusi.”

Je ligt er niet wakker van als de activist de dichter voor de voeten loopt?

“Er staat een oorlog voor de deur! Mijn vriendin is ook schrijfster, en we zijn alle twee hard aan het denken over wat we de komende tien jaar zullen doen.”

Je hebt alleszins een flinke oorlogskas. Van Revolusi is de eerste druk van 60.000 exemplaren de deur uit, en ik las dat de vertaalrechten in één geval een bedrag met zes cijfers hebben opgeleverd. Minstens 100.000 euro dus?

“Er zijn veel zescijferige getallen (lacht). En ik krijg daar maar een deel van, hè. Ik heb na Congo een paar jaar vrijwilligerswerk kunnen doen voor de nieuwe democratie, en ik hoop dat nu opnieuw te kunnen doen voor de klimaatstrijd.”

Goed te horen dat je een vriendin hebt: niet zo lang geleden zei je in Humo dat je besmet was door de heersende ‘pandemie van bindingsangst’. In het dankwoord van Revolusi schrijf je dat Eva Rovers nu licht geeft aan je dagen.

“Tijdens het schrijven, tweeënhalf jaar geleden, had ik een geweldige ontmoeting met haar, ja. Bindingsangst verdwijnt niet één-twee-drie, het blijft me verbazen en jaloers maken met welk gemak anderen langdurige relaties kunnen aangaan. Maar Eva wist goed hoe je een Van Reybrouck moet strikken: met eindeloos veel geduld, en door hem veel ruimte te geven. Ik geniet er nu van, en ik vind het fijn dat ze ook schrijft en voor het klimaat vecht – ze is actief bij Extinction Rebellion en Fossielvrij. Bij het ontbijt gaat het over literatuur, activisme en democratie, maar ook over de grappen van de ‘Karels Crypto’-puzzel. Onzin helpt tegen de waanzin.”

Met 2021 breekt je vijftigste levensjaar aan, ben je daarmee bezig?

“Ouder worden is niet erg, dat heb ik van Josse De Pauw geleerd toen we samen in ‘De laatste show’ zaten. Op de vraag hoe het was om ouder te worden, antwoordde hij: ‘Het klopt dat het bergaf gaat, maar dat is ook makkelijker.’ Da’s een grote wijsheid.”

“Ik heb wel het gevoel dat ik nu iets heb afgesloten. Vijftien jaar geleden heb ik de universiteit verlaten, waar ik vijftien jaar verbleven had. En ik heb nog vijftien jaar tot aan mijn pensioen! (lacht) Al zal dat in mijn geval niet veel voorstellen. Ik voer nu gesprekken over hoe ik me het best kan inzetten voor het klimaat en de democratie. Ik heb meer erkenning gekregen dan ik voor mogelijk hield en zeker meer dan ik nodig heb, dus is het moment van geven gekomen.”

Het is ook bijna vijftien jaar geleden dat ik je de eerste keer interviewde. Je ging toen gejaagd door het leven, omdat je dacht maar vijf of zes jaar meer te hebben: je vreesde de ziekte van je psychisch kwetsbare vader te erven. Ben je van die angst afgeraakt?

“Volledig. Ik zat daar toen ongelofelijk mee, maar dat ging voorbij rond mijn 40ste, de leeftijd waarop mijn vader ziek is geworden. Op mijn 35ste dacht ik dat ik nog vijf jaar had, op m’n 49ste heb ik het gevoel dat ik nog minstens dertig jaar heb: hoe ouder ik word, hoe meer tijd ik vind!”

Nog één vraag en dan pak ik in. Hoe moet ik dit citaat op je website begrijpen: ‘Ik geloof dat het leven dat je leidt, moet passen bij je hoofd, hart en handen.’

“Die drie moeten in balans zijn. Het is het laatste jaar voor mij veel hoofd geweest, ook wel veel hart, maar te weinig handen. Ik ga in 2021 weer een lichaam worden!”

Goed nieuws voor Eva Rovers!

“Zij heeft de trailer al gezien (lacht). En echt vergeten was ik mijn lichaam nu ook weer niet. Terwijl ik aan Revolusi werkte, heb ik heel veel gewandeld, en elk weekend heb ik minstens één dag niet gewerkt – dat had ik mezelf al aangeleerd toen ik nog in Cambridge studeerde. En we hebben goed gekookt. Ik verzorg mijn lichaam wel, want ik heb iets begrepen: het is mijn laatste.”

David Van Reybrouck, ‘Revolusi. Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld’, De Bezige BijBeeld Humo

© HUMO