© Jo Kreulen

Mama van Pippa keek naar "Down the road" en reageert op kritiek van William Boeva: "Anders leren kijken naar mensen met Down"

Marlies Kieft keek op onze vraag naar het VRT-programma "Down the road". Wat vindt ze van de kritiek van komiek William Boeva op dit soort programma's? Kieft heeft een dochter met het syndroom van Down en schreef een autobiografische roman over samenleven met dochter Pippa. Dat is de ene keer mooi en dan weer moeilijk. Wat kunnen media beter doen "voor en met" mensen met een beperking? 

opinie
Marlies Kieft
Marlies Kieft is journaliste en schreef een autobiografische roman "Anders mooi, leven met Pippa" (Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar) over samenleven met een kind met Down.

Het populaire VRT-programma "Down the road" levert momenteel discussie op. Ik vind het programma best inspirerend. Maar wie mensen met Down echt wil laten meetellen in de samenleving, moet wezenlijk anders gaan kijken.

De afleveringen die ik heb gezien van het televisieprogramma "Down the road" waarin een groep jongeren met Down met de sympathieke presentator Dieter Coppens op reis gaat, hebben me soms geraakt en ontroerd. Je kunt niet anders dan meeleven met de hoofdpersonen en van ze gaan houden. 

Het is een programma dat amusement biedt en wellicht inspiratie oproept bij kijkers. Het is zeker waar dat sommige mensen met Down spontaan zijn in het uiten van hun gevoel. Misschien zouden we daar zelf ook iets meer van willen. En wellicht is er wel iemand die na het kijken van zo’n aflevering denkt: "Ik wil ook iemand met Down in mijn bedrijf". Daarbij heeft het ongetwijfeld de levens van de deelnemers en hun ouders verrijkt.

(Met deze Facebook-post startte William Boeva de discussie:)

Inclusie?

Toch vind ik het niet de weg die leidt naar inclusie, dat ben ik eens met William Boeva die met zijn Facebookbrief de discussie over dit onderwerp in gang heeft gezet. Ten diepste verandert een programma als Down the road niets aan een maatschappij waarin wat normaal is heerst. Daarvoor hebben we aanvullende beelden nodig. 

Overigens denk ik ook niet dat het programma inclusie tegenwerkt. Er is niets mis met amusement, met kijkers raken, en ik weet trouwens ook helemaal niet of de makers van dit programma het bevorderen van inclusie tot doel hadden of hebben.    

"Ze zijn altijd zo vrolijk hè?" Dit is de nummer één van opmerkingen die ik krijg over mijn nu 21-jarige dochter Pippa met het Syndroom van Down. "Soms wel, soms niet", zeg ik meestal.

"Ze zijn altijd zo vrolijk hè?", zeggen ze. "Soms wel, soms niet", zeg ik meestal.

Mensen vragen het glimlachend en het is goed bedoeld, toch steekt het. Dat begint al bij het woordje "ze". Het geeft het gevoel dat ze behoort tot een bepaalde soort met vastliggende kenmerken, terwijl ze voor mij zo uniek is, en complex als ieder mens. 

In de corona-periode was het al helemaal niet leuk om te horen, want onze dochter was door deze moeilijke en onzekere tijd behoorlijk somber geworden, zelf zo erg dat ze stopte met praten. De vrolijkheid was ver te zoeken, voor zover die er al ‘altijd’ was geweest. Om haar heen waren meer jongeren met Down in de put geraakt.

Het is helemaal niet gemakkelijk om te kijken voorbij het eerste beeld of stereotype van iemand die anders-dan-anders geboren is. Zelf ben ik ook dikwijls blijven steken bij verwachtingen en oordelen en dat doe ik waarschijnlijk nog steeds. 

Wel heb ik een goede training gehad in het leven met Pippa. Ik merk dat ook haar jongere zus en broer geoefend zijn om 'anders', ‘normaal’ te vinden. Toen zij op straat een jongen zagen zonder armen riepen ze me, al wijzend (Ik dacht dat ze iets zouden zeggen over dat hij geen armen had.): "Mama, die jongen zit bij Pippa op de sportclub. Hoe heet hij?"

"Hoe heet hij?" En niet "wat heeft hij?" Dat zou mijn ideale wereld zijn.

Anders denken

Foto van Pippa, genomen door de familie.

Pippa was een jaar of zes toen ik ons samen inschreef bij een castingbureau. Mijn hoopvolle agenda was dat we samen op foto’s of in reclamefilmpjes terecht zouden komen, zodat ze als een meisje met Down genormaliseerd zou worden. Ik wilde meewerken aan een beeldvorming waarin Down er bijhoort en niet als iets aparts wordt beschouwd. 

Want inclusie, een maatschappij waarin ruimte is voor alle mensen en niemand erbuiten valt, begint bij anders denken. En bij anders denken kunnen we geholpen worden door wat we zien, door beelden, bijvoorbeeld op televisie, die het ‘wij’ en ‘zij’-denken doorbreken.

"Hoe heet hij?" En niet "wat heeft hij"? Dat zou mijn ideale wereld zijn.

We mochten op auditie voor een reclamefilm voor een vervoersbedrijf. Pippa moest net doen alsof ze haar opa weer zag en hem omhelzen. "Kom op Pip, ren maar naar die meneer. We spelen dat hij opa is". Enthousiast draafde ze af op de wildvreemde tot ze, eenmaal dichtbij, zag dat hij opa helemaal niet was en rechtsomkeert maakte. We werden niet gekozen.

Maar een dergelijk filmpje bedoelde ik wel. Ik zou wensen dat mensen met Downsyndroom of met andere variaties van anders-zijn meer te zien zouden zijn in normale situaties. Op een treinstation, in de wachtkamer, bij een modeshow, tijdens een straatinterview, op het werk, tussen ‘normale’ mensen. En daarin mogen ze best anders zijn. Gelijkwaardig zijn betekent niet dat je hetzelfde moet zijn.

Gelukkig komt dit soort inclusieve beeldvorming steeds vaker voor.

Dubbel gevoel

Het programma Down the road raakt mij dus positief, ook soms in de herkenning van mijn dochter, tegelijkertijd heb ik er op andere momenten een ongemakkelijk gevoel bij. 

Ik beschreef dat enkele jaren geleden voor het blad Knack Focus toen ik meerdere afleveringen bekeek als ‘moeder van’. "Het is de formule van een tv-programma waarin een groep mensen met down bij elkaar wordt gezet, waardoor ik me bijna in de rol gedwongen voel van cultureel antropoloog die een soort bestudeert. Kijk hoe leuk ze daten, hoe aandoenlijk ze zijn’". 

Dat schreef ik toen. Ook nu ik recentere afleveringen heb gezien blijf ik zitten met dat dubbele gevoel.    

Wanneer je een groep mensen selecteert op basis van gezamenlijke (mediagenieke) kenmerken kun je een ‘wij’ en ‘zij’-denken in de hand werken, net als dat je de kans vergroot op een beoordeling van deze groep mensen die gebaseerd is op stereotypering. 

Wat kunnen televisiemakers doen?

Daarbij is deze geselecteerde groep overigens ook niet representatief voor mensen met Down. Want de jongeren in dit programma zijn onder meer uitgekozen op goede verbale eigenschappen, iets dat lang niet alle ‘Downies’ hebben. Voor mij zouden genoemde pijnpunten al weggenomen zijn als de groep gemengd was geweest. Mensen met en zonder Down, waarbij de mensen zonder best in de minderheid mogen zijn.

Wanneer een televisiezender of specifiek televisieprogramma echt de intentie heeft om bij te dragen aan een groter draagvlak voor een inclusieve samenleving zou meer aandacht besteed mogen worden aan een beeldvorming waarbij mensen die anders zijn niet apart worden gezet, maar gewoon temidden van anderen staan. 

Als het gaat om het aanvullend portretteren van mensen met Down kunnen zenders en programmamakers wellicht te rade gaan bij ouders, begeleiders, opleiders, broers en zussen van betrokkenen en de hoofdpersonen zelf. Hoewel die laatsten natuurlijk meteen zouden kiezen voor "Down the road".  

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen