Direct naar artikelinhoud

Twee verhalen die (elkaar) raken

In nauwelijks anderhalf uur tijd werd Kurt Van Eeghem van zijn stoel geblazen door een operavoorstelling. Orphée et Eurydice werd de ultieme bekroning van een mooi Muntseizoen, schrijft Van Eeghem. Dat heeft alles te maken met de verrassende aanpak van regisseur Romeo Castellucci, die meteen wist wat hij met de Orfeo van Gluck zou aanvangen.

'Wat mij raakt in de opera van Gluck", zegt Castellucci, "is de extreme precisie waarmee de mythe van Orpheus, die op zoek is naar Eurydice, zich aanpast aan het menselijke gegeven van de coma, één van de meest extreme existentiële condities." En daarom zet Castellucci niet één maar twee verhalen op het kale Muntpodium neer. Verhalen die elkaar ontmoeten, raken, aanvullen maar vooral versterken en zo het publiek letterlijk verpletterd achterlaten.

Het eerste verhaal is natuurlijk dat van de opera zelf, de eeuwig mooie mythe over de liefde, gelicht uit de Metamorfosen van Ovidius: Orfeo die zijn Eurydice verliest door een slangenbeet, die dat verdriet niet kan verwerken en de Goden verzoekt om haar te mogen terughalen uit de onderwereld. Jupiter staat dat toe maar... onder voorwaarden. Hij mag haar niet aankijken wanneer hij haar buiten leidt en hij mag haar geen uitleg verstrekken over die handelswijze. Zo trekt hij op pad, verslaat de bewakers met de schoonheid van zijn muziek, vindt zijn Eurydice en vraagt haar hem te volgen.

Eurydice begrijpt zijn geslotenheid niet, kan het niet vatten dat hij zijn blik afwendt, wordt radeloos vertwijfeld en wil zo niet verder achter hem aanlopen. Orfeo kijkt, ten einde raad, om en Eurydice sterft. Hij wil en kan niet meer leven. Maar Amor, gezonden door Jupiter, stopt de beproevingen en brengt hen weer bijeen. In al zijn puurheid is dit wellicht het mooiste liefdesverhaal aller tijden, een dat door duizenden dichters, schrijvers en muzikanten werd bezongen.

Lucide hallucinatie

Het tweede verhaal speelt in het nu, in real time, en gaat over Els. Els verblijft in een revalidatiecentrum. Ze leidt aan het zogeheten Locked-in-syndroom, waardoor ze zich wel volledig bewust is van wat er gebeurt, maar totaal verlamd is en enkel nog door te knipperen met haar ogen kan communiceren met haar geliefden.

Simultaan met de ontwikkeling van die Orfeomythe krijgen we haar verhaal - van haar prille jeugd tot het fatale moment van de trombose - in zeer droge Engelstalige zinnen geprojecteerd op een immens doek dat de hele scène vult. Daarvoor staat Valleen een stoel en een microfoon - de speelplek van Orfeo.

Na dit exposé gaat de echte zoektocht van start. Orfeo reist naar de onderwereld, een camera doet hetzelfde naar Els. We volgen langs typisch Vlaamse wegen, de hobbelige paadjes van het domein, een waterpartij, door ziekenhuisgangen tot aan en in de kamer van Els. Het beeld is diffuus. Als bijzienden mogen we volgen, maar als de camera langs een klok strijkt, weten we dat deze tocht zich op exact hetzelfde moment voltrekt. In real time. Het samenvallen van beide verhalen wint aan kracht tot het een soort lucide hallucinatie wordt en de spanning in de overvolle Munt letterlijk om te snijden is. Zo werd dat geniale ontdubbelen van Castellucci een puur fysieke gewaarwording. Zeer dwingend ook, je kunt niet onverschillig blijven bij dit verhaal van liefde en dood.

Wanneer Orfeo vertwijfeld zijn geliefde beweent, de Goden zijn ellende illustreren en hij ten einde raad toch het besluit neemt om de blik naar Eurydice te wenden, voelt de zaal een ontlading. Eurydice verdwijnt naar de onderwereld tot ze, door Jupiter en Amor geholpen, weer opstaat in de Elyzeese Velden.

De chronologie van beide verhalen verbijstert: er is het verhaal van Orfeo dat zijn rechte weg volgt zoals Gluck het heeft gewild. Maar al even minutieus laat Castellucci het parallelle verhaal passeren. Synchroon als een Zwitsers horloge.

Na het slotkoor zien we hoe de helpende hand - is het haar man, is het een verpleger? - de hoofdtelefoon losmaakt en Els liefdevol streelt. Els heeft de hele voorstelling meegeluisterd, meegemaakt. Wij waren verbonden met elkaar.

Dit is niet zomaar een stunt, niet zomaar een technologisch hoogstandje of een uiterst precieze regie, dit was een verpletterende belevenis die de toeschouwer bij de strot neemt.

Een toeschouwer die na afloop tijd nodig heeft om het effect van deze combinatie in te schatten. Zelden zag ik een publiek zo aarzelend naar woorden zoeken in de gangen van de Munt.

Het was Peter De Caluwe, intendant van de Muntschouwburg, die Castellucci had gevraagd. Maar toen ook de Wiener Festwochen met de regisseur wilde werken, werd het een coproductie. In Wenen zag men eerder al de originele Gluck-opera, hier in Brussel koos men voor de Franstalige bewerking die Hector Berlioz goed 60 jaar later creëerde. Berlioz blijft heel dicht bij het origineel; vooral een wat gespierder instrumentarium valt op. Orphée et Eurydice voelt niet alleen anders dan het ons bekende Orfeo ed Euridice, het Frans maakt het verhaal ook tastbaarder.

Tedere, breekbare lijn

Dirigent Hervé Niquet bezorgde de kenners een fikse schrik door de ouverture behoorlijk snel en met heel wat accenten te brengen. Maar Niquet weet verdomd goed hoe hij bij de originele praktijk van de 19de eeuw kan landen, en krijgt daarvoor een meer dan voortreffelijk Muntorkest ter beschikking, dat accuraat, kleurrijk en uiterst muzikaal zijn aanwijzingen volgt. Ook het Muntkoor onder leiding van Martino Faggiani presteert uitmuntend met een ronde totaalklank en vaak hemelse passages.

Maar laten we vooral het enorme inlevingsvermogen van Orphée in de verf zetten. De Franse mezzo Stéphanie d'Oustrac heeft niet alleen de ideale stem om de rol te brengen, ze is daarbovenop een intelligente zangeres. Ze draagt dit stuk, blijft van begin tot eind op het podium, de ene moeilijke aria na de andere. Castellucci laat slechts een strikt minimum aan actie toe. Soms is een articulatie van de arm voldoende, of ze draait even haar hoofd of verzet één, twee stappen - meer niet. Toch krijgen we de emoties in een onwerelds mooi perspectief aangeboden. Om dit klaar te spelen moet je inlevingsvermogen, dosering en een mooie stem ook goed in balans brengen met koor en orkest maar, heel belangrijk, ook met Els. Els is er altijd, Els volgt haar en Els is net zo goed een tegenspeler, meer nog dan Eurydice. Die emotionele band tussen beide verhalenvertellers, tussen Els en Stéphanie d'Oustrac, is een tedere, breekbare lijn waar je als toeschouwer nauwelijks durft aan te komen, ook al leef je tot in de diepste van je venen mee.

De Eurydice van sopraan Sabine Devieilhe verdwijnt ook letterlijk achter het doorschijnende filmdoek, maar dat maakt de prestatie van deze eveneens Franse zangeres er niet minder om. Goed van de Munt om twee Franstalige zangeressen te kiezen, het moet voor beide een stuk makkelijker wanneer je in een concept dat zo nauw luistert terug kunt vallen op de moedertaal.

Amor, de boodschapper van Jupiter werd vertolkt door een jonge leerlinge van het Choeur Maîtrisien du Conservatoire de Wasquehal. Frankrijk heeft nog een grote mand vol nieuw talent.

Toen ik na de voorstelling door de Brusselse straten naar huis reed, werd ik omstuwd door juichende Belgen van allerlei origine maar ik verbleef in mijn Verfremdung, die nog steeds niet is uitgewerkt. Orphée et Eurydice in de Munt is de meest beklijvende operavoorstelling die ik ooit heb gezien.