Direct naar artikelinhoud

Ambitieuze expo laat Singapore kennismaken met Antwerpse kunst

De tentoonstelling A Story of the Image. Old and New Masters from Antwerp wil met werken van Rubens en Van Dyck én van Luc Tuymans, David Claerbout, Hans Op de Beeck en Berlinde De Bruyckere tonen dat Antwerpen en bij uitbreiding Vlaanderen zowel een rijk artistiek verleden als een bruisende hedendaagse scene heeft. Tegelijk wordt een baanbrekend verhaal verteld over het beeld als massamedium.

“Wij zijn zeer vereerd om deze tentoonstelling in ons museum te kunnen brengen”, zegt mevrouw Lee Chor Lin, directeur van het National Museum of Singapore, in een gesprek met De Morgen. “In meer dan één opzicht gaat het om een belangrijke tentoonstelling. De kwaliteit van de werken is bijzonder hoog. In politiek opzicht is het de bezegeling van de samenwerking tussen Antwerpen en Vlaanderen enerzijds en Singapore anderzijds. Ten slotte is het ook een van de zeldzame projecten waar kunst en economie elkaar gevonden hebben.” Antwerpen en Singapore hebben als havensteden al geruime tijd nauwe banden. De Port of Singapore Authority (PSA) is zeer actief in Antwerpen. Beide havens zijn dan ook sponsor van de tentoonstelling. “Het is bovendien een tentoonstelling die veeleisend is en de bezoeker uitdaagt”, gaat Lee Chor Lin voort. “Het is geen makkelijke, hapklare show. De expo moet rustig bekeken worden. En er zijn niet alleen mooie en aangename beelden te zien. We hebben in dit museum vaak tentoonstellingen die echte crowd pleasers zijn, zoals de Egyptische mummies. Maar een museum als het onze moet ook voor het moeilijkere werk durven te gaan.”

Uniek versus massaal

Er is inderdaad niet louter gekozen voor de grote namen uit het verleden. “Het is geen Rubenstentoonstelling geworden”, zegt Philip Heylen, Antwerpse schepen van Cultuur. “We wilden een beeld geven van verleden, heden en toekomst. Een staalkaart van het beste wat we op artistiek vlak te bieden hebben.” Daarvoor hebben drie Antwerpse musea intensief samengewerkt: het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten (KMSKA), het Plantin-Moretus Museum/Stedelijk Prentenkabinet en het Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen (MuHKA). Zo kon er een breed palet aangeboden worden: van Rubens, Van Dyck, Brouwer, Teniers en Jan Breughel tot Francis Alÿs, Marlene Dumas, Raoul De Keyser, Berlinde De Bruyckere, Hans Op de Beeck, David Claerbout, Luc Tuymans, Koen van den Broek en Anne-Mie van Kerckhoven. De tentoonstelling biedt echter niet zomaar een staalkaart. Het boeiende en baanbrekende verhaal dat wordt verteld, is er een van twee perioden. De oude meesters gebruikten het realisme om een “objectief en universeel beeld te scheppen van hemel en hel, van helden en criminelen”, zegt Herwig Todts (KMSKA), cocurator van de expo. Dat doorgedreven zintuiglijk realisme is typisch voor de Vlaamse kunst, waarmee ze zich onderscheidde van de Italianen. Tegelijk toont de tentoonstelling dat het zestiende-eeuwse Antwerpen de bakermat was van de massamedia zoals we die nu kennen. Voor het eerst in de geschiedenis werd daar kunst gemaakt die losgekoppeld was van een opdrachtgever. Schilderijen zijn geen unieke stukken meer, maar worden in ateliers in serie vervaardigd en op de markt gebracht, terwijl goedkope prenten hun weg vinden in Europa en zelfs Amerika. Het beeld wordt mechanisch en massaal reproduceerbaar.

Subtiele Belgen

Uitgerekend op de huidige overvloed van (media)beelden reageren veel hedendaagse Belgische kunstenaars. En ze doen dat op een andere, minder luidruchtige of gemediatiseerde manier dan hun Amerikaanse en Britse collega’s. “Ze doen dat subtiel en vaak met minimale middelen”, zegt MuHKA-directeur en cocurator Bart De Baere. “Er is een bewustzijn van het feit dat elk beeld een constructie is. Ze gaan niet in concurrentie met de media, ze laten de toeschouwer tussen de regels lezen. Raoul De Keyser doet dat met enkele verfstroken waarin veel reflectie zit, terwijl bij Charif Benhelima de beelden vervagen tot ze bijna op de grens van het zichtbare zitten.” “Deze tentoonstelling is erg subversief en verschillend van wat het Singaporese publiek kent”, reageert Lee Chor Lin. “Veel van de kunstwerken zijn unglamorous. Maar men moet beseffen dat kunst niet altijd bevallige beelden oplevert.” Aan de ingang staat een waarschuwing dat sommige kunstwerken “ongeschikt kunnen zijn voor jonge kijkers”. Daarbij gaat het om de seksueel getinte tekeningen van Anne-Mie Van Kerckhoven en een serie blote, uitdagende vrouwen van Marlene Dumas. Dumas schildert nu eenmaal geen Playboybunny’s, maar doodgewone vrouwen in een rauwe, confronterende stijl. Ze hangen in de eerste zaal van de tentoonstelling, naast een staatsieportret door Van Dyck. Het vat de teneur van de expo perfect samen.