© Shutterstock

Grote ketens hebben nog altijd een aandeel in kinderarbeid

Hoewel kinderarbeid in de Bengalese textielindustrie de voorbije jaren sterk is afgenomen, zijn de grote textielbonzen er onrechtstreeks nog steeds voor verantwoordelijk dat heel wat jonge kinderen in de kinderarbeid terecht komen. Dat heeft een studie van Stop Kinderarbeid en SOMO uitgewezen.

VVA

Volgens de studie van Stop Kinderarbeid en SOMO worden Bengalese kinderen in hun thuisland nog steeds in groten getale het slachtoffer van kinderarbeid door de onethische praktijken van de textielindustrie. Hoewel kinderen nu niet langer in de textielindustrie zelf tewerk gesteld worden, komen ze eenvoudigweg in andere bedrijven en sectoren terecht waar ze evengoed uitgebuit worden, en dit is het onrechtstreekse gevolg van de extreem lage lonen die textielarbeiders uitbetaald krijgen.

Zo zijn er in Bangladesh maar liefst vier miljoen arbeiders in de textielindustrie tewerkgesteld. Deze arbeiders werken gemiddeld zestig uren per week en verdienen ongeveer één derde van het gemiddelde loon dat nodig is om in alle levensbehoeften ( voeding, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs) te voorzien. Vaak zijn ze daarom genoodzaakt om hun kinderen uit werken te sturen omdat hun gezin zonder bijkomende financiële steun niet kan overleven. Bangladesh telt dan ook 3,5 miljoen werkende kinderen tussen vijf en zeventien jaar.

Veel internationale ketens doen een beroep op textielbedrijven in Bangladesh. In het rapport Branded Childhood somden Stop Kinderarbeid en SOMO specifiek enkele ethische gedragscode van de volgende zeven kledingketens op: C&A, ESprit, GAP, H&M, Kmart Australia, Marks & Spencer en VF Corporation. De onderzoekers hopen dat bedrijven hun verantwoordelijkheid zullen opnemen om de mensenrechten doorheen het volledige productieproces te respecteren, ook als ze niet rechtstreeks hebben bijgedragen tot de schending ervan.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer