De Nationale Bank berekende dat de gezinnen in ons land afgelopen zomer gemiddeld 14 procent van hun loon opzij gezet hebben. De zogenaamde spaarquote is daarmee minder dan een kwartaal eerder, toen die nog 15,6 procent bedroeg. En dat terwijl het beschikbare inkomen binnen de gezinnen nochtans met 1,3 procent toegenomen is, vooral als gevolg van de gestegen lonen door de indexatie. “De meeste mensen zijn duidelijk goed beschermd geweest door de loonindexering”, zegt Geert Sciot, woordvoerder van de Nationale Bank. “Bij velen is de koopkracht dus niet gedaald.”

Dat de spaarquote ondanks die gestegen inkomsten toch naar gedaald is, komt doordat de uitgaven binnen de huishoudens nog meer omhoog gingen, met maar liefst 3,1 procent. “We zien dat mensen meer zijn gaan uitgeven, onder andere aan festivals, reizen, cultuur en horeca. Zaken die tijdens de coronacrisis onmogelijk of moeilijker waren. We hebben dus wat ingehaald, en dat was nodig. Neem nu reizen: die sector heeft zwaar afgezien tijdens Covid en is gelukkig weer aangetrokken.” Ook de fel gestegen energieprijzen en inflatie hebben hun rol daarin gespeeld.

Geen slecht teken

Dat we minder sparen, is volgens Sciot niet noodzakelijk een slecht teken. “We hadden dat verwacht en er zelfs op gehoopt. Het betekent dat mensen meer consumeren en geld in de economie pompen. Daardoor hebben we nog altijd geen recessie gehad.” De spaarquote zit evenwel nog steeds boven die voor de coronacrisis. “Dat kan erop wijzen dat mensen toch iets meer blijven sparen door de onzekerheid die ze ervaren. Maar langs de andere kant zijn de investeringen wel gelijk gebleven, al drie kwartalen lang.”

De Nationale Bank benadrukt evenwel dat het om gemiddelden gaat. “Niet alle gezinnen zullen het op deze manier ervaren.”