Direct naar artikelinhoud
InterviewLieven Boeve

‘Als hij ons nodig heeft, is Ben Weyts daar. Maar je voelt dat het niet van harte is’

‘Als hij ons nodig heeft, is Ben Weyts daar. Maar je voelt dat het niet van harte is’
Beeld Geert Van de Velde

De langverwachte clash tussen N-VA-minister van Onderwijs Ben Weyts en Lieven Boeve is een feit. Met een zelden geziene hevigheid verzet de topman van Katholiek Onderwijs Vlaanderen zich tegen de nieuwe eindtermen. Maar een wandeling door het zonovergoten Hageland stemt Boeve ook mild, en zet aan tot mijmeringen over God, de liefde, de coronageneratie en de toevalligheden van het leven.

Uw onderwijskoepel heeft verzet aangetekend bij het Grondwettelijk Hof tegen de nieuwe, ambitieuzere eindtermen voor het secundair onderwijs. Waarom doet u dat, als u weet dat ons onderwijs al jaren zakt in de internationale rankings?

“Die eindtermen zijn het foute instrument om de kwaliteit te verhogen. Blijkbaar is iedereen vergeten dat dat minimumdoelen zijn: het gaat om wat kinderen minimaal moeten kunnen en kennen.”

De redenering van minister van Onderwijs Ben Weyts is dat het algemene niveau zal stijgen als die minimumlat hoger ligt.

“Minstens 75 procent van de leerlingen moet over die lat, en dat gebeurt nú al niet voor een aantal bestaande eindtermen. Als je de lat hoger legt, zullen nóg meer kinderen er niet over raken. De essentie van ons protest is dat er te weinig onderwijstijd overblijft náást die minimumdoelen. Sommigen zeggen dat wij tegen kwaliteit zijn. Néé, we zijn net bezorgd dat die nieuwe set eindtermen de kwaliteit zal schaden.”

Maar dit is het werk van een commissie van experts. Zitten die er allemaal naast?

“Ze hebben geen slecht werk verricht, maar elke expert heeft daar wel zíjn ei in de mand gelegd: stuk voor stuk mooie eieren, maar de mand zit veel te vol, het handvat scheurt af en de eieren drukken elkaar kapot. Er was niemand die het overzicht behield en zei: ‘Is dit nu echt essentiële basiskennis, of alleen nuttig voor de leerlingen die zich daar later in willen specialiseren?’ Men zat in een opbod, de lat kon niet hoog genoeg liggen.

“Het gevolg is dat de kwaliteit zal dalen, omdat leerkrachten al die eindtermen erdoor moeten jagen. Er zal geen tijd meer zijn om te remediëren, te diversifiëren en essentiële zaken uit te diepen. Het is niet omdat je een halfuurtje lesgeeft over de passé composé dat kinderen die meteen kunnen toepassen voor être en avoir. Dat kan pas als je hen voldoende laat oefenen en er tijd is om leerlingen die achterblijven apart bij te sturen.”

Ben Weyts heeft een praktijkcommissie aangesteld die de eindtermen moet evalueren. Ze wordt voorgezeten door Kristien Druyts, pedagogisch directeur van een katholieke school. Waarom geeft u die bijsturing geen kans?

“Wij vragen al sinds vorige zomer om die oefening vooráf te doen. Nu gaan we vanaf 1 september leerkrachten met hun kop tegen de muur laten lopen met een onwerkbare set eindtermen. Ook de politiek beseft dat de mand te vol ligt. Toch drijft ze dit door. Dat is lichtzinnig.

“Onze leerplancommissies – met leraren, experts en pedagogisch begeleiders – hebben de oefening al gemaakt: daaruit bleek dat de eindtermen bijna alle onderwijstijd opslokken. De vrijheid van het onderwijs komt in het gedrang. Volgens de Raad van State mág de overheid helemaal geen 100 procent van de onderwijstijd vastleggen. Maximaal 70 procent moet volstaan.. Als koepel voegen wij daar 10 procent aan toe, waardoor nog 20 procent overblijft voor de school en de leerkracht om eigen accenten te leggen en bijkomende doelen te stellen. Die ruimte wordt nu weggevaagd. Zo evolueren we naar staatspedagogie.”

Waarom is die vrijheid van onderwijs zo belangrijk voor u?

“Ze staat in de grondwet! België is gegrondvest op vier fundamentele vrijheden: vrijheid van organisatie, pers, godsdienst en onderwijs. Neem die weg en je zit – in het uiterste geval – in Noord-Korea.

“Uit onderzoek van de OESO blijkt dat landen die hun scholen veel autonomie geven, meer onderwijskwaliteit leveren. Geef scholen en leraren de ruimte om hun eigen ding te doen, en je krijgt meer inzet en creativiteit. Dat is een internationaal fenomeen. Men wéét dat, maar negeert het. Dan spelen er ideologische motieven mee. Men wil de rol van het katholiek onderwijs inperken.”

Op het kabinet-Weyts klinkt het dat de eindtermen reisdoelen zijn. Via de leerplannen kunnen de koepels, scholen en leerkrachten toch zelf kiezen hoe ze die bereiken?

“Dat is onzin: we moeten ze letterlijk opnemen in onze leerplannen. Leerkrachten krijgen zo’n lange lijst met reisdoelen, dat ze alleen nog maar de snelste weg kunnen kiezen om de bestemmingen af te vinken. Het zegt toch genoeg dat meer dan honderd schoolbesturen samen met ons naar het Grondwettelijk Hof stappen? Dat is bijna 70 procent van het katholiek onderwijs.”

Zo moeilijk zal het voor u niet zijn om die te mobiliseren.

“Geloof het of niet, maar wij hebben daar maar één vrijblijvend mailtje over verstuurd.”

Het kost hun ook niets. U betaalt de advocaten.

“Ja, van hún lidgeld. Het is onze taak om de belangen van onze scholen te behartigen.”

Stort u de scholen niet in chaos? De vorige eindtermen dateren van 1996 en bevatten geen letter over digitalisering, programmeren en financiële geletterdheid. Straks start het secundair onderwijs met een hoop nieuwe richtingen, maar zonder duidelijkheid over de nieuwe einddoelstellingen.

“We gaan toch niet dramatiseren, hè? Vijfentwintig jaar geleden waren er nog geen eindtermen en stond ons onderwijs aan de wereldtop. Wij moderniseren onze leerplannen voortdurend. In het basisonderwijs hebben wij een hele module rond digitalisering, ook al staat daar niets van in de eindtermen.”

‘Als hij ons nodig heeft, is Ben Weyts daar. Maar je voelt dat het niet van harte is’
Beeld Geert Van de Velde

LERAARS ONTSLAAN

U legt het nu rustig uit, maar in het Terzake-debat van 11 februari leek u erg boos. Filip Moons, een wiskunde-expert van de Universiteit Antwerpen die meewerkte aan de eindtermen, werd door u meermaals de mond gesnoerd.

“Ik wás boos. Vooraf had ik de redactie gezegd dat ik geen zin had in een politieke discussie – die was voorbij. Het parlement had de eindtermen goedgekeurd en wij hadden beslist om naar het Grondwettelijk Hof te stappen. Ik wilde praten over hoe het nu verder moest. Maar dat debat ontaardde in een populistische discussie. Meneer Moons zat daar met een politieke debatfiche en zei onder meer dat we tégen de kwaliteit ingingen. Zo’n opmerking is een academicus onwaardig. Alsof de jezuïetencolleges, die bekendstaan om hun topkwaliteit, zich dan achter ons zouden scharen. Dat was compleet van de pot gerukt.”

Toch kwam er vanuit het katholiek onderwijs kritiek op uw optreden. ‘Lieven mist de charmante gewiekstheid van zijn voorgangster Mieke Van Hecke’, tekende deze krant op.

“Ik heb vooral stemmen gehoord die zeiden dat ze in mijn plaats ook kwaad waren geworden. Dat artikel in De Morgen ging mee in een politieke framing. Ik weet uit welke hoek die komt. Als men op de man speelt, betekent dat vooral dat men geen inhoudelijke argumenten meer heeft. Maar dit gáát niet om mij. ‘Lieven Boeve stapt naar het Grondwettelijk Hof’, lees ik in de krant, maar Lieven Boeve doet in zijn eentje niet zoveel. Ik neem geen standpunt in dat niet is afgetoetst bij ons bestuur en onze vergadercommissies van directeurs, schoolbestuurders en experts.”

Ook bisschop Johan Bonny schaarde zich achter u in De Standaard.

“Uiteraard. Hij is onze voorzitter.”

Is het niet raar dat een bisschop ons anno 2021 nog komt vertellen wat er in het onderwijs moet gebeuren?

“Hij heeft dat interview niet als bisschop gegeven, maar als voorzitter van het katholiek onderwijs. Zijn boodschap was vooraf doorgesproken: straks moeten we weer samen aan tafel om dit conflict te ontmijnen. Of wij nu gelijk krijgen of niet, men kan ons die eindtermen niet zomaar in de maag splitsen. Wij hebben het onderzoek gedaan: we wéten dat het te veel is. En ik weet zeker dat de praktijkcommissie dat zal bevestigen.”

Is uw relatie met minister Weyts nu verzuurd?

“Hij kiest heel sterk voor het primaat van de politiek. Het is geen geheim dat overleggen met het middenveld voor hem eerder een noodzakelijk kwaad is.”

Toen de N-VA de minister van Onderwijs leverde, verwachtten veel analisten een loopgravenoorlog met het onderwijsveld. Die is toch lang uitgebleven?

“De minister beseft dat je in het onderwijs niets kunt realiseren met een oorlog. Dat is slim. Maar het is niet omdat hij de oorlog vermijdt, dat het gezamenlijk overleg structureel ingebakken is. Je voelt dat het niet van harte is, dat hij liever zelf beslist. Als hij ons nodig heeft, is hij daar, en dan werken wij mee, maar vaak worden we pas betrokken als een dossier al vergevorderd is.”

U vindt hem geen goede minister?

“Dat is te vroeg. Nu we in zo’n cruciaal conflict zitten, vind ik het ongepast om daar uitspraken over te doen. Ik geef wel toe dat we in de coronacrisis goed hebben samengewerkt, en er is ook de recente deal waarin de vaste benoemingen werden gekoppeld aan een snellere ontslagprocedure…”

Met die deal heeft Ben Weyts een cruciaal dossier geregeld waar zijn voorganger, Hilde Crevits, zich jarenlang de tanden op heeft stukgebeten. Het wordt voor scholen makkelijker om leerkrachten vast te benoemen, maar ook om hen te ontslaan.

“Die snellere vaste benoeming hoefde niet voor ons, maar was nodig om de vakbonden mee te krijgen. Wij vrezen dat dat voor een aantal jonge leraren contraproductief zal zijn, omdat ze zich binnen de twee jaar moeten bewijzen. Dat is zeer snel voor mensen van 22 of 23 jaar.”

LERAARS ONTSLAAN
Beeld Geert Van de Velde

In een bedrijf krijg je doorgaans maar een halfjaar om je te bewijzen.

“Dat is waar, maar in het onderwijs is het moeilijker meten of een leerkracht voldoet. De groep vastbenoemden zal ook groeien, wat scholen in de problemen kan brengen. Een school die volgend jaar plots drie klassen minder heeft, zit dan met een leerkrachtenoverschot. Daardoor zal wie langer benoemd is zijn lesuren behouden en jonge talenten nog altijd uit de boot duwen. Daarom pleiten wij ervoor om leraars op het niveau van de scholengroepen te benoemen: dan kan er over meerdere scholen aan personeelsbeleid worden gedaan.

“We zijn wel blij dat het makkelijker wordt om slecht presterende leerkrachten te ontslaan. De ontslagprocedure was te stroef. Ze duurde minstens twee jaar, en één ontbrekende handtekening of een foute datum kon alles in duigen doen vallen. Daardoor begonnen veel scholen er zelfs niet meer aan en ontstond er een vorm van straffeloosheid. Een zeer kleine minderheid van de leerkrachten voelde zich onaantastbaar, wat verlammend en demotiverend werkte voor de rest. Dat aanpakken is de eerste stap naar een kentering in ons onderwijs. Want meer kwaliteit in de klas begint bij goede leerkrachten.”

Waarom schaffen we die vaste benoeming niet af?

“Dat zou de Vlaamse regering honderden miljoenen kosten.”

Hoezo?

“Voor een vastbenoemde hoeft de Vlaamse regering geen bijdrage voor werkloosheid te betalen aan de federale hulpkas. Doordat we leerkrachten sneller kunnen benoemen, zal Vlaanderen meer dan 60 miljoen euro besparen. Het zou dus gigantisch duur zijn om álle vaste benoemingen te schrappen en al die leerkrachten een contract van onbepaalde duur te geven.”

DE ZESJESCULTUUR

Wat is de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van ons onderwijs?

“Ik heb al met heel veel onderzoekers gepraat, en eigenlijk weten zij het ook niet. Daarom is het zo jammer dat de politiek nogal eenzijdig gokt op nieuwe eindtermen en gestandaardiseerde toetsen. Ik vrees dat de eindtermen de tanende kwaliteit net in de hand hebben gewerkt: scholen en leerkrachten hebben te hard gefocust op het halen van die minimumlat. De inspectiediensten tikten leerkrachten zelfs op de vingers als ze te moeilijke examenvragen stelden. Ook de makers van handboeken richtten zich op die eindtermen. Daar ligt een stukje van de oorzaak van de ‘zesjescultuur’. Voor sommige leerlingen is die minimumlat ver onder hun niveau. Zij moeten extra uitgedaagd worden, maar met de nieuwe eindtermen zal daar helemáál geen tijd meer voor zijn.”

Is het onterecht dat de achteruitgang vooral in de schoenen van het katholiek onderwijs wordt geschoven?

(zucht) Ik lees dat ook, maar er zijn veel verantwoordelijken. We pleiten er al jaren voor om masters te kunnen inzetten in het basisonderwijs. Er is ook veel te weinig geld om leerkrachten bij te scholen – met een tiental euro per leraar spring je niet ver. Leerkrachten zouden hele trajecten moeten kunnen volgen rond digitalisering, het opstellen van goede examens, de beste aanpak van anderstalige leerlingen: dat leer je niet met een vorming van twee uur.

“Wij vragen ook al jaren meer middelen voor de scholen om een echt kwaliteitsbeleid te kunnen voeren. Directeur is een knelpuntberoep. Zeker in het basisonderwijs staan directeurs er vaak alleen voor. Als je daar niet genoeg in investeert, moet je niet schrikken als de kwaliteit achteruitgaat.”

Leerkrachten en directeurs kreunen ook vaak onder het papierwerk.

“Ook dat wordt vaak in onze schoenen geschoven. Maar ik heb de critici al meermaals gevraagd: duid nu eens drie mededelingen van ons aan die planlast veroorzaken en níét door de overheid zijn opgelegd. Ik wacht nog altijd op een antwoord.”

In de verkiezingscampagne van 2019 verweet Bart De Wever u dat het katholiek onderwijs te ver is meegegaan in de ‘pretpedagogie’: onderwijs moet vooral leuk zijn en kennisoverdracht is voorbijgestreefd.

“Alsof er een grote tegenstelling zou bestaan tussen welbevinden en leren: die gaan hand in hand. Uiteráárd moet er geleerd worden op school, maar dat gebeurt het best met gemotiveerde leerlingen. Zij die slecht in hun vel zitten, halen vaak geen goede resultaten. Dat toont ook de coronacrisis aan. Ik hoop dat we zulke onvruchtbare discussies achter ons kunnen laten.”

In dat debat verwees u ook naar diversiteit en anderstaligheid.

“Onze samenleving is de laatste twintig jaar sterk veranderd en dat voelen wij. Leerlingen die thuis geen Nederlands spreken, hebben een handicap – daar moeten we niet flauw over doen. Taal is de poort tot alle andere kennis. Onderwijseconoom Kristof De Witte heeft vastgesteld dat het Nederlands in de basisschool er vorig jaar met elke extra sluitingsdag op achteruitging, vooral bij kinderen die thuis geen Nederlands spreken. Daarom waren zij ook de belangrijkste doelgroep bij de zomerscholen.”

Doen scholen genoeg om die kinderen te stimuleren naar de bibliotheek te gaan en hun ouders duidelijk te maken dat ze naar Ketnet moeten kijken?

“Ja, scholen zetten daar sterk op in.”

40 procent heeft niet eens een leesbeleid!

“Dat betekent niet dat er niet wordt gelezen. In ons nieuwe leerplan zít een leesbeleid. Elke school die dat goed volgt, is dus al mee. Sinds de internationale studies hebben aangetoond dat onze kinderen slechter scoren op begrijpend lezen, is de onderwijswereld echt wel wakker geschoten. Onze pedagogische begeleiders werken daar keihard aan, maar de effecten zullen we pas over een aantal jaren zien. Helaas vertraagt deze coronaperiode dat nog. Wat we vandaag zien in de PISA-studies is het gevolg van beslissingen van tien à vijftien jaar geleden. Daar kunt u mij moeilijk voor verantwoordelijk houden – ik zit pas sinds 2014 in de Guimardstraat.”

Hoe groot is de leerachterstand na een jaar corona?

“Bij het begin van het schooljaar was die gemiddeld vijf maanden bij kinderen in het eerste middelbaar. We zouden dus in één jaar moeten doen waar je normaal anderhalf jaar voor nodig hebt. Maar nu zou het al een wonder zijn als we niet nog méér achterstand oplopen. Door alle quarantaines, afkoelingsweken en het halftijds afstandsonderwijs vanaf het derde middelbaar is het redden wat er te redden valt.

“In onze bevraging bij meer dan 1.500 leerkrachten meldde 60 procent een leerachterstand in het basisonderwijs. In het secundair zei maar 3 procent géén achterstand te zien. Wat me nog het meeste zorgen baart, is dat ook de motivatie en zin voor initiatief bij onze leerlingen daalt.”

En we hadden al de minst gemotiveerde leerlingen van 72 gemeten landen.

“In andere West-Europese landen zie je die motivatie ook sterk dalen. De oorzaak ligt niet alleen bij de scholen, maar ook in de rest van de samenleving. De opvoeding van jongeren steunt op drie pijlers: de ouders, de school en de maatschappelijke omgeving. Wat er thuis en in de samenleving gebeurt, voelen wij ook op school.”

DE ZESJESCULTUUR
Beeld Geert Van de Velde

Geeft u eens een voorbeeld?

“De leescultuur die heeft plaatsgemaakt voor een beeld- en smartphonecultuur. Sommige ouders die het gezag van de school en de leerkrachten niet meer aanvaarden. Kinderen die zien hoe hun ouders zich kapot werken en vast van plan zijn om níét mee te draaien in de ratrace, maar voor een rustiger en ‘gelukkiger’ leven te kiezen.”

Krijgen we een coronageneratie die onze samenleving op termijn honderden miljoenen zal kosten, zoals economen vrezen?

“We zullen deze periode nog een tijd meeslepen, ook op vlak van welbevinden. Veel jongeren hebben niet alleen leerachterstand opgelopen, maar ook emotionele en psychologische schade. Dat wegwerken wordt een project van járen.

“Nu, er is ook goed nieuws: sommige jongeren ondervinden weinig nadeel van thuisonderwijs en hebben een enorme leerwinst geboekt door met het digitale bezig te zijn. We moeten dus een goed onderscheid maken tussen de sterke en de kwetsbare leerlingen. Een one size fits all-oplossing bestaat niet. Gelukkig voorziet de Vlaamse regering in haar relanceplan in extra middelen voor onderwijs.”

Ben Weyts maakte ook al 10 miljoen euro vrij voor gepensioneerde leerkrachten die de achterstand mee kunnen wegwerken.

“Er zijn ex-leerkrachten die dat willen doen, maar zij vormen tegelijk een risicogroep. Een directeur kan misschien beter eerst eens praten met zijn deeltijdse leerkrachten, om te zien of zij geen extra uren willen doen.”

Wat denkt u als u Nancy Libert van de socialistische vakbond weer hoort pleiten voor een sluiting van de scholen?

“Ieder zijn rol. Zij vindt blijkbaar dat ze vooral de stem van sommige ongeruste leerkrachten moet vertolken. Onze rol is om te wijzen op de enorme schade die een sluiting van de scholen aanricht.

“De voorbije maanden hebben we een goed evenwicht gevonden om de scholen zo veilig mogelijk open te houden. Daar mogen we best trots op zijn. De buurlanden zijn daar niet in geslaagd. Het zou vreselijk jammer zijn als we de scholen nú nog zouden moeten sluiten, maar het risico bestaat altijd. Ik zal heel blij zijn als dit allemaal voorbij is.”

EENOUDERGEZIN

Laten we een bruggetje maken naar het bovenaardse. U woont hier wel in één van de meest goddelijke streken van België: de groene Hagelandse plooien rond Leuven.

“Ik heb het voorbije jaar heel veel gewandeld. Elke zondagnamiddag minstens drie uur. Telkens weer ontdek ik nog nieuwe paadjes. Dankzij de informatieborden heb ik ook al veel bijgeleerd over de natuur en de geologie van deze streek. Ja, ik ben zo iemand die dat allemaal leest. Wandelen is ideaal om de muizenissen in mijn hoofd te verjagen.”

Wat ontspant u nog?

“De zondagvoormiddag is voor mij een feest. Dat begint met wat brood, een tasje koffie en de weekendkranten: snuisteren door de bijlages met Klara Continuo op de achtergrond. Daarna zet ik de tv aan voor de eucharistieviering. Normaal ga ik elke week naar de kerk, maar nu ben ik veroordeeld tot de viering op tv of radio.

“In het begin had ik het moeilijk met die misvieringen, ik sloeg zelfs een paar weken over. Daarna heb ik mezelf toch verplicht om die wekelijkse routine weer in te bouwen. Dat uurtje betekent heel veel voor mij: rust, bezinning, een ankerpunt in mijn week. Het is één van de weinige momenten waarop ik geen eindverantwoordelijkheid draag. Ik kan gewoon gaan zitten en het allemaal laten gebeuren. Soms zink ik in gedachten zo diep weg dat ik achteraf zelfs niet meer weet welke lezing van het evangelie het was. Maar na dat uur zijn er doorgaans wel een aantal zaken in hun plooi gevallen.”

U bent hoogleraar theologie aan de KU Leuven. Waarom combineert u uw functie als directeur-generaal van het katholiek onderwijs nog altijd met lesgeven?

“Om de voeling met de praktijk niet te verliezen. Door die paar uurtjes per week weet ik wat het is om les te geven in coronatijden, in een klas waarin iedereen een mondmasker draagt. Of via digitale weg, waarbij alle studenten hun camera uitzetten. Als iemand een vraag stelt, vraag ik om die camera weer aan te zetten, zodat ik ten minste een gezicht kan zien. Laten we zeggen dat ik de dagelijkse frustraties van leerkrachten goed ken.”

Waarom koos u destijds voor theologie?

“Omdat het zo boeiend is! Ik ben daar nog altijd het liefst van al mee bezig. Mijn huidige taak is tijdelijk. Als die eindigt, keer ik terug naar de universiteit.

“Als kind droomde ik al van het onderwijs, en vanaf mijn zestiende wist ik dat het theologie zou worden. Ik was al heel vroeg bezig met zingeving en de diepere levensvragen. Wellicht komt dat door de vroegtijdige dood van mijn vader. Hij stierf op zijn drieëndertigste aan een slecht functionerende hartklep. Ik was zeven en herinner me nog levendig hoe we hem vlak voor zijn dood gingen bezoeken in het ziekenhuis. Ik zie me nog in die wachtzaal zitten, terwijl mijn tante komt zeggen dat ik van de dokter niet mee naar binnen mag. Dat beeld vergeet ik nooit meer. Niet veel later was mijn vader dood, zonder dat ik afscheid had kunnen nemen.”

Welke impact had dat verlies?

“Het heeft mijn kinderjaren zeker mee bepaald. Mijn moeder moest opnieuw voltijds gaan werken – ik heb nog een jongere broer en twee jongere zussen – maar we kwamen nooit iets tekort. De eerste jaren hadden we een nanny die voor en na school voor ons zorgde.”

Werd over dat verdriet veel gesproken?

“Nee, ik zie mijn jeugd ook niet als een verdrietige periode. Mijn moeder heeft daar uiteraard zwaar onder geleden: op foto’s uit die tijd zie je het verdriet in haar ogen. Maar wij waren nog erg jong en kinderen passen zich ongelofelijk snel aan. We hebben een heel vrije jeugd gehad en kregen veel verantwoordelijkheid. Er was een duidelijk kader, en ook al moest er soms stevig onderhandeld worden, binnen dat kader kregen we veel vrijheid. Wij waren actief in jeugdverenigingen, sportclubs en bij de mutualiteit.

“Ik heb toen wel geleerd hoe het is om anders te zijn. In het West-Vlaanderen van toen werden eenoudergezinnen als een rariteit beschouwd. Er waren veel momenten waarop ik daarmee werd geconfronteerd: Vaderdag, nieuwjaarsbrieven schrijven, papieren die door ‘de ouders’ ondertekend moesten worden, enzovoort. Ik houd er een grote empathie aan over voor mensen die buiten de norm staan.”

Was priester worden ooit een optie?

“Niet echt. Mijn huidige leven bewijst dat het celibaat niet voor mij was weggelegd. Ik ben al eenendertig jaar getrouwd.”

Hebt u een antwoord gevonden op de vraag wat de zin van het leven is?

“Het voordeel is dat je daarnaar kunt blíjven zoeken. Voor mij ligt het antwoord het dichtst bij het evangelie van Marcus, waarin de leerlingen nooit echt begrijpen waarover het precies gaat. Dat is heel toepasselijk op onze tijd: zodra we het denken te weten, glipt het weer door onze vingers en moeten we vaststellen dat we toch fout zaten. Tenzij we verstaan dat we het misschien nooit zullen verstaan.”

Ik denk dat ik het versta. Waar gelooft u als gelovige precies in?

“Dat het mysterie van de werkelijkheid zich uit in de liefde tussen mensen, in hoe we ons inzetten voor anderen en verantwoordelijkheid opnemen voor elkaar. Dat is de essentie van de spreuk ‘God is liefde’ die Jezus ons heeft gebracht. Alles draait om anderen en jezelf graag zien. Je vindt God niet in de eerste plaats in het buitengewone, in mirakels en grote theorieën. Over die theorieën kun je eindeloos filosoferen, ik heb er zelfs boeken over geschreven. Maar God zit in het gewone, het alledaagse, en in de relatie met anderen.”

Amateurfilosofe Kat Kerkhofs verklaarde vorige week in Humo: ‘We verlangen van onze partner wat we vroeger vonden in het goddelijke.’

“Daar zit zeker iets in. We verwachten soms te veel van onze omgeving. Maar de academicus in mij zegt dat ik daar beter eerst wat langer over nadenk. (lacht)

Is de ziekte van de tijd niet dat de eigenliefde vaak de bovenhand krijgt?

“Ja, die drijft velen. Het leven draait dan om succes, prestaties, macht, geld of genot. Ze willen iemand zijn. Ze willen uitblinken. Opgemerkt worden. Dat is niet zo erg, maar er is meer in het leven.

“Ik kijk ook graag naar de koers, en als korfballer ben ik op het veld zeer fanatiek. Dan wil ik winnen. Maar uiteindelijk draait het wel om de groepsgeest en de fijne momenten aan de bar. Helaas is dat al lang geleden. Die momenten mis ik nóg meer dan het winnen van een match.”

Stoort het u dat er soms meewarig wordt gedaan over gelovigen?

“Mensen hoeven het niet eens te zijn met ons geloof, maar het is bon ton om gelovigen af te doen als mensen die op hun twaalfde zijn gestopt met nadenken. Het tegendeel is waar! Mijn studenten hebben voor theologie gekozen omdat ze worstelen met de diepere levensvragen. Zij denken veel meer na dan de doorsnee jongere. Het is ook makkelijker om daar niet mee bezig te zijn. Je overstijgt er een zekere vluchtigheid en oppervlakkigheid mee. Dat verdient toch respect?”

Hebt u het voorbije jaar meer tijd gehad om na te denken en te lezen?

“Nee, het was erg druk. Tijdens de vakanties heb ik wel een paar boeken kunnen lezen, zoals De opgang van Stefan Hertmans en Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers. Vooral dat laatste heeft me gecharmeerd. Nu ben ik bezig in Wat ons niet zal doden, het vervolg op de beroemde Millennium-trilogie. Ik lees soms graag iets ontspannends, zeker in tijden waarin het werk voor een boel stress zorgt.”

© Humo