Direct naar artikelinhoud
Voor u uitgelegdOpvoeding

Zoveel momblogs, zoveel opvoedingsboeken, en toch zoveel stress bij ouders. Wat is er aan de hand?

Heel wat ouders ­kunnen zich behoorlijk eenzaam voelen. Dan kunnen praatgroepen helpen, denken ­sommige experts.Beeld Getty Images

Met opvoedingsboeken kunnen we ondertussen straten aanleggen. En sociale media staan vol met adviezen van momfluencers. Toch lijken jonge ouders onzekerder dan ooit. Kind & Gezin zag zich al genoodzaakt een campagne over opvoedstress te lanceren. Wat is er aan de hand?

Doe ik het goed? Vroeger verwees de vraag vooral naar cartoons van wijlen Peter van Straaten, over koppels die worstelen met hun seksleven. Ondertussen is het een vraag die vooral door de hoofden van ouders spookt. “Je wilt toch vooral niets verkeerd doen”, zegt Olivia (28), mama van Lias (bijna 2). De geboorte van haar zoontje was een heugelijke gebeurtenis, maar al kort erna kwamen de twijfels en onzekerheden. Ontwikkelt hij wel goed? Is alles wel in orde met hem? En dus is ze zoals veel jonge ouders voortdurend op zoek naar informatie, bevestiging vooral dat alles ‘normaal’ verloopt. Ze volgt een hoop momblogs, heeft een boekenplank vol opvoedboeken en verslindt alles wat op het internet en in de reguliere media verschijnt over opvoeden.

Dat werkt totaal niet geruststellend, geeft ze toe. “Dan lees je dat een baby van vier maanden vanuit buiklig zich kan opdrukken op de ellebogen en zijn hoofd kan ophouden zonder steun”, zegt ze. “Maar als jouw kindje dat op die leeftijd nog helemaal niet doet, dan is het heel moeilijk om rustig te blijven.”

Op sociale media ziet ze ook vooral beelden van perfecte baby’s, die zich wél al kunnen opdrukken of wél al hun lepel zelf kunnen vasthouden. Die baby’s wonen doorgaans ook nog eens in perfect opgeruimde huizen, omringd door stralend lachende ouders. “Ik weet dat iedereen enkel maar de schoonste momenten deelt, maar het steekt toch”, zegt Olivia. Want het contrast met haar eigen puinhoop in huis is gewoon gigantisch. Waardoor ze telkens het gevoel heeft dat ze tekortschiet. Resultaat is een voortdurend gevoel van onrust, een opgejaagd gevoel.

Het is erg paradoxaal: er is nog nooit zoveel informatie over opvoeden beschikbaar geweest, maar het lijkt er op dat ouders steeds onzekerder worden. Studie na studie toont aan dat ouders klagen over vermoeidheid en veel stress. En naar schatting 8 procent kampt ook met een parentale burn-out. Ze voelen zich voortdurend compleet uitgeput.

Kind & Gezin startte recent nog een campagne rond opvoedstress, waarin ze ouders enerzijds uitleggen dat een zekere mate van stress nu eenmaal normaal is bij opvoeden. En anderzijds hen ook tips aanreiken om op een goede manier met die stress om te gaan, bijvoorbeeld met ademhalingsoefeningen.

Maar waarom is er zoveel stress, zoveel onzekerheid? Is opvoeden nu dan zoveel moeilijker of complexer dan vroeger? Een moeilijke vraag, meent Marie-Anne Vanderhasselt, professor psychologie aan de UGent, die ook meewerkte aan de campagne. Ze is auteur van het boek Ouders onder hoogspanning. Er zijn geen studies die aantonen dat er nu meer stress is bij het opvoeden dan vroeger, maar de stressoren zijn volgens haar wel veranderd.

“Vroeger lag het pad van een kind min of meer vast, nu zijn er een pak meer opties die voor keuzestress zorgen”, legt ze uit. Welke hobby laat ik mijn kind beoefenen? Welke school kies ik? Welke koek is goed voor hem? Met welk speelgoed stimuleer ik hem best? “Hoe meer opties er zijn, hoe meer ouders zich de vraag stellen wat het effect zou zijn mochten ze een andere optie gekozen hebben. Dat heet counterfactual thinking. We blijven nu veel meer in onze gedachten hangen, wat voor een voortdurende stress zorgt.”

Stress is op zich een goede zaak, benadrukt professor Vanderhasselt. Het zorgt er namelijk voor dat er in het lichaam energie opgebouwd wordt die het mogelijk maakt om te reageren op gevaar of op onverwachte situaties. Maar stress mag niet blijven sluimeren. Die energie moet er op een of andere manier weer uit geraken. Bij piekeren gebeurt dat niet. Die energie blijft in ons lichaam, wat leidt tot een continue onrust. Dat voortdurend opgejaagd gevoel waar Olivia naar verwijst.

De eerste duizend dagen

Veel weten over opvoeden en vooral de ontwikkeling van kinderen kan ook net voor nog meer stress zorgen, vindt Noëmie Willemen, die aan de UCLouvain onderzoek doet naar moederschap. Denk aan alle berichten over hoe belangrijk die eerste duizend dagen van een kind wel zijn. In die periode wordt de basis gelegd voor het verdere leven en carrière.

“De morele verantwoordelijkheid voor een hele hoop maatschappelijke problemen komt zo op de schouders van ouders terecht”, stelt Willemen. “De druk is erg groot, want ouders moeten er dus voor zorgen dat een kind zich optimaal kan ontwikkelen en moeten ook risico’s vermijden. Dat zorgt ervoor dat ouders op zoek moeten gaan naar expertise, die hen aanleert hoe ze hun kind emotioneel, psychologisch en fysiek in de gaten kunnen houden om voortdurend te zien of alles wel goed gaat. Dat is ondertussen de norm geworden in hedendaags ouderschap.”

Het risico is dat we op zo’n manier een kind gaan zien als een project, dat je op de een of andere manier in goede of slechte banen kan leiden, meent pedagoog Philippe Noens, onderzoeker aan het Kenniscentrum Gezinswetenschappen van Odisee. Hij is zelf vader van vier kinderen en weet dus ook uit de praktijk iets over stress en onvoorspelbaarheid van kinderen. Ook hij stoort zich aan de wijze waarop we over die eerste duizend dagen praten.

“Het heeft iets deterministisch”, zegt hij. “Als je die eerste duizend dagen goed aanpakt als ouder, dan mismeester je je kind niet en geef je het alle kansen voor de toekomst. Zo luidt de theorie. Alsof kinderen en jongeren na die eerste jaren niet meer volwaardig in het leven kunnen ‘instappen’. Bovendien weten we ook dat er naast de ouder-kindrelatie nog veel andere invloeden meespelen. Een kind kan perfect mooi grootgebracht worden, maar kan wel in een pestsituatie belanden op school waardoor er problemen ontstaan.”

Het is ook een heel smalle definitie van opvoeden. En dat zou wel eens de clou van het verhaal kunnen zijn, meent Noens. “Opvoeden wordt nu vooral gereduceerd tot gedragsbeïnvloeding. Dat merk je aan de boeken die de afgelopen decennia verschenen zijn. Die gaan altijd over hoe je met kinderen omgaat zodat die wenselijk gedrag vertonen. Hoe je er bijvoorbeeld voor zorgt dat die geen woede-uitbarsting krijgen in de supermarkt. Het gaat over gentle parenting, mild ouderschap, positief opvoeden.”

Tips en tricks

We hebben ook de neiging om opvoeden te ‘vertaken’, zegt Noens. We delen iets wat bijzonder complex is op in kleine taakjes, waar we dan telkens vaak simplistische oplossingen voor zoeken. “Dat zie je in die opvoedboeken, maar evengoed bij jullie, de reguliere media. Om de haverklap verschijnen er lijstje met tips en tricks om bijvoorbeeld jouw baby goed te laten slapen, of hoe om te gaan met jouw onhandelbare tiener. Die zijn meestal geschreven voor een soort van gemiddeld kind, terwijl geen enkel kind gemiddeld is.”

Dat is niet alleen het infantiliseren van opvoeden, het doet ouders ook anders naar dat opvoeden kijken, meent Noens. Ouders beginnen dan heel hard op dat moment te focussen. En als het kind niet meewerkt, ontstaat er stress. Daardoor worden ouders nog onzekerder en gaan nog meer op zoek naar informatie.

Terwijl het gedrag van kinderen bijsturen, met tips voor bijvoorbeeld de lust-ik-niet-fase, niet de essentie van opvoeden is, vindt Noens. “Wat vooral ontbreekt is de vraag waarom we eigenlijk kinderen opvoeden en wat we hen echt willen meegeven. Wat vinden wij als ouders belangrijk? Daar draait het om. Om een voorbeeld te geven: we lezen honderden stukken over hoeveel schermtijd aanvaardbaar is, terwijl ik zelf vooral bezig ben met wat ik mijn kinderen graag wil laten zien. Zelf ben ik opgegroeid met Indiana Jones-films en ik wil die liefde graag doorgeven aan mijn kinderen. Maar zulke zaken komen zelden aan bod, terwijl het net dat is waar ouders nood aan hebben. Nu blijven ze voortdurend op hun honger zitten.”

Ouders doen het wel voor een stuk zichzelf aan, door al die boeken en blogposts te lezen. Alleen is het aartsmoeilijk om je daaraan te onttrekken, weet ook Willemen. “Ik denk dat ouders beter verdienen dan de boodschap dat ze dan maar wat minder intensief moeten opvoeden. Ik merk het bij mezelf als mama, ik lees al die adviezen ook. Want ook jij wil het natuurlijk zo goed mogelijk doen. Ook jij wil uiteraard het beste voor je kind. En ook al verzet je je ertegen, toch heeft het een impact.

Tips en tricks
Beeld Getty Images

“Een goed voorbeeld is het borstvoedingsdebat. Daarin worden zowel door professionals als momfluencers vaak zeer sterke claims gemaakt. Er worden zulke gigantische gevolgen aan gehangen voor de latere gezondheid. En velen gaan daar erg ver in. Waardoor vrouwen die anderhalf jaar borstvoeding geven zich nog schuldig voelen, want dat is nog altijd onder de norm van twee jaar die de Wereldgezondheidsorganisatie voorstelt. We blijven maar herhalen dat borstvoeding het beste is, maar wanneer gaan we het eens hebben over luchtverontreiniging? Die gaat volgens wetenschappers door de placenta, net als hormoonverstoorders vermoedelijk. Waarom zou het alleen aan de individuele keuze van moeders liggen als er iets fout loopt later?”

Dat is ook wat haar stoort aan de campagne van Kind & Gezin, dat voor het onder controle houden van de stresslevels in een gezin opnieuw enkel naar de ouders kijkt. Terwijl er toch heel wat structurele zaken zijn die mee die stress veroorzaken. Die worden hier wat toegedekt, vindt ze. “De kinderopvang wordt in deze campagne nota bene voorgesteld als een stevig opvangnetwerk voor gestresseerde ouders, terwijl Kind & Gezin toch als geen ander weet hoezeer die sector kraakt? En onlangs nog werd nogal lacherig gedaan over een voorstel om een 32-uren werkweek in te voeren. Terwijl dat soort maatregelen het ouders net een pak makkelijker zouden kunnen maken om een goeie balans te vinden, waardoor ze niet uitgeput raken.”

Ouderschapseducatie

Ouders krijgen zoveel individuele verantwoordelijkheid dat ze er bijna aan onderdoor gaan. In de Verenigde Staten gaan daarom al stemmen op om ouderschapscursussen aan te bieden aan toekomstige en jonge ouders, om hen beter te wapenen. Wie met de auto wil rijden, moet ook eerst een theoretische en praktische opleiding gevolgd hebben. Waarom doen we dat dan niet voor zo’n belangrijke taak als opvoeden, luidt de redenering.

Op zich is zo’n cursus geen stom idee, meent Noens. Wel op voorwaarde dat het geen lesje opvoeden wordt, waarbij nog maar eens een expert komt uitleggen aan ouders hoe ze moeten opvoeden. “Ik zie het meer als praatgroepen, waarin ouders in dialoog gaan met elkaar en verhalen uitwisselen. Dat is wat ouders echt nodig hebben: verhalen uit de realiteit. Van zowel jonge als oudere ouders en ook grootouders. Transgenerationeel werken kan heel relativerend werken. Die mensen beschikken namelijk over heel wat opvoedingswijsheid.”

Ook Willemen ziet er wel brood in. “Het is inderdaad iets dat nu ontbreekt. Men zegt vaak dat het internet gemeenschapsvormend is, maar eigenlijk is het daar meer van ‘find your tribe’. Dat staat verbinding tussen bijvoorbeeld borstvoeders en flesvoeders in de weg. In zulke groepen zie je dat gelijkgestemden onder elkaar de norm extra bevestigen. We weten dat het erg relativerend werkt als ouders samenkomen met ouders die het anders aanpakken dan zijzelf. Over de generaties heen.”

Professor Vanderhasselt verwijst naar een paar initiatieven die er al zijn, zoals oudercafés, waar ouders met elkaar in contact kunnen komen. Ze horen niet enkel verhalen, ze kunnen er ook een netwerk opbouwen en zo de eenzaamheid bestrijden. Want ook dat is een onderschat iets bij jonge ouders, vindt ze. “Eenzaamheid heeft eigenlijk niets te maken met hoeveel mensen er rondom jou zijn. Je ziet als jonge ouders vaak veel volk, maar doorgaans is dat voor praktische zaken. Er is maar weinig ruimte als ouder om je verhaal te doen, omdat er net zoveel praktische zorg nodig is. Zelfs met vrienden halen de gesprekken niet altijd diepgang, omdat je met kinderen vaak onderbroken wordt. We merken dan ook dat heel wat ouders zich behoorlijk eenzaam voelen. Dan kunnen zulke praatgroepen wel degelijk helpen.”

Al mogen dergelijke initiatieven nu niet opnieuw van de ouders zelf afhangen, vindt Noens. Want die krijgen al genoeg op hun boterham. Hij ziet hier een rol weggelegd voor de gemeentebesturen. Die kunnen praatgroepen organiseren, zelf de kinderopvang uitbouwen op maat van hun populatie, of zelfs met kleine infrastructurele ingrepen het ouders makkelijker maken. “Zet een speeltuig en een bankje op een kaal grasveldje en je zal zien dat kinderen en ouders uit de buurt spontaan blijven hangen. We onderschatten het pedagogisch kapitaal van zulke laagdrempelige ingrepen. Gemeentebesturen moeten zich bewust zijn van de rol die ze in dit verhaal kunnen opnemen.”