Direct naar artikelinhoud

Burgemeester op drift

Roman. Burgemeester van Amsterdam verdenkt zijn vrouw van overspel. Doet ze het of doet ze het niet? Herman Koch plant ons met sprekend gemak weer op het uiterste puntje van onze stoel. De greppel is een leesrit vol goed gedoseerde suspense én zijsporen.

'Hij bleek een buitengewoon aardige man te zijn die weinig tot geen last had van die specifieke vorm van ijdelheid die nauwelijks van verbittering is te onderscheiden en waaronder zo veel schrijvers gebukt gaan.' Zo noteerde Arnon Grunberg onlangs in zijn Parool-column over Herman Koch (°1953).

Uiteraard schuilt er steeds een stekelige, ironische ondertoon in de typeringen van Grunberg. Zeker is dat Herman Koch bijzonder goed overweg kan met zijn status van gefêteerde laatbloeier. Geen dolle fratsen, geen excessen en geen borstgeroffel over de opulente verkoopsuccessen en slierten buitenlandse vertalingen die hem sinds Het diner (2009) te beurt vallen. Maar ook geen valse bescheidenheid.

Nee, Koch schrijft bedaard verder. Hij leidt zijn gezapige leventje waarin hij zich slechts een extra toef luxe gunt. Dat kan een eenvoudig glas bier zijn. 'Ik werk elke ochtend een uurtje of twee en na afloop voel ik me altijd beter dan voor ik begon; niet omdat ik mijn werk heb gedaan, maar omdat ik iets heb bedacht dat er nog niet was. En dan ga ik de rest van de dag mailtjes beantwoorden, een rondje hardlopen, uit eten, naar de film', getuigde hij kort geleden over zijn dagindeling in de Volkskrant.

Als schrijver kent Koch geen faalangst meer. Sinds Het diner spreidt hij een bewonderenswaardig vakmanschap tentoon, zonder in herhaling te vallen. Al is er die voorkeur voor waanwijze hoofdpersonages die de pedalen verliezen en hun omgeving bitter en satirisch op de korrel nemen. Dat was het geval in Zomerhuis met zwembad (2011) en in Geachte Heer M. (2014).

Undercover in eigen huis

Ook Robert Walter uit Kochs negende roman De greppel is zo'n creatuur. De 60-jarige burgemeester van Amsterdam heeft zijn zaakjes op orde: een welverdiende tweede ambtstermijn en een modelgezin met een mooie buitenlandse vrouw en een schrandere dochter. 'Een paar jaar geleden heb ik in de Time-top 100 van wereldwijd belangrijke persoonlijkheden gestaan', laat hij ons onbescheiden weten.

Tot Robert, 'de menselijke burgemeester', plots wordt bevangen door het green eyed monster van de jaloezie. Wanneer hij op een nieuwjaarsreceptie zijn vrouw uitbundig ziet lachen om een grap van de saaie wethouder Maarten van Hoogstraten, ruikt hij onraad. Is dat mogelijk, overspel met dat bloedeloze heerschap, 'Nederlandser dan een struik andijvie waar één nacht vorst overheen was gegaan'?

Vanaf dat moment ontwaart Robert overal aanwijzingen dat zijn Sylvia zich in de armen van Van Hoogstraten heeft geworpen. 'Hoe kijkt een vrouw die haar man bedriegt? Hoe moest zij vooral niet kijken?'

We mogen driftig meefreaken in zijn alle richtingen op wiekende geest. 'Ik ben een undercoveragent in mijn eigen huis.' Niet alleen voor zichzelf lijkt Robert wolfijzers en schietgeweren uit te zetten. Als zijn hoogbejaarde ouders hem op de hoogte stellen van hun euthanasieplannen, gaan de poppen helemaal aan het dansen. Onverkwikkelijker wordt het wanneer een journaliste bezwarende foto's opduikelt. Heeft de burgervader tijdens zijn jeugdjaren bij een betoging een agent gemolesteerd? Het lijkt erop alsof Roberts bestaan langzaam in een puinzooi verandert. Hoe diep is de greppel, hoe onstuitbaar de val?

Venijn op de tong

Koch is in De greppel weer vaardig in het doseren én accumuleren van suspense, het spelen met cliffhangers en het uitzetten van dwaalsporen. Op het eerste gezicht weinig ter zake doende details blijken later pertinent en betekenisvol.

En natuurlijk is Robert Walter opnieuw het gedroomde vehikel voor een hoop snedige oprispingen en vermakelijke uitweidingen, maar ook botte vooroordelen. De ecologische doordrammers en hun Birckenstock-sandalen, veganisten ('Ben ik de enige die bij het woord veganisme aan iets heel anders moet denken?'), zelfmoordenaars ('Het is de rode draad die zelfmoordenaars met elkaar verbindt: een gemiddelde intelligentie'), euthanasie of het koningshuis: Koch legt zijn protagonist nogal wat venijn op de tong.

Van de democratie heeft de zogenaamd weldenkende Robert geen hoge pet op. En de Nederlandse burgermanmentaliteit krijgt het wederom hard te verduren. Hoe ergerlijk zijn Hollanders niet als ze door Parijs banjeren? 'Ze wisten niet dat je ook al op het midden van de dag van het leven kon genieten.' Zelfs uit twee minuten onhandig elektrisch tanden borstelen weet Koch een sneer te puren. 'Ik zag er intussen uit als een kwijlende bejaarde.'

De zich vergalopperende Robert zet de lezer regelmatig op zijn achterste poten. Toch ontsnap je niet aan een rare sympathie voor deze machtige klojo. Menschliches, Allzumenschliches?

Robert Walter krabt voortdurend aan het vernislaagje van zijn eigen pseudobeschaafde bestaan. Erg kochiaans, zoals Haro Kraak de term onlangs muntte in de Volkskrant: telkens zijn we in zijn boeken getuige van de 'botsing tussen wat betamelijk is en wat mensen werkelijk vinden'.

Deze nieuwe Koch haalt nét niet het niveau van zijn voorgangers. Misschien omdat de nevensprongen en stationaire gedachtegangen van zijn hoofdpersonage soms van het goede te veelzijn. Maar wat dondert het? Op leesplezier heeft Koch nauwelijks bespaard en zijn stijl is als vanouds franjeloos accuraat. Je wordt meegevoerd alsof je op een lopende band stapt.

Een knieval naar zijn lezerspubliek maakt Koch evenmin. Hij heeft ons al langer om zijn vingers gewonden.