Direct naar artikelinhoud
Kan een lama in deze coronacrisis het verschil maken? Mogelijk wel
AchtergrondCoronamedicijnen

Kan een lama in deze coronacrisis het verschil maken? Mogelijk wel

Beeld KAAN

Kunnen de antistoffen van een Vlaamse lama in deze coronacrisis het verschil maken? Mogelijk wel, blijkt uit een voorlopige studie. En dat is niet het enige goede nieuws in de race om coronamedicijnen. ‘We kunnen patiënten steeds beter behandelen.’

September 2019. Op een internationale conferentie in het Chinese Wuhan stapt viroloog Johan Neyts (KU Leuven) het podium op. Hij geeft er zijn klassieke lezing over hoe de wereld niet voorbereid is op een volgende pandemie. Over hoe er een paar virusfamilies zijn die hem fameuze zorgen baren en waar we maar beter zo snel mogelijk een antiviraal middel tegen ontwikkelen. Een van de voorbeelden die professor Neyts geeft, is de familie van de coronavirussen. 

Amper een paar maanden later overspoelt een nieuw coronavirus, nota bene vanuit datzelfde Wuhan, de wereld. Dat antiviraal middel tegen corona’s was er niet. Sindsdien zoeken wetenschappers over de hele wereld volop naar die heilige graal.

Hoopvolle signalen

En er komen steeds meer hoopvolle signalen. In een ervan speelt een Vlaamse lama zelfs de hoofdrol. Die kreeg in 2016 al eiwitten van toen gekende coronavirussen ingespoten om te zien of hij antilichamen produceerde. Dat bleek het geval. Op basis daarvan probeert ExeVir, een nieuw opgerichte spin-off van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie, nu een antistof voor het huidige coronavirus te ontwikkelen. Uit een eerste voorstudie blijkt die alvast goed te werken. Het zou een half uur na inspuiten al immuniteit kunnen geven aan de patiënt. Bovendien zou het ook werken tegen de nieuwe varianten van Covid-19. Al moet dat allemaal nog bevestigd worden in de klinische proeven.

Want bij de ontwikkeling van medicijnen moeten we altijd voorzichtig blijven. Het is niet omdat een middel het goed doet in labotesten dat het effectief  werkt in de echte wereld bij mensen. Het afgelopen jaar werden een aantal bestaande medicijnen al tot mogelijke ‘wondermiddelen’ gebombardeerd. Velen vielen al snel weer van hun piëdestal. Beste voorbeeld is hydroxychloroquine, het middel tegen malaria dat wereldbekend werd omdat zowel Donald Trump als de Braziliaanse president Jair Bolsonaro het gepromoot hebben. Maar na stevig onderzoek raadde de  Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het middel ondertussen al ‘ten zeerste’ af. Het zou meer kwaad doen dan goed. Over vitamine D was de WHO ook vrij kort: het kan weinig kwaad, maar doet eigenlijk niet veel.

De Belgische lama Winter zou wel eens de sleutel kunnen zijn tot de ontdekking van een goed werkend coronamedicijn.Beeld AFP

Genezingskansen

Remdesivir, een middel tegen ebola dat in een aantal studies veelbelovende resultaten kon voorleggen tegen corona, was een tijdje kanshebber nummer één om hét coronamedicijn te worden. Maar volgens de WHO is er geen of weinig bewijs dat het de overlevings- en genezingskansen van patiënten vergroot. Net als het meest recente ‘wonderkind’, Ivermectine, een goedkoop middel tegen onder andere schurft, blijkt zo goed als geen effect te hebben.

Maar er zijn gelukkig ook middelen die  dat wel hebben, stelt longarts Bart Lambrecht (UGent en VIB-UGent Centrum voor Ontstekingsonderzoek). “We slagen er wel degelijk in om patiënten steeds beter te behandelen. Patiënten die opgenomen worden in het ziekenhuis en zuurstof toegediend moeten krijgen, geven we dexamethason, een ontstekingsremmer. Alle patiënten krijgen ook stollingsremmers, die helpen tegen bloedklonters. We zien dat vijf op de zes patiënten die een erge cytokinestorm doormaken, een hevige overreactie van het immuunsysteem op het virus, het nog altijd overleven.”

Kankerpatiënten

En dan zijn er nog een aantal veelbelovende middelen die nog volop onderzocht worden en in de nabije toekomst wellicht een grote rol zullen kunnen spelen in het nog beter behandelen van patiënten. Zoals Leukine, een medicijn dat ontwikkeld is om beenmergcellen bij kankerpatiënten weer te doen aangroeien na een chemotherapie. Uit een studie die professor Lambrecht en zijn team bij 80 patiënten in vijf Vlaamse ziekenhuizen uitvoerden, bleek dat het middel, als het via een inhaler ingeademd wordt, ook de zuurstofopname in de longen vergroot. “We zagen tijdens de eerste golf dat ernstig zieke patiënten geen macrofagen meer in hun longen hadden”, legt professor Lambrecht uit. “Dat zijn witte bloedcellen die worden aangemaakt door het beenmerg en die helpen om infecties te bestrijden. Je kan ze beschouwen als stofzuigers die in de longen virussen opzuigen, neutraliseren en vervolgens ook de schade in de longen opruimen. Maar bij covidpatiënten zagen we dat die macrofagen vervangen worden door gelijkaardige cellen die de infectie juist aanwakkeren. Alsof je je stofzuiger van zuigen op blazen zet.”

Patiënten die Leukine toegediend kregen, bleken opnieuw macrofagen aan te maken, waardoor de zuurstofopname in de longen aanzienlijk verbeterde. Ze bleken ook meer afweercellen in hun lichaam te hebben die het coronavirus herkennen en doden. De piste wordt nu verder onderzocht door het Amerikaanse departement van Defensie. De resultaten daarvan worden over enkele weken verwacht.

Middel tegen reuma

Nog veelbelovend: tocilizumab, een middel tegen reuma dat sommige van de zwaarst zieken zou kunnen redden. Het remt namelijk de cytokinestorm af en blokkeert IL-6, een eiwit dat koorts en ontstekingen veroorzaakt. Het kan toegediend worden via een infuus, naast de dexamethason. Een studie van de universiteit van Oxford gaf al aan dat patiënten drie tot vijf dagen eerder de afdeling intensieve zorg kunnen verlaten. Ook in ons land wordt het middel uitgebreid bestudeerd, door het team van professor Lambrecht met financiering van het Federaal Kenniscentrum Geneesmiddelengebruik (KCE).

En dan is er nog type I interferon, eiwitten die het lichaam aanmaakt om te kunnen vechten tegen infecties. Bij ongeveer 10 procent van de zwaar zieke patiënten blijkt een defect te zijn in de aanmaak van die eiwitten. Type I Inteferon kan ook via een inhaler toegediend worden.

Johan Neyts (KU Leuven). ‘We weten dat er nog enkele virusfamilies zijn die we in de gaten moeten houden.’Beeld Thomas Sweertvaegher

Bill Gates Foundation

Allemaal hoopvolle signalen, die het behandelen van bepaalde groepen zieke patiënten nog verder kan verbeteren. Maar wat we echt nodig hebben, is een middel dat het virus kan afremmen nog voor iemand in het ziekenhuis belandt. 

En ook hier is er hoop, meent viroloog Johan Neyts. Hij is sinds het begin van de crisis, met financiering van de Bill Gates Foundation, een grote screening aan het doen van alle bestaande en in ontwikkeling zijnde medicijnen op zoek naar stoffen die mogelijk ook werkzaam zijn tegen corona’s. De meest belovende stoffen worden vervolgens getest op hamsters, daarna kunnen klinische studies worden overwogen.

Studies op mensen

Neyts: “Wij werken onder andere op twee bestaande antivirale middelen: de Japanse griepremmer Favipiravir en de nog in ontwikkeling zijnde remmer Molnupiravir. Geen van beide zijn ontwikkeld speciaal voor coronavirussen. Maar ze blijken bij proefdieren wel effect te hebben.”

Afgelopen week kwamen voor het eerst resultaten van studies op mensen naar buiten en ook die zien er goed uit. Bij Molnupiravir bleek er bij patiënten na vijf dagen inname geen virus meer in de neus aanwezig te zijn. Het middel wordt bovendien goed verdragen. Favipiravir blijkt ook bij de mens een effect te hebben op de duur van de infectie en op de mortaliteit.

Hamsters

Het team van professor Neyts kwam op het idee om de twee middelen te combineren. “Bij onze hamsters gaf dat alvast een verbluffend resultaat. We waren erg onder de indruk van de staat van hun longen en willen dit graag verder uitzoeken.”

Mochten die onderzoeken positief uitdraaien, dan zijn we  mogelijk goed op weg om een deftige combinatie van middelen te hebben die Covid-19 kunnen afremmen, weliswaar aan hoge dosissen. Al zal dat nog altijd niet dezelfde impact hebben als een speciaal voor dit virus ontworpen, antiviraal middel.

Professor Neyts hoopt dan ook dat we ons lesje geleerd hebben en dat er, eenmaal het rond corona weer wat rustiger wordt, wél ingezet kan worden op de ontwikkeling van fullforce virusremmers. “We weten dat er nog enkele virusfamilies zijn die we in de gaten moeten houden. Vooral de families die zoönotisch zijn, die vanuit dieren komen dus. Zoals de paramyxofamilie waar onder andere mazelen, bof en RSV toe behoren. Een virusremmer kan je op voorhand ontwikkelen tegen een hele familie. Die moet dan in principe ook werkzaam zijn als er binnen die familie een nieuw virus de kop opsteekt. Het kan dan ingezet worden aan het begin van een uitbraak om te beletten dat een pandemie ontstaat. Het zou wel heel belachelijk én triest zijn om straks een uitbraak te krijgen van een ander virus en opnieuw niet voorbereid te zijn.”