Direct naar artikelinhoud

Rechts populisme overspoelt de Lage Landen

Michael Stabenow vergelijkt de Belgische en Nederlandse politiek

Ook de grondleggers van de EU zijn niet immuun voor het groeiende rechtse populisme. Sinds de regeringen in Nederland en België gevallen zijn, vertonen de ontwikkelingen in de beide buurlanden opmerkelijke parallellen.

In februari en april vielen de regeringen in Nederland en België. De oorzaken hadden niks met elkaar te maken. In Den Haag trokken de sociaaldemocraten zich terug uit de coalitie onder leiding van Jan Peter Balkenende omdat er geen eenheid bereikt werd over de verlenging van het Nederlandse engagement in de Afghaanse provincie Uruzgan. In Brussel moest premier Yves Leterme, net als Balkenende een christendemocraat, aftreden omdat Vlamingen en Walen het niet eens raakten over de splitsing van het tweetalige kiesdistrict Brussel-Halle-Vilvoorde. In juni vonden in beide landen vervroegde verkiezingen plaats.

Sindsdien vertonen de ontwikkelingen in de buurlanden opmerkelijke parallellen. Twee maanden na de verkiezingen is er nog steeds geen nieuwe regering in functie.

Bovendien kwamen in beide landen politici op sleutelposities terecht die zich met polariserende stellingen en populistische retoriek geliefd hebben gemaakt. En die ingrijpende veranderingen in het politieke landschap van beide landen hebben een reeks gelijkaardige oorzaken.

Die veranderingen lijken wel een reactie op het onvermogen van de gevestigde partijen om een antwoord te bieden op de zorgen die veel mensen zich maken om hun identiteit in een tijdperk van globalisering en economische crisis. Maar daar houdt de vergelijking tussen de Nederlander Geert Wilders en de Vlaming Bart De Wever dan ook op.

De separatistische Nieuwe Vlaamse Alliantie (N-VA) van De Wever is de sterkste partij sinds de verkiezingen en lijkt onontkoombaar bij de regeringsvorming. De kiezers van het Vlaams Belang zijn in juni massaal naar De Wever overgelopen, maar in tegenstelling tot het VB, dat allochtonen vijandig gezind is, heeft de N-VA niet te kampen met politieke uitsluiting, het zogenaamde cordon sanitaire.

In België is een brede parlementaire meerderheid met sociaaldemocraten, christendemocraten en groenen nodig voor de verdere staatshervorming, die inmiddels ook door de Franstaligen grotendeels aanvaard wordt.

Nederland slaat de tegenovergestelde weg in. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog zal er een minderheidsregering zetelen. Samen bezetten de rechtsliberalen en de christendemocraten amper een derde van de 150 zetels in het parlement. Maar het toekomstige kabinet zal vooral afhangen van de welwillendheid van de 24 parlementariërs van de Partij voor de Vrijheid (PVV) van de strijdlustige islamcriticus Wilders. De drie partijen houden vast aan wat hen bindt: een bezuinigingsbeleid en een strengere asiel- en immigratiepolitiek. Maar ze hebben ook opgetekend wat hen scheidt. De liberaaldemocraten (VVD) en christendemocraten (CDA) beschouwen de islam als een religie, Wilders daarentegen ziet er enkel een politieke ideologie in.

Wilders kan op elk willekeurig moment het geplande minderheidskabinet doen vallen, en daarom mag hij verder onbeperkt zijn extreme eisen openlijk kenbaar maken. Dat valt immers niet te verbieden. Zo wil hij de Koran en de bouw van nieuwe moskeeën laten verbieden. In Londen bestempelde de regisseur van de islamonvriendelijke film Fitna Mohammed, de stichter van de islam, dit voorjaar nog als massamoordenaar, pedofiel en barbaar. Op de negende verjaardag van de terroristische aanslagen van 11 september wil hij in New York deelnemen aan een betoging tegen de bouw van een islamitisch gemeenschapscentrum met moskee.

De burgerlijk-conservatieve De Wever laat die agressieve klanken niet horen. In Vlaanderen blijft het publiek dat openstaat voor het soort parolen als van Wilders, nog steeds op het VB stemmen. In tegenstelling tot Wilders wil De Wever ook niet dat zijn land uit de EU stapt. Zijn partij staat veeleer een ‘onafhankelijke republiek Vlaanderen’ voor die als ‘lidstaat van een democratische Europese Unie’ erfgenaam zou zijn van het koninkrijk België dat aan een taalconflict ten onder is gegaan.

In die optiek kan men De Wever veeleer als een ‘autochtonenvijand’ beschouwen. In Vlaanderen wakkert hij de populistische bezwaren tegen het Franstalige landsgedeelte aan om zijn droom van onafhankelijkheid te kunnen verwezenlijken - niet door revolutie, maar door een geleidelijke evolutie, zo beklemtoont hij.

Als je de hoofdkenmerken van De Wever en Wilders combineert, kom je in het huidige Europa eerst en vooral uit bij Umberto Bossi, de leider van de Italiaanse Lega Nord. De Lega Nord maakte opgang op grond van wrok tegen landgenoten uit Zuid-Italië en tegen vooral islamitische allochtonen.

Maar daarom mag men Bossi, Wilders en De Wever op politiek vlak nog niet over één kam scheren. Wilders is De Wever niet, en Nederland is Vlaanderen niet. Maar het valt niet te ontkennen dat er in drie grondleggende staten van Europa (en niet alleen daar) een groeiende intellectuele voedingsbodem bestaat voor rechts populisme. In België wordt die vooral door het Vlaams Belang belichaamd.

Politici van traditionele partijen moeten het succes van die woordvoerders wel als een smadelijke nederlaag beschouwen, maar nog veel meer als een gezamenlijke uitdaging om zinvolle antwoorden te zoeken op de zorgen van het volk.