Direct naar artikelinhoud

Paul Verhaeghe ‘We leven in de eeuw van de gestoorde ander’

Twaalf jaar geleden schreef psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe het succesboek Liefde in tijden van eenzaamheid, waarin hij het had over de soms moeilijke verhouding tussen man en vrouw. Vandaag is er een nieuwe editie, die op nogal wat punten blijkt te verschillen van de vorige. ‘De bui die ik toen zag hangen is inmiddels uitgevallen’, aldus Verhaeghe. ‘De neoliberale maatschappij eist haar tol en heeft de manier waarop we met elkaar omgaan sterk veranderd. En niet ten goede.’

Dat het mensbeeld waar Verhaeghe twaalf jaar geleden van vertrok niet langer klopt, merkte hij vooral in zijn consultatiekamer. “De klachten zijn primitiever geworden”, aldus de hoogleraar aan de Gentse universiteit. “Wanneer je het hebt over psychologische of psychiatrische problemen verwacht je die te zullen vinden op het mentale vlak, zoals een fobie bijvoorbeeld. Iemand heeft een constructie gemaakt waarbij angst gekoppeld is aan bepaalde denkbeelden. Die klachten zijn vandaag natuurlijk niet verdwenen, maar ze behoren wel stilaan tot de minderheid. Wat we nu krijgen, zijn lichamelijke stoornissen, zoals automutilatie, seksverslaving, druggebruik, ADHD, CVS en veel meer agressie. Dat zijn lichamelijke zaken, niet meer bemiddeld. Het zijn mentale stoornissen die op een heel primitief niveau staan. Die waren er vroeger ook, en ze werden beschreven als primitieve defensiemechanismen die voorkomen bij mensen die niet ver ontwikkeld zijn. Bij een normale ontwikkeling verwacht je klachten op een hoger niveau, die ook op een hoger niveau behandeld kunnen worden, maar dat is dus voorbij. De nieuwe term is mentalisatie. We moeten onze patiënten leren mentaliseren, wat betekent dat ze iets psychisch moeten leren verwoorden en verwerken. Daar was vijftien jaar geleden geen sprake van. Die term bestond zelfs niet. Net zo moeten we vandaag mensen aanleren dat ze in een relatie moeten praten met elkaar en onderhandelen, dat seks niet altijd megasupertof is en dat je niet de eerste beste zomaar bespringt.”

Wat is er fout gelopen?

“De drie belangrijkste interpersoonlijke verhoudingen zijn die tussen ouder en kind, tussen man en vrouw, of man en man of vrouw en vrouw, want dat maakt niet uit, en die tussen werkgever en werknemer. Op die drie vlakken zien we een duidelijke invloed van het maatschappelijke, dat vandaag gereduceerd is tot het economische, en wel het neoliberale, met het accent op neo, dus niet het liberalisme op zich. Vroeger werd alles bepaald door een interactie tussen vier maatschappelijke machten: politiek, ideologie/religie, kunst en economie. Bij ons waren politiek en religie het meest toonaangevend. Daar blijft niets van over. De politiek speelt geen rol meer, religie is gereduceerd tot terrorisme en pedofilie, en sinds iedereen kunstenaar is, is ook de macht daarvan weggeëbd. Het enige wat dus nog rest is economie. Als je ziet dat Merkel en Obama moeten buigen voor General Motors, weet je genoeg. Wat zouden onze politici daar dan nog tegenover kunnen plaatsen? Het is dus de economie die bepaalt hoe wij ons gedragen en wat onze idealen zijn.”

Hoe is die neoliberale economie zo belangrijk kunnen worden?

“Doordat ze in het gat gesprongen is dat achtergelaten werd door de andere machten. Mei ’68 heeft een democratiseringsbeweging ingezet op het vlak van religie, geneeskunde, seksualiteit, opvoeding en noem maar op. En dat was nodig, laten we daar duidelijk over zijn, ook al wordt die beweging vandaag beladen met alle zonden van Jeruzalem. Volgens de Britse conservatief Theodore Dalrymple is alles wat vandaag misgaat te wijten aan de verzorgingsmaatschappij die toen verwezenlijkt werd. Hoe een intelligent iemand als Bart De Wever hem daarin kan volgen, snap ik niet. In Groot-Brittannië is de verzorgingsmaatschappij afgeschaft door Thatcher. Wat we vandaag dus fout zien lopen, is juist veroorzaakt door het neoliberalisme dat zij invoerde. Dit is de kwaal en niet het geneesmiddel. Het probleem met mei ’68 was dat er geen alternatief voor het oude systeem gepresenteerd werd. Er ontstond dus een gat, en daar is de economie ingesprongen, door een combinatie van mondialisering en digitalisering. We mogen immers niet vergeten dat de mens altijd een dictaat verlangt: wat is de ideale levenswijze en wat is de ideale verhouding tussen man en vrouw? En daar gaf de reclamewereld meteen een antwoord op, met in haar kielzog de economie. In de pre-mei ’68-maatschappij lag het accent op verlangen, en genot was voor het hiernamaals. Vandaag ligt alle nadruk op genot en het verlangen is uitgeschakeld doordat dit genot hier en nu moet zijn. Op zich is dat positief nieuws in vergelijking met vroeger, behalve dat er een vacuüm is ontstaan. Elke maatschappij heeft immers een regelgeving nodig op het vlak van het genot. Die is noodzakelijk omdat zij de interpersoonlijke verhoudingen reguleert. Mijn genot mag immers niet ten koste gaan van dat van de anderen. Zo ontstaat ethiek. Binnen het neoliberale denken is die ethiek vervangen door het contract. Een contract heeft echter louter een juridische waarde en geen morele.”

Hoe werkt dat door op onze interpersoonlijke verhoudingen?

“Het neoliberalisme installeert concurrentie tussen de individuen, wat iets heel nieuws is als je het vergelijkt met de wereld waar ik het in de eerste editie van mijn boek nog over had. Vijftien jaar geleden gingen we nog uit van de maakbare maatschappij, nu gaan we uit van het maakbare individu. We moeten ons lichaam perfectioneren, net zoals onze leefwereld en onze werksituatie en we zijn voor alles verantwoordelijk. Als we mislukken is dat dus onze eigen schuld en als we slagen gaat dit ten koste van de ander. Zoiets is dodelijk voor een samenleving en maakt ook relaties zeer moeilijk. Een van de frappantste voorbeelden vind ik de rel rond zonne-energie die recent is ontstaan, waarbij buren tegen elkaar opgezet worden omdat de een moet betalen voor de zonnepanelen van de ander. We zitten met een wereld die ten onder gaat aan CO2-uitstoot, dus worden er subsidies ingevoerd voor duurzame energie en zet men zo mensen op tegen elkaar. Hoeveel miljarden winst maakt Electrabel? Maar daar kan niets aan gedaan worden natuurlijk, want dat is een andere maatschappij. Dit is een typisch voorbeeld van de werking van de neoliberale maatschappij: concurrentie installeren tussen individuen en het algemeen belang telt niet. Dat kun je jammer genoeg ook doortrekken naar interpersoonlijke verhoudingen. De voornaamste slogan die ik vandaag hoor is: ‘We moeten ervan profiteren.’ Van wat en van wie, vraag ik me dan af. Het verontrustende is dat het genot een product is geworden. Je kunt dat ook in het gewone taalgebruik zien. Wij ‘investeren’ in een relatie. Ik vind dat maar raar hoor.”

Er is een democratisering van het genot opgetreden. Het is voor iedereen toegankelijk geworden. Dat is toch een goede zaak?

“Ja, maar niemand heeft er nog tijd voor. Alle energie gaat op aan het werk. Onlangs zag ik een onderzoek uitgevoerd onder jonge koppels waaruit bleek dat zij nog amper tijd hebben voor seks. Ik had medelijden met hen. Toen ik dertig was, ging het er wel even anders toe. Wanneer ik naar de vrienden van mijn kinderen kijk, late twintigers, merk ik dat die allemaal keihard werken. Oké, ze verdienen veel en ze hebben een jacuzzi in huis, maar hoe dikwijls zitten ze erin, vraag ik me dan af. Het uitstellen van een verlangen zorgt voor creativiteit en wanneer je uiteindelijk krijgt wat je verlangde, ervaar je ook meer genot. Als je altijd onmiddellijk krijgt wat je verlangt, is het genot zo weer voorbij. Een paar weken verlangen werkt dynamisch. Vandaag raken we niet meer verder dan een loonsverhoging, is het belangrijkste scheldwoord ‘loser’ en nemen we afscheid met het woord ‘succes’.”

En wie succes heeft, blijkt ook een specifiek psychisch beeld te vertonen.

“In de neoliberale maatschappij is het individu de eenheid die het moet maken, niet meer het team of het gezin. Collega’s zijn concurrenten geworden. Door omstandigheden moeten we in de vakgroep waarin ik werk om de zoveel tijd ineens vier of vijf assistenten vervangen. Wanneer de nieuwe beginnen, weten ze dat er uiteindelijk van hen slechts één zal overblijven die een postdoc krijgt. En die worden dan verondersteld om samen te werken. Sommigen gaan daar op een ethische manier mee om. Anderen willen tegen iedere prijs carrière maken en zijn dus niet te beroerd om dit ten koste van hun collega’s te doen. Iemand die een psychopathische structuur heeft wint in zo’n systeem.”

En toch, denken we dan, hebben we het nog nooit zo goed gehad als vandaag.

“Dat is alleen maar schijn. Zowel beroepsmatig als in het huwelijksleven blijken er constant interventies nodig te zijn om de verhoudingen leefbaar te houden. De laatste vijftien jaar zijn er in zowat alle bedrijven hrm-afdelingen opgericht. Mensen gaan op teambuilding- of survivalweekend. Voor mij wil dat zeggen dat het machientje niet meer draait, anders zou dat niet nodig zijn. Op het persoonlijke vlak zien we dat de relatie- en communicatietrainingen hoog scoren. De vorige generatie had nood aan sekstherapieën omdat ze gestoord was in bed door een verkrampte opvoeding en een te groot schuldgevoel. Nu is het bijna onmogelijk geworden om een relatie aan te gaan met een ander, want die is gevaarlijk. We leven in de eeuw van de gestoorde ander. De kinderen zijn gestoord en je kan geen winkelcentrum meer binnenstappen of er begint wel een gek in het rond te schieten. Uit cijfermateriaal blijkt dat de sociale angst in het Westen enorm gestegen is, terwijl we in het veiligste gebied op aarde leven. De ander is dus gevaarlijk. Maar het is niet omdat een gestoord iemand een crèche binnenvalt en baby’s vermoordt, dat we opeens alle crèches moeten beveiligen. Je moet vandaag de dag maar eens proberen binnen te raken in een crèche. En dat allemaal door een psychoot, terwijl we allang weten dat je zo iemand niet kunt tegenhouden. Zoiets kan dus nog gebeuren, een keer om de dertig jaar misschien, maar het kan.”

Waar stopt zoiets?

“Wanneer een systeem te lang de ene kant op gaat, komt er bijna automatisch een kentering. Het verzet tegen het neoliberalisme is dus al goed aan de gang, in publicaties zoals Hans Achterhuis’ De utopie van de vrije markt of de boeken van Iain Wilkinson. Deze Britse socioloog heeft nagegaan welke invloed inkomensongelijkheid heeft op het sociale leven binnen de EU. Hij vond in landen waar de inkomensverschillen de voorbije tien jaar serieus gestegen zijn, pieken op het vlak van druggebruik, schooluitval, tienerzwangerschappen en psychiatrische stoornissen. Hij heeft ook onderzoek gedaan naar zeggenschap van werknemers in de organisatie van hun werk, iets fundamenteels wat onze vakbonden compleet over het hoofd hebben gezien. Die spreken alleen maar over loon, terwijl dat mensen in feite nauwelijks interesseert. Als een mens een dak boven het hoofd heeft, met een auto kan rijden en jaarlijks op vakantie kan gaan, ligt hij niet wakker van vijftien euro meer of minder. Zeggenschap over het werk is iets heel anders. Dat vinden mensen wel belangrijk. Inkomen en zeggenschap blijken een grote invloed te hebben op de fysieke en mentale gezondheid van de werknemers. In hoeverre heb ik autonomie over wat ik doe en zijn de inkomensverschillen aanvaardbaar. Er moeten er zijn, anders verzinken we in het communisme van weleer en dat werkte niet omdat het van boven naar beneden gestructureerd was. Zeggenschap was er ondenkbaar. Het is dus belangrijk dat we de mensen zeggenschap teruggeven, willen we iets aan het neoliberale systeem veranderen.”

En gebeurt dat ook?

“Er komt duidelijk reactie. Jonge mensen willen tijdens een sollicitatiegesprek niet alleen meer weten hoeveel ze kunnen verdienen, maar ook hoeveel vakantiedagen ze zullen krijgen, en ze zijn zelfs bereid een bedrijfswagen in te ruilen voor extra vakantie. Hun gezin gaat voor en misschien wel omdat ze zelf ondervonden hebben welke familiale tol het neoliberale maatschappijmodel eist in de vorm van echtscheidingen en versplinterde gezinnen. Vandaag zijn het misschien nog witte raven, maar er zullen er steeds meer komen. Als er reactie ontstaat, zal het trouwens van onderuit zijn - de academische wereld en de pers zijn immers allang verkocht aan het neoliberalisme - en ik denk dat de nieuwe media daar een grote rol in zullen spelen. Niet alleen in Egypte kan Facebook iets veranderen. Toen ik in 1977 afstudeerde was ik in een week tijd al mijn vrienden kwijt. Als ik iemand wilde bellen moest ik naar een telefooncel, of ik kon een brief schrijven natuurlijk. Nu gaan zulke contacten niet meer verloren. De digitale media zullen net zo’n revolutie teweegbrengen als de boekdrukkunst in de zestiende en de zeventiende eeuw dat deed. Opeens was het mogelijk om ideeën op grote schaal te verspreiden en onze huidige maatschappij is daar het resultaat van. Vandaag staan we op de rand van een nieuwe revolutie.”