Direct naar artikelinhoud

Hoe ver is de democratie zoek bij sociale verkiezingen?

De sociale verkiezingen moeten omgegooid worden. Dat schrijven Kamerleden Egbert Lachaert en Vincent Van Quickenborne (Open Vld) in een opiniestuk in deze krant. Wij leggen hun kritiek voor aan Guy Van Gyes, specialist bij het Leuvense arbeidsinstituut Hiva. En aan de vakbonden.

'De vakbonden zelf, en niet de werknemers, bepalen wie uiteindelijk verkozen wordt'

De liberalen pleiten ervoor om de lijststem af te schaffen bij de sociale verkiezingen. Bij parlementsverkiezingen doen ze dat al langer. Nu zijn het altijd de vakbonden zelf die bepalen wie het personeel vertegenwoordigt en wie niet, klinkt het.

Van Gyes is niet overtuigd. Volgens hem blijft het aantal lijststemmen beperkt. De vakbondsleiding kunnen ze niet 'misbruiken' om hun eigen favoriete kandidaten te bevoordelen. "Wetenschappelijk bewijs heb ik niet. Maar het is een feit dat sociale verkiezingen toch heel lokaal blijven. Collega Piet kent collega Pol, zeg maar. Mensen kiezen voor een kennis, met een naamstem."

Het ACV en ABVV vinden dat de lijststem nog zijn nut heeft. Herman Fonck van de christelijke vakbond: "Als je een bedrijf hebt met 500 werknemers op de hoofdzetel in Brussel, en 500 mensen verspreid over lokale kantoren is de kans op verkiezing van iemand van een buitendienst klein: de achterban van de ene is niet te vergelijken met de achterban van de andere." Met de lijststemmen kun je hier nog corrigeren.

'Een lijst indienen met alleen mannen? Geen enkel probleem'

De vakbonden hebben het altijd over gendergelijkheid op het werk. Maar als de daad bij het woord moet worden gevoegd, blijven ze ver achter, vinden de liberalen (zie grafiek). Vrouwen hebben een gegarandeerde stem in ondernemingsraden en comités nodig.

Van Gyes: "Een principe waar niemand tegen kan zijn. De vakbonden moeten hier werk van maken. Maar het is makkelijker gezegd dan gedaan. Evenredige vertegenwoordiging op de kandidatenlijsten (bijvoorbeeld een ritssysteem zoals op de partijlijsten, JVH) is onhaalbaar. In veel sectoren is simpelweg één geslacht dominant. In metaalbedrijven zie je alleen mannen, bij ziekenhuizen het omgekeerde." Wat belangrijker is dat er op een hoger niveau, bijvoorbeeld dat van de provincie, gecontroleerd wordt dat genoeg mannen en vrouwen zich kandidaat stellen.

De vakbonden reageren dat er bij elke verkiezing campagne gevoerd wordt om vrouwen te overtuigen zich kandidaat te stellen. Trouwens: het aantal verkozen vakbondsvrouwen blijft in de buurt van het aantal verkozen politica's, kaatsen ze de bal terug. Tussen 30 en 40 procent.

'Alleen leden van een van de drie officiële vakbonden kunnen zich kandidaat stellen'

Alleen de christelijke, socialistische en liberale vakbond worden volledig erkend. Wat betekent dat je lid moet zijn van een van deze drie om mee te doen aan de sociale verkiezingen. Lachaert en Van Quickenborne willen dat dit oligopolie op de schop gaat, zoals in Nederland. Het Nederlandse systeem heeft ook een keerzijde, waarschuwt Van Gyes. Het gevaar bestaat dat onafhankelijke kandidaten, zonder band met de vakbond, in de praktijk 'de handlangers' zijn van de werkgever. "Uiteindelijk blijft het de bedoeling om tegenspraak te organiseren."

Bovendien heeft volgens Van Gyes ons systeem in elk geval het voordeel dat vakbonden, die mee ons land besturen via het sociale overleg, representatief zijn en brede geledingen van de werknemers vertegenwoordigen. "Het sociaal overleg behoudt zo zijn gewicht."

Fonck van het ACV voegt daar nog een praktische opmerking aan toe. "Je hebt ondersteuning nodig, vorming, cursussen over arbeidsrecht. Je moet leren onderhandelen. Dat zie je ook in Nederland - waar neutraal verkozenen vorming kopen bij, jawel, de vakbondsorganisaties."