Direct naar artikelinhoud

De onveiligheid van onze ongevallenstatistieken

Ziekenhuizen noteerden ruim vijf keer zoveel fietsende slachtoffers en drie keer zoveel voetgangers als de officiële statistieken

Een beleid dat rekening wil houden met de evolutie van de verkeersonveiligheid en middelen wil inzetten om de verkeersveiligheid significant te verhogen heeft nood aan volledige, betrouwbare en recente cijfers. Deze drie basisvoorwaarden zijn vandaag op federaal, noch op Vlaams niveau vervuld.

Een degelijke analyse van de kwestie steunt ten eerste op gegevens over het aantal dodelijke verkeersslachtoffers, en ten tweede op het aantal ernstig gewonden. In de praktijk blijken zowel de federale als de Vlaamse ongevallenregisters echter verre van volledig en onvoldoende actueel te zijn. Ter gelegenheid van de publicatie van de 'Verkeersveiligheidsbarometer 2011' beklaagde Hilde Crevits, die als Vlaams minister bevoegd is voor deze kwestie, zich er bij haar federale collega nog over dat de noodzakelijke context bij deze gerapporteerde globale cijfers doorgaans ontbreekt.

De rapportering van dodelijke slachtoffers is er de laatste jaren gelukkig een stuk professioneler op geworden. De verbeterde registratie kwam er nadat de Universiteit Gent aantoonde dat de toen gebruikte registratiemethode volstrekt onbetrouwbaar was. Het toen gevoerde onderzoek bracht over de periode 1996-1998 liefst 106 verkeersdoden (of 8 procent van het totaal) aan het licht die helemaal niet in de officiële statistieken voorkwamen. Vandaag kunnen we stellen dat nagenoeg alle verkeersdoden worden gerapporteerd, waardoor het plaatje er helaas niet minder droevig is komen uit te zien.

Met betrekking tot de ernstig gewonden is er echter nog een lange weg te gaan. Niet enkel de onderrapportering is problematisch, maar ook het gebrek aan detail over de ernst en aard van de letsels. Vandaag wordt een 'ernstig gewonde' gedefinieerd als een gewonde die ten minste één dag in het ziekenhuis heeft moeten doorbrengen (een ziekenhuisgewonde). Dat criterium is niet verfijnd genoeg om de ernst van de geleden schade en de actuele dreiging voor de weggebruiker gedetailleerd in kaart te brengen.

Die problemen zijn niet nieuw. Een onderzoek van de Universiteit Gent uit 1998 toonde aan dat 47 procent van de ziekenhuisgewonden niet in de statistieken voorkomt. Een vergelijking van de verhouding van het aantal verkeersdoden tot het aantal ernstig gewonden in Nederland en België gaf aan dat er in Nederland meer dan 20 gewonden staan tegenover elke verkeersdode, terwijl die verhouding in België nauwelijks boven 6 uitstijgt. De verklaring is evident: de Belgische statistieken voor ernstig gewonde verkeersslachtoffers deugen niet.

Proces-verbaal

Hoe is dat mogelijk? In België worden gewonde verkeersslachtoffers geregistreerd door de politie. De federale statistieken worden vervolgens opgemaakt op basis van de beschikbare proces-verbalen, die echter vaak onduidelijkheden bevatten en in veel gevallen dus genegeerd worden. Om het verschil tussen de geregistreerde ongevallen en de officiële statistieken weg te werken, werd in 2004 geopteerd voor een systeem van 'eenmalige vatting', waarbij een geautomatiseerd systeem de ongevallen rechtstreeks uit alle proces-verbalen zou distilleren. Acht jaar later blijken we echter nog steeds niet in staat om die gegevens naadloos te laten doorstromen. (Enkele politiezones, onder meer die van Antwerpen, namen intussen zelf een succesvol initiatief waarmee ze de federale registratie het nakijken geven.)

Maar zelfs al voert de politie de registratie uit volgens het boekje, dan nog blijken een aantal ernstig gewonden uit de boot te vallen. In de praktijk telt een geoptimaliseerde politieregistratie minder dan de helft van de werkelijke verkeersgewonden. Een aantal specifieke groepen, zoals voetgangers, fietsers of jongeren, worden systematisch ondergerapporteerd.

Een betere oplossing zou bestaan in het koppelen van de politiedata aan de ziekenhuisregistratie. In 2006 toonde een rapportering van de Universiteit Gent over twee Vlaamse onderzoeken namelijk aan dat ziekenhuizen ruim vijf keer zoveel fietsende slachtoffers noteerden, drie keer zoveel voetgangers en ruim twee keer zoveel bromfietsers en motorrijders als de officiële statistieken. Hiermee is niet alleen aangetoond dat de federale ongevallencijfers niet bruikbaar zijn om een degelijk verkeersveiligheidsbeleid te voeren, maar dat er veelbelovende mogelijkheden tot verbetering bestaan door de ongevallenregisters van politie en van ziekenhuizen aan elkaar te koppelen.

Ondanks de aanzienlijke budgetten die geïnvesteerd worden in verkeersveiligheid (onder andere in het gelijknamige steunpunt, een consortium van onderzoeksinstellingen gefinancierd door de Vlaamse overheid) blijken we voorlopig niet in staat te zijn om deze oefening tot een goed einde te brengen. In 2006 beweerde staatssecretaris Renaat Landuyt, in tegenspraak met de hierboven geciteerde onderzoeksrapporten, dat de oplossing zou gevonden worden in gegevensbronnen van verzekeringsmaatschappijen en ziekenfondsen. In 2012 staan we echter geen stap verder dan toen.

Politieke moed

Wellicht heeft dit falen minder te maken met een gebrek aan expertise dan met een gebrek aan politieke moed. Het is immers duidelijk dat het invoeren van een nieuwe registratiemethode tot een drastische toename zou leiden van het aantal gerapporteerde gewonden. Blijkbaar wordt het enorme voordeel van een geoptimaliseerd gegevensbestand om het verkeersveiligheidsbeleid doelgerichter te kunnen maken en het reële aantal slachtoffers terug te dringen nog onvoldoende ingeschat, met alle gevolgen van dien.

Het koppelen van politieregisters aan ziekenhuisdata biedt overigens nog heel wat meer mogelijkheden. Zo kunnen echt ernstig gewonden gescheiden worden van de 'lichte' ziekenhuisgewonden. Op basis van (geanonimiseerde) bloedanalyses kan de rol van alcohol en drugs in het verkeer op een uiterst objectieve manier worden ingeschat. Door het gebruik van gps in politievoertuigen en ziekenwagens kan de exacte locatie van de ongevallen worden bepaald en kan de automatisering nog efficiënter gemaakt worden, waardoor binnen een redelijke termijn ongevaldata beschikbaar zijn.

Kortom, het is tijd om het hopeloos verouderde ongevallenregistratiesysteem te vervangen door een moderne, doelgerichte methode. Misschien kan de federale of Vlaamse overheid zich na een kwarteeuw inertie nu eens als voortrekker profileren? Door de meest geavanceerde beschikbare technologieën te combineren zou één van de beste registratiesystemen van Europa kunnen worden ontwikkeld, dat het beleid in staat zou stellen om het aantal slachtoffers verder doelgericht te doen afnemen. Wie neemt de handschoen op?

Johan De Mol, Georges Allaert, Kobe Boussauw, Philippe De Maeyer, Sidharta Guatama, Dirk Lauwers en Sven Vlassenroot zijn verbonden aan het Instituut voor Duurzame Mobiliteit, Universiteit Gent.