Direct naar artikelinhoud

Het verboden land achter de Grote Muur

De Grote Muur van China is zo bekend dat hij haast banaal is. Daardoor ben je verbaasd dat ze ook hem verkozen hebben tot wereldwonder. Een muur: wat is daar nu speciaal aan? Tot je erop staat en je met je eigen voeten voelt hoe extreem dat bouwwerk is.

Dat alle Chinezen veralgemenen, weet iedereen, maar het zijn nog eens allemaal dwangneuroten ook. Een andere conclusie is er niet wanneer je Peking nadert met het vliegtuig. Alles, van akkers over bedrijfsterreinen tot woonblokken, is strak gestructureerd in rechthoeken.

Aan de uitgang van de luchthaven staat een lange rij aan te schuiven voor een taxi naar het stadscentrum. Ik krijg niet de kans mij bij de rij te voegen, want een onverlaat pikt mijn bagage en stuift ervandoor, gebarend dat ik hem moet volgen. Het is een taxichauffeur die nogal voortvarend is en daar een stevig prijsje voor vraagt. Uit luiheid laat de westerling zich bedotten.

Vanuit Peking neem ik de volgende ochtend de taxi naar de Chinese Muur. Ik had de keuze tussen het toeristische Badalang en het meer avontuurlijke Mutianyu. Een vriend mailde me dat je in Mutianyu het verst over de Muur kunt lopen. "Al is dat verdorie lastig", schrijft Bram. "Na drie uren stond ik letterlijk op mijn benen te trillen. De Chinese Muur is eigenlijk een lange, ellendige trap."

Wanneer we Mutianyu naderen, zie ik die Muur over de heuvelruggen kronkelen. Daar is hij dan, het symbool van het isolationisme waarin de Chinezen zich zo graag wentelen. Als je een omheining van ruim 6.000 kilometer neerpoot, geef je toch het signaal dat de buitenwereld slecht is en dat je er je heel graag van afsluit?

Waar ze opeens vandaan komen, ik weet het niet, maar bovenop de Chinese Muur loopt het vol Amerikanen. Een jong koppel biedt spontaan aan om mijn selfie te nemen. (Alsof ik dat zelf niet kan.) Ik vang op dat iemand niet had verwacht dat zijn rug helemaal bezweet zou zijn en dat het vrijhandelsakkoord waar EU-commissaris Karel De Gucht over onderhandelt, bedoeld is om de VS te wurgen.

"Da's e serieus stiksje", blaast een West-Vlaamse dame. Met haar vriendinnen begint ze al te mijmeren over de massage in het hotel, waarbij hun voorkeur uitgaat naar een volledige onderhoudsbeurt. Het is ze gegund, want de Muur is een taai beest en de zon toont geen genade.

De rekening gepresenteerd

Aan het steilste stuk durven de meeste toeristen niet eens te beginnen. Hoofdzakelijk Chinese bezoekers geven forfait, terwijl westerse mannen zo snel mogelijk naar omhoog spurten over de smalle treden. Op de top dwingt het landschap mij tot respectvolle stilte. Vanuit de hoogte zie je goed hoe de Grote Muur in valleien duikt en over bergen kruipt. Ik geloof dat ik nu een paar kilometer van het bouwwerk kan zien en dat is al zot genoeg. Was de Muur honderd kilometer lang geweest, dan zou hij al zijn status van wereldwonder waard zijn. Maar dat deze verdedigingsmuur langs velerlei trajecten in totaal duizenden kilometers lang is, dat is in alle nuchterheid niet te bevatten met je verstand. Enkel een volk dat zeer sterk op zichzelf gericht is, begint en volbrengt zo'n onderneming.

Er is ook nog een ander uiteinde van het stuk Muur dat toegankelijk is voor het publiek. Ik dacht dat ik de steilste helling al bedwongen had, maar de venijnigste beklimming is die waar er het minst toeristen zijn. In de uitkijktoren op de top splitst de Muur zich, maar je mag er niet verder. Soms is niet mogen een welkome dekmantel voor niet meer kunnen.

Om van de Muur terug naar beneden te gaan, ligt er een roetsjbaan. Dat is misschien ongepast, maar wel wreed geestig. In mijn enthousiasme zoef ik de kick achterna en laat ik de rem van mijn karretje onberoerd tot de middelpuntvliedende kracht mij bijna uit een bocht slingert. Daarna herleid ik de bange Amerikaanse vrouw voor me net niet tot een portie friet. Actie, avontuur, spanning en gevaar: welk ander wereldwonder kan dat bieden?

Omdat ik er de tijd voor heb, bezoek ik de volgende dag de Verboden Stad, het keizerlijk paleis aan het Tiananmenplein. Daar komt een massa volk op af en in de rustieke tuin is het te druk om er echt van te kunnen genieten. Die Verboden Stad is wel mooi, maar vormt beslist geen concurrentie voor de Grote Muur.

Ik wandel nog wat rond in het Jingshanpark en ga dan op zoek naar een bar waar ze frisse pintjes serveren. Voor ik er één heb gevonden, word ik aangeklampt door een jonge vrouw en twee vrienden van haar. Ze vinden mijn cowboybotten heel modieus en vragen of ik een kunstenaar ben, wat bespottelijk is. Het drietal nodigt me uit om iets te gaan drinken en daar heb ik best zin in. In de achterafkamer van een cafeetje bestel ik een Tsingtao, de twee heren kiezen Carlsberg, de vrouw waagt zich aan vruchtensap. Er worden anekdotes en wetenswaardigheden uitgewisseld, ik neem een risico en onthul dat ik als journalist de zeven wereldwonderen bezoek. Daar zijn Thomas (35), Yanmi (30) en Yoshua (32) een beetje jaloers op, want het enige wereldwonder waar zij als Chinezen toegang toe hebben, ligt hier amper 80 kilometer verder. Ik zie ze denken dat het gras er aan de andere kant van de Muur veel groener uitziet. Toch heb ik de indruk dat we elkaar verstaan en dat westerlingen en oosterlingen niet zo gek veel van elkaar verschillen.

Die conclusie blijkt voorbarig. Wanneer de rekening op tafel verschijnt en ik het geld voor mijn consumpties op tafel leg, zie ik dat er iets niet pluis is. De westerling legt te weinig geld, lees ik in de blikken van de anderen. Blijkbaar verwachten mijn gezellen dat ik alles betaal, ook hun dure importpilsjes. "Nou, dat zal niet gaan, want ik heb enkel voldoende bij om mijn bier te betalen", leg ik uit. "En mijn kredietkaart is geblokkeerd door de voorschotten van alle hotels in de voorbije dagen."

Van ongeloof vallen mijn Chinese vrienden bijna omver. Hoe kan het dat een westerling zo weinig cash bij heeft en rondloopt met een geblokkeerde kredietkaart? Yoshua offert zich op en betaalt de rekening, maar Yanmi maakt een hoop misbaar en eist dat ik hem terugbetaal. Het gedoe staat mij geen beetje aan. Zij hebben míj uitgenodigd, hoe kan het dan dat ik als gast moet trakteren? "Je moet dat begrijpen, dat is onze cultuur", sust Thomas. "Wij zijn arme Chinezen en jij bent een rijke toerist, dus is het de gewoonte dat jij opdraait voor de kosten." Dat hadden ze dan wel op voorhand mogen zeggen, reageer ik nogal pissig.

Wanneer je over de Chinese Muur klautert, beeld je je middeleeuwse taferelen in met aan de ene kant het Chinese leger en aan de andere kant bloeddorstige horden Mongoolse ruiters. Tegen modern oorlogstuig heeft zo'n verdedigingswal geen verhaal meer. Toch staat er nog altijd een muur rond China en de Chinezen, en hij doet zijn werk voortreffelijk. Het is een cultureel pantser waar je nauwelijks door geraakt. Zelfs als je dezelfde taal spreekt, ketsen je argumenten af op onbegrip met zeer stevige fundamenten. Aan de ene kant van die muur staat Yanmi, aan de andere kant sta ikzelf, de barbaar die hier groot onrecht komt aanrichten. Het steilste stuk van de echte Muur beklimmen is stukken gemakkelijker dan Yanmi ervan overtuigen dat ik als onwetende toerist bijlange niet verplicht ben Yoshua schadeloos te stellen.

Thomas beseft dat de situatie niet gunstig evolueert en stelt een compromis voor: we gaan naar mijn hotel, ik tover cash tevoorschijn en betaal Yoshua terug, en vervolgens nemen zij me mee op restaurant en betalen ze mijn maal. "Oké dan", mopper ik. Het eten is lekker en er wordt veel gelachen, maar na het afscheid wandel ik terug naar mijn hotel met het gevoel verraden te zijn. Hoe bestaat het dat je met drie samenspant om een vriendelijke westerling op kosten te jagen? Om mijn woede te koelen koop ik in een supermarkt voor nog geen euro twee ijskoude blikjes bier, goed verborgen in een schap waar een berg kippenpoten ligt.

Terug in mijn hotel zweer dat ik mijn verantwoordelijkheid als journalist zal nemen en het Vlaamse volk zal waarschuwen voor de slinkse manieren waarop Chinezen westerlingen de rekening presenteren. "Als Chinezen vriendelijk doen, loop dan onmiddellijk weg, want anders hebben ze je geld al vast terwijl je denkt dat het nog in je portefeuille zit", zal ik in de krant schrijven. Ik zal oproepen tot achterdocht, achterdocht die ik mij voorneem 's anderendaags al in de praktijk te brengen.

Met mezelf als lokaas flaneer ik door de buurt Wangfujing, waar altijd veel volk rondloopt. Het duurt niet lang voor een jonge vrouw in hotpants me aanspreekt. Of ik koffie wil drinken met haar en haar vriendin? Maar natuurlijk, koffie is de max. Ik breek het ijs door te melden dat ik niet van plan ben hen te trakteren. De westerling is één keer bedrogen, dat volstaat. Emmah (20) en Sarah (18) knikken begripvol, terwijl ze me even later toch laten opdraaien voor de koffie.

Schorpioensaté

Aangezien het mijn laatste dag in Peking is, wil ik absoluut schorpioen eten in een nabijgelegen straatje vol eettentjes. Aan één kraam staan er stokjes op de toog waarop telkens een drietal geleedpotigen zijn geprikt. De diertjes leven nog. De chef-kok verlost ze uit hun lijden door ze te frituren, strooit zout over de saté en geeft me met een brede grijns het stokje. Lekker dat dat is! En krokant. Schorpioen heeft een nootachtige smaak en ik zou gerust nog zo'n stokje durven bestellen, maar in mijn ooghoek zie ik Emmah en Sarah bedenkelijk kijken.

Even later is het aan mij om bedenkelijk te kijken wanneer we een morsige keet binnenstappen. Ik benadruk nog eens dat ieder het zijne betaalt. "We share", bevestigt Emmah. Er verschijnt bier voor mij en frisdrank voor de dames, alsook borrelnootjes. Sarah stelt een spelletje voor: wie raadt hoeveel nootjes de anderen vasthouden, mag een vraag stellen. In een mum van tijd worden die vragen zeer indiscreet en brengen de twee studentes allerlei voortplantingsorganen en seksuele handelingen ter sprake. De dames zijn duidelijk niet geïnteresseerd in mijn reis langs de zeven wereldwonderen. Dat ik twee dagen geleden nog op hun Grote Muur stond, vinden ze geen gesprek waard.

De hele tijd blijft er bier voor mijn neus verschijnen dat ik niet besteld heb. Dat wordt weer een mooie rekening, want ik heb al gezien dat een pilsje hier nog duurder is dan een blikje Tsingtao op het hoogste punt van de Muur. Ik controleer het uur en kondig aan dat ik moet vertrekken. "So, we go to your hotel room?", vraagt Sarah. Dat zal niet gaan, want ik ben al uitgecheckt, deel ik mee. De paniek slaat toe. "Okay, we go to her hotel?", wijst Sarah naar haar vriendin. Ik moet echt mijn vlucht halen, werp ik op.

Van de intieme sfeer blijft opeens niets meer over. We vragen de rekening en ondanks mijn eerdere waarschuwingen komt die toch exclusief mijn richting uit. Ik herinner hen aan hun belofte dat elk het zijne betaalt, maar daar herinneren ze zich niets meer van. Geen nood: ik heb opnieuw onvoldoende cash bij en mijn kredietkaart is nog altijd geblokkeerd. Nu is de pret helemaal uit voor de twee zelfverklaarde studentes. "You should have two credit cards!", verwijt Sarah mij.

Het afscheid van Emmah en Sarah verloopt heel koel, maar ik ben vrolijk. De teleurstelling in hun ogen is mijn overwinning.

Mijn laatste avondmaal eet ik in de luchthaven, in het enige restaurant dat nog open is. Wat ik voorgeschoteld krijg, vervult mij met afschuw. Dit is het goorste gerecht dat ik ooit heb geproefd. Zonder overdrijven zit ieder stukje vlees dat ik in mijn mond steek vol kraakbeen. Eenzaam en alleen zit ik in een smerig restaurant aan de andere kant van de wereld te kokhalzen boven een plateau vol troep. Tristesse.

Maar dan denk ik terug aan het beteuterde gezicht van Sarah en aan de gekwetste vernedering in de ogen van Emmah en kan ik niet anders dan breed grijnzen. Daar stonden de serpenten te blinken met hun verboden vruchten en hun betaalmuur. De eindbalans is dat de westerling zich prima vermaakt heeft aan de andere kant van de Muur en dat hij helemaal klaar is om Latijns-Amerika te veroveren.