Direct naar artikelinhoud

Fleet Foxes bouwen Vorst Nationaal om tot blokhut

Fleet Foxes in Vorst Nationaal? De combinatie klinkt even aanlokkelijk als truffels eten uit een trog. Geen wonder dat deze ingetogen folkies de Brusselse kuip niet helemaal gevuld kregen. Toch overtuigde de Amerikaanse groep met een verrassend intimistisch concert.

Waarom willen de Fleet Foxes per se een stadionband zijn? Ondanks hun recente triomf in een afgeladen Marquee op Rock Werchter, bleek Vorst Nationaal - en ook Vorst Club - toch een maatje te groot voor het zestal uit Seattle. Aanvankelijk oogde de Vossenvloot zelf trouwens erg onwennig in die arena. Tussen de songs door mompelden frontman Robin Pecknold en de drummer meestal iets onbestemds tegen elkaar. En voor elk nieuw nummer schraapte de zanger omstandig zijn keel, terwijl hij onafgebroken morrelde aan stemsleutels en kabeltjes. Alle nervositeit en gestuntel verdween gelukkig als sneeuw voor de zon tijdens de liedjes zelf.

Wat een songs! Wat een harmonieën! De galm in Vorst - vergelijkbaar met die van een kathedraal - speelde bovendien zowaar in de kaart van Fleet Foxes.

Al vroeg werd de prachtsingle 'Mykonos' in de set te grabbel gegooid, maar ook minder bekende songs als 'Bitter Dancer' of 'Lorelai' slaagden erin om Vorst te verkleinen tot een intieme blokhut in de Appalachen, waar een knetterend haardvuur de kou van buiten verdreef. Die illusie werd mee in stand gehouden door de visuals op de achtergrond: onafgebroken dwarrelden sneeuwvlokjes in slowmotion op de grond.

Heel even werd de kleine middenstander wakker in Pecknold: "Kan ik even iets zeggen over de T-shirts?", vroeg hij. "Ze hadden ons verteld dat we dertig dollar moesten vragen om geld te verdienen. We verkopen ze voor zestien." Die aalgladde verkoper veranderde gelukkig opnieuw in een bevlogen performer tijdens 'The Shrine / An Argument', een progfolkong met pastorale koortjes, bizarre ritmewissels, en een avant-gardesolo op basklarinet.

Op zo'n ogenblik zag je dat de zes vossen zich toch als een vis in het water voelden. In de bisronde raakte de groep zelfs helemaal op dreef. Pecknold bedankte het publiek ("Jullie zijn opmerkelijk aandachtig") en bracht in z'n uppie de gloednieuwe song 'I Let You', waarmee hij de zaal muisstil kreeg. Een heel verschil met de euforische opvolger 'Sun It Rises', waarin de groepsleden alle rockposes uit hun arsenaal haalden: drumstokken vlogen in het rond, en Pecknold duelleerde als een lid van Kiss met zijn tweede gitarist.

Fleet Foxes hielden hun mooiste visuals overigens voor die bisronde: met opgeblazen origamifiguren ('I Let You'), psychedelische spiralen ('Helplessness Blues') en beelden van de bliksem in een wolkendek ('Blue Ridge Mountains') slaagden ze erin om je in de laatste rechte lijn helemaal van je sokken te blazen. Tijdens hun set hadden ze die imposante beelden of decors evenwel niet vandoen. En net zo min werd er kwistig omgesprongen met licht- en vuurwerk. Eigenlijk kon zoiets alleen maar een opluchting zijn: in een grote, kille bunker als Vorst of Sportpaleis red je het blijkbaar ook zonder foefjes. Mooie liedjes volstaan.