Direct naar artikelinhoud

Ariane Bazan: Waar zijn de psychologen als we ze nodig hebben?

Een veertienjarige jongen pleegt zelfmoord door van een brug te springen (DM 29/11). Media en politiek worden beroerd door het voorval. Voor het hoge zelfmoordcijfer, in het bijzonder bij jongeren, worden oplossingen bedacht die gaan van het ondersteunen van de Zelfmoordlijn - die door oproepen wordt overstroomd - tot het inschakelen van zelfmoordpreventiecoaches voor sensibiliseringswerk in scholen.

Wat hier eigenlijk gaande is: we moeten allerlei lap- en vervangmiddelen bedenken en financieren, daar waar de maatschappij eigenlijk al zwaar investeert in het organiseren en financieren van... een vijfjarige universitaire opleiding psychologie.

Mijn vraag is: waar zijn de psychologen? Waar zijn de psychologen als steeds vaker allerlei andere mensen, die dergelijke opleiding niet of in mindere mate hebben genoten - assistenten in de psychologie, vrijwilligers van Tele-Onthaal of van de Zelfmoordlijn of preventiecoaches - op het terrein het eerstelijnswerk moeten doen. Vinden we die paradoxale situatie als samenleving wenselijk?

Wanneer we het bijvoorbeeld over het stijgend aantal zelfmoorden hebben, maken we misschien al te snel de analyse dat dit grotendeels zou liggen aan de complexiteit van onze tijd. 'Een globaliserende neoliberale economie in een gedigitaliseerde wereld met toenemend individualisme en toenemende eenzaamheid', om de meest gangbare beschrijving te geven.

Die populaire diagnose wordt uiteindelijk het universeel alibi voor alles wat in de samenleving fout gaat en verhindert ook wel dat we zien dat er andere, soms zeer prozaïsche factoren bepaalde problemen mee veroorzaken. Inderdaad, misschien is er ook wel een structureel probleem ter hoogte van de organisatie van de mentale gezondheidszorg.

De laatste twee decennia lijdt de academische psychologie aan een ware wetenschapsnijd en is het zwaartepunt van de opleiding fundamenteel verschoven van een klinische naar een diagnostische aanpak. Daar waar vroeger de centrale vraag bij de ontmoeting tussen psycholoog en patiënt was: 'Hoe gaat het met je, 'Wat brengt je vandaag tot bij mij?' of 'Wat probeer je me te vertellen?', is die nu verschoven naar 'Wat heeft die persoon?', 'Welke stoornis/welk defect heeft hij of zij?'.

Een psycholoog wordt niet langer verondersteld - noch opgeleid - om (onduidelijk, vaag, verwarrend) onbehagen en ontreddering te kunnen ontvangen en de patiënt in zijn zoeken te steunen, maar wordt nu veeleer verondersteld een adequate diagnose te kunnen stellen. Het klinisch psychologisch werk wordt hierbij op de geneeskundige leest geschoeid: in dat medische model zijn mensen die het mentaal kwaad hebben, niet ontredderd maar gestoord, en hebben ze geen zwaar gemoed maar wel een defect.

Het eerste doel wordt het identificeren van die stoornis of van dat defect. Denken we echt dat die koersverandering de klinische ontmoeting louter ten goede komt?

Mensen blijven weg van plaatsen waar ze zich niet welkom voelen. Wanneer ze geen gehoor krijgen maar wel beoordeeld worden. Als dat de centrale inzet wordt van de klinische ontmoeting, haken een heleboel mensen af. In het bijzonder mensen die al af te rekenen hebben met strenge zelfveroordeling of veroordeling door anderen. De eerste taak van een klinisch psycholoog is er zijn: luisteren, blijven, niet wijken.

De vraag van de diagnose moet een secundaire vraag zijn en mag niet zodanig belangrijk worden dat ze de klinische ontmoeting verhindert. Een klinisch psycholoog moet verwarring, onduidelijkheid en ook onmacht en onvermogen kunnen dragen, en toch blijven: blijven om de ontmoeting en het spreken van de patiënt te stutten. Omdat het wat mentale gezondheid betreft belangrijker is om mensen te binden, dan wel ze te classificeren.

In het andere geval, wanneer de diagnostische vraag voorrang krijgt, kunnen we voorspellen dat de meest kwetsbare van onze patiënten uit de consultatieruimtes zullen wegblijven. In het beste geval vallen ze dan terug op de - weliswaar bijzonder waardevolle - 'vervangpsychologen' van dienst (zoals de genoemde vrijwilligers van Tele-Onthaal of van de Zelfmoordlijn), in het slechtste geval op kwakzalvers allerhande. Of gewoon ook nergens, en dan kan het wel vaker slecht aflopen.