"Monster van Loch Ness van de politiek": waarom partijfinanciering  comeback nationale partijen kan betekenen

Door de zaak rond Open VLD-parlementslid Sihame El Kaouakibi duikt het debat over de royale financiering van de politieke partijen weer op. Wetstraatjournalist Ivan De Vadder heeft het over "het monster van Loch Ness" van de Belgische politiek. En dat monster zou merkwaardig genoeg kunnen leiden tot de terugkeer van nationale partijen.

analyse
Ivan De Vadder
Ivan De Vadder is politiek journalist bij VRT NWS

Het is het monster van Loch Ness van de Belgische politiek. Geregeld komt dat “monster van de partijfinanciering”, meestal na het bekendmaken van een merkwaardig detail ervan, boven water en staat het even in het daglicht, voldoende om te worden becommentarieerd, en meestal verguisd, om dan vervolgens weer onder te duiken. 

Het merkwaardige detail dat het monster nu deed opduiken, betrof de financiering van de persoonlijke campagne van Sihame El Kaouakibi door de Open VLD via haar vennootschappen. Het gaat dus weer even over de royale partijfinanciering. Even, want tot aan de volgende verschijning van het monster zal er over de partijfinanciering vooral onder de waterlijn van de openbare ruimtes worden gepraat. 

En dat komt alle politieke partijen zeer goed uit. In zijn boek "De prijs van de politiek" zegt politicoloog Bart Maddens, enigszins besmuikt: “Soms lijkt het alsof de politieke partijen zelf ook wat gegeneerd zijn over dit immense bedrag en de gestadige stijging ervan. Misschien is het daarom dat ze liever geen publiek debat voeren over die financiering. (…) Als het even kan, handelen de partijen dat af in besloten cenakels, zoals de bureaus van de parlementen of gesloten vergaderingen.”

Tijdens een van de vorige verschijningen van het monster, in 2015, ijvert de unitaire partij PVDA-PTB voor haar “vergeten” deel van de partijfinanciering

Tijdens een van de vorige verschijningen van het monster, in 2015, ijvert de unitaire partij PVDA-PTB voor haar “vergeten” deel van de partijfinanciering. Bij de verkiezingen van 2014 behaalde de partij, ondanks het feit dat ze lijsten had ingediend aan de twee kanten van de taalgrens, alleen twee zetels in Franstalig België, maar geen enkele Vlaamse zetel. Normaal gezien krijgt een partij een overheidsdotatie op basis van alle uitgebrachte stemmen, ook wanneer die stemmen niet meteen hebben geleid tot het behalen van een zetel. 

Maar nu ontstaat de discussie of de overheid de dotatie van de PVDA-PTB alleen moet berekenen op basis van de stemmen in de Franstalige kieskringen of dat ze bij de berekening ook rekening moet houden met de stemmen die zijn uitgebracht in de Vlaamse kieskringen (zonder zetels). In het eerste geval zou de partij 572.235 euro per jaar krijgen, in het tweede geval 925.788 euro. Een verschil van zo’n slordige 350.000 euro, een enorm bedrag voor een partij die tot 2014 geen verkozenen had, en dus ook niet kon rekenen op partijfinanciering. Dat bedrag ligt, volgens Bart Maddens, zelfs hoger dan het totale bedrag aan giften (289.879 euro) waarop de PVDA in het verkiezingsjaar 2014 moest teren, voor ze recht had op partijfinanciering. 

Herbeluister hier ook het gesprek met Ivan De Vadder in "De ochtend" op Radio 1:

Krijgt Vlaams Belang navolging?

Logisch dat de PVDA in de jaren daarop probeert om die “verloren” Vlaamse stemmen te gelde te maken. PVDA argumenteert dat de dotatie moet worden berekend op basis van alle stemmen, dus zowel de Franstalige als de Vlaamse stemmen. De PVDA-PTB beschouwt zich als één enkele partij, met één partijorganisatie, één programma, en één boekhouding enzovoort. 

Er is bovendien een precedent. Zo heeft Vlaams Blok en later Vlaams Belang eerder al lijsten ingediend over de taalgrens, in 2003 in Henegouwen en in 2007 in Waals-Brabant. Hoewel de partij geen zetels behaalde in deze kieskringen, werden de daar uitgebrachte stemmen wel meegeteld voor het berekenen van de dotatie. Omdat het om zeer kleine bedragen ging (in 2003 6.198 stemmen, in 2007 1.367 stemmen), struikelde daar toen niemand over. Maar in de zaak van de PVDA gaat het dus om veel geld. 

Pas in april 2019, vijf jaar na de verkiezingen van 2014, krijgt de PVDA gelijk, en kan ze haar achterstallige partijfinanciering opstrijken. Bart Maddens besluit: “Het heeft er dan ook alle schijn van dat er naar spijkers op laag water wordt gezocht om een nieuwe electorale concurrent financieel te benadelen. Dat PVDA een antisysteempartij is, zal daarbij ook niet helpen.”

De vraag is nu of ook alle andere partijen voortaan lijsten met hetzelfde nationale nummer zullen indienen in alle Belgische kieskringen

Vlaams Belang ligt in deze zaak op vinkenslag. De partij beslist om bij de verkiezingen van 2019, net als PVDA-PTB, lijsten in alle Belgische kieskringen met hetzelfde nationaal nummer in te dienen. Dat bezorgt Vlaams Belang 18.077 Waalse stemmen op die ook haar - na de beslissing in het voordeel van de PVDA - 60.000 euro extra partijfinanciering per jaar oplevert. Vlaams Belang wordt daarmee na de PVDA-PTB (die ook in alle kieskringen met een lijst met hetzelfde nummer opkomt) de tweede nationale partij van België. Een cynische zet van Vlaams Belang, dat vlakaf pleit voor de Vlaamse onafhankelijkheid en dat vaak de slogan “België Barst” hanteert. Het feit dat de partij jaarlijks 60.000 euro van de Belgische overheid kan afromen zal wellicht in het teken van die slogan worden gezien.

De vraag is nu of ook alle andere partijen dezelfde truc zullen toepassen en voortaan lijsten met hetzelfde nationale nummer zullen indienen in alle Belgische kieskringen. In dat geval zouden we, vijftig jaar na het splitsen van de politieke partijen, opnieuw nationale partijen hebben. Een merkwaardige evolutie, veroorzaakt door het geld van de Wetstraat.

Meest gelezen