Direct naar artikelinhoud

Een gebroken been heelt soms beter dan een gebroken hart

Van de Kortrijkse rechtbank mag een mishandelde baby terug gaan wonen bij de ouders die daar misschien verantwoordelijk voor zijn. Schande, vindt de onderbuik van Vlaanderen. Een moeilijk evenwicht, volgens experts. 'Kinderen hebben hechting nodig, en plaatsing biedt dat vaak niet.'

"Walgelijk. Een flater van justitie. Wachten op een drama..." Online regent het reacties op de zaak van een koppel uit Wielsbeke, dat terechtstond voor de mishandeling van zijn dochtertje. Het jonge paar werd vrijgesproken, het meisje woont weer vijf van de zeven dagen thuis. De ouders hielden al die tijd hun onschuld vol.

Of de ouders nu schuldig zijn of niet, voor een heleboel mensen is het onbegrijpelijk dat het kind vandaag nog steeds risico loopt. Waarom de peuter niet preventief uit het huis halen? "Zo eenvoudig is het niet", zegt Nicole Caluwé, jeugdrechter in Mechelen. "Een kind haal je niet zomaar thuis weg. Nooit."

De decreten zijn wat dat betreft duidelijk. Een jeugdrechter kan beslissen om een kind bij de ouders weg te halen als er sprake is van een verontrustende situatie én als de ouders het probleem niet erkennen of begeleiding weigeren. "En zelfs dan nog moeten we eerst proberen om maatregelen te nemen, zodat het kind in het gezin kan blijven", zegt de jeugdrechter.

Ruimte voor flexibiliteit

Het hele systeem is erop gericht om kinderen bij hun ouders te houden. Pas in extremis wordt ingegrepen, vooral omdat het alternatief een verbetering moet zijn. Caluwé: "Een kind dat het erg goed doet op school: moet ik die naar een instelling aan de andere kant van het land sturen? Dat is ook geen goeie plek. Ik denk dat alle jeugdrechters dit soort beslissingen in eer en geweten nemen, maar we moeten natuurlijk roeien met de riemen die we hebben. Het aantal opvangplaatsen is beperkt, zeker voor kinderen met bepaalde problematieken. De overheid moet hier meer in investeren."

Onderzoek heeft aangetoond dat uithuisplaatsingen kinderen bijkomende schade kunnen berokkenen. 'Hechting' is daarbij het cruciale woord. Zeker bij jonge kinderen is het uiterst belangrijk dat ze gedurende lange tijd een of twee vaste zorgfiguren hebben aan wie ze zich kunnen hechten. Het is die gehechtheid die er later voor zorgt dat ze normale relaties kunnen uitbouwen. Cru gesteld: voor artsen is het eenvoudiger een gebroken been te genezen dan om een hechtingsprobleem aan te pakken.

"Maar als je een kind uit huis haalt, dan gaat het tijdelijk vier tot zes maanden naar een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning. Van daaruit gaat het misschien terug naar huis, of naar een pleeggezin. Of misschien naar een instelling", schetst kinder- en jeugdpsychiater Peter Emmery. "Soms ontstaan er hele cascades, waardoor tienjarigen vaak al op vijf of zes plekken hebben gezeten. Echte hechtingsfiguren hebben ze op die manier niet."

Allerminst een ideale situatie, vinden experts. Anderzijds: is het niet aan de Bijzondere Jeugdzorg om net die stabiliteit te verzekeren? "Tja, natuurlijk wel", zegt Emmery. "Maar op voorhand is het natuurlijk moeilijk te zeggen of een kind kort dan wel heel lang opgevangen moet worden. Je moet ruimte laten voor flexibiliteit."

Wat daarom volgens hem niet betekent dat het systeem vandaag loopt zoals het hoort. Emmery: "Eigenlijk zou je aan het begin van de rit een orgaan moeten hebben waarin alle expertise gebundeld is. Waar echt ten gronde naar de noden van het kind kan worden gekeken en waar naar een gepast antwoord kan worden gezocht. Maar de tijd en middelen ontbreken meestal."

Ontspoord

Voor jeugdrechters is het vaak kiezen tussen de cholera of de pest. Ofwel laten ze een kind thuis in een problematische situatie, ofwel sturen ze het naar een instelling of pleeggezin dat evenmin de juiste zorg kan garanderen en waarbij er een ernstig risico is dat het kind helemaal onthecht raakt. Feit is dat als kinderen op jonge leeftijd door de mazen van het net glippen, dat later voor grote problemen kan zorgen. "Een groot deel van de middelen vandaag gaat naar tieners die ontsporen, die pakweg op hun vijftien jaar zowel met justitie als met de kinderpsychiatrie in aanraking komen", zegt Emmery. "Je zou die middelen eigenlijk naar het begin van de keten moeten verschuiven. Zonder natuurlijk die ontspoorde tieners te lossen."

Besparingen, een gebrek aan middelen, wachtlijsten: het zijn de gekende problemen die ook de Bijzondere Jeugdzorg kwellen. In een ideale wereld verdient het kind een oplossing op maat, maar in de praktijk struikelt de hulpverlening vaak over tekorten. Van een 'oplossing op maat' gaat het dan naar de 'best mogelijke regeling' voor dat kind.

"Het is geen zwart-witverhaal", benadrukt jeugdrechter Caluwé. "Bij heel wat dossiers is er sprake van een materieel probleem: een gebrekkige huisvesting, hygiënische problemen, ... Maar als de band tussen de ouders en het kind goed zit, dan denk je wel twee keer na voor je het kind uit huis haalt. Af en toe gaat het mis, dat klopt. Maar achteraf is het altijd makkelijk. Liggen wij daar wakker van? Ja. Maar moeten we daarom elk kind bij de minste tekenen plaatsen? Nee."