Direct naar artikelinhoud

'Wat shocktherapie kan geen kwaad'

Afzwaaiend KVS-directeur Jan Goossens erkent dat er een probleem is in de 'te blanke' cultuursector. Na de kritiek van de subsidiecommissies pleit hij voor 'shocktherapie'. Al is hij even scherp voor de commissies zelf.

Niet divers en niet urgent genoeg: de commissies die de subsidiedossiers van de cultuursector moeten beoordelen zijn opvallend scherp voor veel kunstenorganisaties. Dankzij de wet op openbaarheid van bestuur kon De Morgen de voorbije dagen een inzicht bieden in de geheime beoordeling van de commissies (DM 19 & 21/3). Cultuurboegbeeld Jan Goossens reageert.

Hoe komt het dat de cultuurhuizen anno 2016 nog altijd te blank zijn?

"Omdat ze deel uitmaken van een enorm maatschappelijk probleem dat al begint in het kunstonderwijs. Daar zie je al te weinig studenten van diverse achtergrond. Gelukkig zijn er inspanningen. Gökhan Girginol is maar een van de jonge talenten die afstudeerden aan het RITS, Mokhallad Rasem werkt voor het Toneelhuis."

Maar tegelijk staat er in het commissieverslag: 'Rasem is de enige niet-westerse maker bij het Toneelhuis.'

"Er is nog altijd een probleem. Zeker grote stadstheaters en kunstencentra hebben nog veel werk voor de boeg. Omdat veel gezelschappen op een weinig prioritaire manier met diversiteit bezig zijn. Je krijgt pas diversiteit in je zalen als je diversiteit op scène brengt, en in je eigen rangen."

Pleit u voor quota?

"Bij grote spelers mogen er best afdwingbare eisen gesteld worden. Stadstheaters en -kunstencentra kunnen best wat shocktherapie gebruiken. Anders kunnen ze zich blijven verschuilen achter kwaliteitsargumenten. Er zijn genoeg interessante diverse artiesten te vinden.

"Anderzijds vind ik niet dat de commissies diversiteit als een stok mogen gebruiken om iedereen te slaan. Wim Vandekeybus werkt vanuit Molenbeek en is een van dé culturele motoren in die gemeente. Totaal onzinnig dat zijn gezelschap, Ultima Vez, nu amper een voldoende krijgt. Net als Anne Teresa De Keersmaeker, Alain Platel en Meg Stuart. Zij hebben ervoor gezorgd dat er vandaag volle zalen naar hedendaagse dans komen kijken, wat twintig jaar geleden ondenkbaar was."

Wel nog vooral blanke middenklasse, zo blijkt.

"Dat klopt, maar ook niet overal. Zoiets is ook een werk van lange adem. Los daarvan merk ik dat er vanuit de commissies met een enorm dedain naar de grote spelers wordt gekeken."

Nochtans zijn die commissieleden mensen die zelf in de sector werken?

"Je collega's evalueren is aartsmoeilijk. Maar de commissies beoordelen vaak vanuit een heel enge bureaucratische of artistieke bril. Een gesloten sectorfestival als het Theaterfestival komt er altijd goed uit, terwijl Theater aan Zee met een publiek van 8- tot 80-jarigen slechts een voldoende krijgt.

"Soms nemen ze zelfs de rol van minister aan. Bijvoorbeeld door te zeggen dat bepaalde jonge makers zich beter bij grote huizen aansluiten."

'Te weinig vernieuwend en urgent' keert eveneens vaak terug in de beoordelingen. Ook bij grote huizen.

"Die kritiek klopt voor bepaald repertoiretheater. Je kunt de wereld niet blijven bespreken vanuit het oeuvre van Shakespeare of de Grieken. Dat is vaak weinig maatschappelijk relevant. We moeten nadenken over nieuw stedelijk repertoiretheater, want dat is te afwezig bij grote organisaties.

"Maar die kritiek gaat voor mij niet op voor kunstenaars als De Keersmaeker of Platel. En stadstheaters als het Toneelhuis en NTGent zetten ook in op jonge kunstenaars."

Bij die laatste huizen was er ook kritiek op de 'riante verloning' van de directie.

"Ik ga me niet uitspreken over collega's. Ik kan alleen zeggen dat ik de laatste tien jaar bij de KVS nooit loonsverhoging heb gehad en daar nooit een probleem van heb gemaakt.

"Wél problematisch vind ik intendanten die veel jobs combineren. Je kunt gewoon geen groot stadstheater leiden en daar nog andere festivals of gezelschappen bijnemen. Trop is te veel."