Direct naar artikelinhoud

Kritisch denken moet, ook al doet het pijn

Vandaag: filosofe Tinne Beeckman (36) schreef in opdracht van filosoof Etienne Vermeersch (79) een artikel over de rol die intellectuelen moeten spelen.

Leven we in anti-intellectuele tijden? Ik liep door de immense bibliotheek van Blenheim Palace bij Oxford, het landgoed waar Winston Churchill werd geboren. De gids wou de bibliotheek prijzen en wees op de mooie collectie gebonden exemplaren van Vanity Fair. 'Er zijn hier ook fun-reads', gniffelde ze. Over kostbare manuscripten repte ze met geen woord. In de winkel ligt Plato voor beginners, wat in het Frans pour les nuls heet. Dat vinden we heel gewoon. Maar mijn grootvader zou nooit een boek hebben gekocht waarvoor je jezelf eerst 'nul' moest vinden. Vandaag is zo'n titel een manier om de markt te veroveren. Aantrekkelijk want vederlicht. Het mag vooral niet moeilijk of complex zijn.

Toch worden intellectuelen geapprecieerd, zeker als ze een heldere bijdrage leveren over thema's die algemeen zorgen baren. Een maatschappij heeft intellectuelen nodig die het voortouw nemen en bakens uitzetten. Zonder hen is verandering moeilijk. Recentelijk noemde de Syrische dichter Adonis intellectuelen in de Arabische wereld lafaards, omdat ze zich ten dienste stellen van antidemocratische regimes. Zijn betoog, gehouden in Algerije, oogstte veel bijval. Maar in het Westen lijkt het belang van de intellectueel erg afgenomen. Dat heeft met vele factoren te maken.

Eén ervan is de werking van politieke correctheid. Die houding lijkt principieel kwetsbare groepen te beschermen, maar ze houdt ook een gevaar in. Ze creëert de indruk dat we het recht hebben om nooit iets te hoeven aanhoren dat we niet leuk vinden. In de praktijk heeft politieke correctheid dan ook de lastige bijwerking dat ze scherp debat verhindert. De anders denkende wordt dan als persoon geviseerd omwille van zijn ideeën of van zijn retoriek. Politieke correctheid maakt de morele pose dus belangrijker dan het inhoudelijke argument. 'Anderen zijn egoïstisch, ik ben solidair.' 'Anderen hebben angst voor de ander, ik ben verdraagzaam'. Zelfs al klopt dat, wat dan nog? Een goed intellectueel debat speelt nooit de man, maar draait om de zaak en schuwt geen complexiteit. Zo'n debat dient een diepe noodzaak: leren samenleven met andersdenkenden.

Een tweede element volgt uit de houding van intellectuelen zelf. In Politicide beschrijft Luuk Van Middelaar helder hoe de Franse intellectuelen verantwoordelijk zijn voor hun eigen onmacht. Die lange evolutie begint bij Kojève en Sartre, vanaf de Tweede Wereldoorlog. Vandaag ondergraaft het postmodernisme elk degelijk debat, omdat het elke waarheidsaanspraak afwijst. Alles is interpretatie. Er zijn alleen dominante interpretaties, geen 'ware' of zelfs waarachtige meer. Uit zo'n theorie kun je geen politieke praktijk ontwikkelen die de democratie beschermt. De postmoderne denker is in werkelijkheid een machteloze die reageert uit verzet tegen de bestaande orde: 'Jij verkondigt de dominante stelling, ik niet, dus ik ben beter'. Het is een variatie op: 'Jij bent slecht, dus ik ben goed'. Of in het debat: 'Jij hebt ongelijk, dus ik heb gelijk.' Helaas volgt er dan geen waardevol alternatief.

Bovendien bezigen die postmoderne denkers vaak cryptische taal. Dat jargon staat een werkbaar alternatief voor wantoestanden evengoed in de weg. Want wat ben je met geniale gedachten over sociale rechtvaardigheid of een betere wereld, als je publiek je niet begrijpt? En welke geloofwaardigheid heeft een 'intellectueel' die in wezen eenvoudige gedachten bijna onbegrijpelijk formuleert? Het antwoord is eenvoudig: geen. Met woordkramerij en beuzelarij vernielden deze intellectuelen hun eigen geloofwaardigheid: deze 'intellectuele elite' vertegenwoordigt niemand meer, en niemand neemt hen nog ernstig. Terwijl een intellectueel precies beroep doet op het gezonde verstand van de bevolking: ze is de ideale bondgenoot in de strijd tegen onrecht.

Onrecht aanklagen

Het contrast met de klassieke opvatting van de intellectueel kan niet groter zijn. Sinds de verlichting ziet de intellectueel het als zijn plicht onrecht in de wereld aan te klagen vanuit universele waarden. Die waarden garanderen dat elke mens in aanmerking komt om te worden verdedigd. Voltaire sprong in de bres voor een arme, onterecht beschuldigde protestant, Jean Calas. Julien Benda definieert de intellectueel als de 'bezitter van een onafhankelijk oordeel, dat alleen loyauteit verschuldigd is aan de waarheid'. Edward Saïd noemt de intellectueel een 'outsider', iemand die in zelfgekozen ballingschap leeft, aan de rand van de maatschappij. Die spreekt dan publiek in naam van de vergeten, niet-vertegenwoordigde mensen.

In de geschiedenis valt die ballingschap letterlijk op te vatten. Boegbeeld van de klassieke intellectueel is Emile Zola. Hij nam het op voor Alfred Dreyfuss, een kapitein in het Franse leger die onterecht werd veroordeeld voor landverraad door een militaire rechtbank. Zonder bewijs, zonder correcte verdediging. Antisemitisme maakte van de joodse officier een ideale zondebok voor de Franse nederlaag tegen Duitsland in de oorlog (1870-1871). In 1898 publiceert Zola een vlammende aanklacht tegen de Franse president in een open brief in 'L'Aurore'. De bedoeling van die 'J'accuse' was duidelijk: de brief leidde tot een proces wegens laster tegen Zola. Het was de enige mogelijkheid om de zaak te heropenen. Zola verhuisde naar Engeland om gevangenschap te voorkomen en zijn verzet tegen de staat voort te zetten. Zola haalde zijn gelijk: Dreyfuss werd in eer hersteld. De zaak had uiteindelijk een blijvende invloed op de Franse politiek.

Het woord als wapen

Het enige wapen van de intellectueel is het woord. Dat neemt niet weg dat hij zelf met beledigingen, verdachtmakingen, ostracisme en geweld kan worden geconfronteerd. Soms wordt hij zelfs met de dood bedreigd, zoals Salman Rushdie ondervond naar aanleiding van zijn Duivelsverzen. Op die doodsbedreigingen werd soms verrassend vaak lichtvaardig gereageerd: 'Zoek je niet zelf problemen als je 'kwetsende' meningen uit?' Deze politiek correcte reactie ontkent niet alleen de kern van literaire verbeelding, ze miskent de taak van de intellectueel: kritisch en geëngageerd denken, hoe pijnlijk dat ook kan zijn. Als je daarvoor heilige huisjes omver moet gooien, het zij zo. Als een mening jouw veiligheid bedreigt, dan bewijst dat vooral dat je een tegenmacht hebt ontdekt die geen vrije meningsuiting of vrij onderzoek verdraagt.

De intellectueel die vrij en na onderzoek een stelling inneemt vanuit een oprechte bekommernis om het algemeen belang, moet op steun kunnen rekenen. Zelfs van wie liever Vanity Fair openslaat dan Shakespeare. Ook de (post)moderne samenleving heeft intellectuelen nodig.