Direct naar artikelinhoud

Examen op maat: moet kunnen?

Universiteiten en hogescholen zien een explosieve toename van studenten die een examen op maat afleggen, omdat ze dyslectisch of autistisch zijn, ADHD of nog een andere functiebeperking hebben. Kun en moet je iedereen met zo'n beperking op zijn wenken bedienen? En zijn die studenten klaar voor de echte wereld?

Juliette Geerts (18) twijfelt er niet aan: zonder faciliteiten zou ze nooit een universitaire opleiding kunnen volgen. "Terwijl ik er wel de capaciteiten voor heb", zegt ze. Juliette is dyslectisch, maar volgt een opleiding sociale en politieke wetenschappen aan de KU Leuven. Ze zit in haar eerste bachelorjaar en krijgt bij examens de nodige tegemoetkomingen. "Ik heb vanmorgen een examen communicatie afgelegd. Ik kreeg vier uur de tijd, een uur langer dan de andere studenten, omdat ik veel trager lees. Ik krijg ook een computer met een voorleesprogramma, zodat ik de vragen mondeling kan verwerken." Ook het blokken gaat moeilijker, maar dat neemt ze er bij. Met extra inspanningen lukt het wel. Ze leest heel graag boeken, ondanks haar dyslexie. Dat helpt haar beter te lezen, zegt ze.

Juliette is een van de vele studenten die tegemoetkomingen krijgen bij lessen en examens. Het gaat om een opvallende trend, geven mensen in de praktijk aan. Alsmaar meer studenten willen hun examen onder speciale voorwaarden afleggen. Zoals: een examen enkel afleggen als de vragen in één bepaald lettertype zijn afgedrukt. Of de mogelijkheid krijgen om de vragen mondeling voorgelezen te krijgen, zoals Juliette. Of nog: de kans krijgen de vragen zelf te herformuleren zodat ze zeker zijn dat ze de vraag goed hebben begrepen en eventuele verkeerde interpretaties bij te sturen. Eén van de meest voorkomende vragen: meer tijd krijgen om een examen af te leggen, wegens dyslexie of een aandachtstoornis.

Dat steeds meer studenten examens op maat afleggen en zich aanmelden met een functiebeperking, blijkt uit de cijfers van universiteiten en hogescholen. Zij bevestigen stuk voor stuk dat er een steile toename is van het fenomeen. Aan de KU Leuven waren er in het academiejaar 2005-2006 nog 374 studenten met een functiebeperking. In 2014-2015 was dat opgelopen tot 1.455. Aan de Hogeschool Gent meldde in het academiejaar 2014-2015 bijna een op de vijf studenten (18,3 procent) dat hij een functiebeperking had. Het gros daarvan verwijst naar een leerstoornis (10 procent) of een psychiatrische functiebeperking zoals ADHD of autisme (4,79 procent). Ook bij de Universiteit Gent zien ze een duidelijke toename. In 2010 waren er 582 studenten met een bijzonder statuut, vorig academiejaar 1.127. Ook daar gaat het om studenten met dyslexie, dyscalculie, leerstoornissen enzovoort.

De cijfers mogen dan al opmerkelijk zijn, verbazend is de evolutie niet. Maatschappelijk is er veel meer aandacht voor stoornissen als autisme, ADHD en dyslexie. Het aantal jongeren dat een bijzondere diagnose mee krijgt, stijgt. Zowel in België als in het buitenland. Ook het taboe rond veel van die aandoeningen is verdwenen. Aansluitend daarop zijn onderwijsinstellingen sinds 2008 wettelijk verplicht om redelijke aanpassingen te voorzien voor studenten met een functiebeperking.

Wat een redelijke aanpassing precies inhoudt? Dat wordt in de praktijk beoordeeld op basis van de financiële en organisatorische impact van de ingreep, de impact op de persoon met een handicap, de frequentie en de duur waarmee de ingreep moet worden uitgevoerd en nog andere criteria. Enige voorwaarde is dat studenten een erkenning krijgen van de Directie-generaal voor Personen met een handicap of gewoon een procedure doorlopen bij de onderwijsinstelling waar ze hun opleiding krijgen.

"De evolutie is een uitvloeisel van Europese en internationale regelgeving, die onderwijs zo inclusief mogelijk wil maken. Dat is een goede zaak", zegt Peter Van Petegem, onderwijswetenschapper aan de Universiteit Antwerpen. "De bedoeling is om studenten zo veel mogelijk op hun competenties te beoordelen. Net zoals je voorzieningen hebt voor mensen met een fysieke handicap, zijn die er ook voor mensen met een andere beperking."

In de praktijk blijken studenten ondanks de forse toename terughoudend te zijn in het melden van functiebeperkingen. Vaak proberen ze het zonder bijzondere tegemoetkomingen, maar als ze merken dat het niet lukt, vragen ze toch redelijke aanpassingen. Vaak gebeurt dat na de eerste examenervaring. Voor velen is het een houvast in sowieso al heel stresserende omstandigheden.

Toch doet de evolutie naar meer studenten met een functiebeperking een pak vragen rijzen. Eén ervan: hoe verstandig is het om voor die studenten aangepaste omstandigheden te voorzien, als die er in het bedrijfsleven of elders op de arbeidsmarkt vaak niet zijn? Een vraag geherformuleerd krijgen om te zien of je ze goed begrepen hebt: in de praktijk gebeurt dat zelden. Net zomin als je vaak een aparte ruimte krijgt om te werken. Of dat een deadline niet moet worden gehaald omdat je een beperking hebt. Zijn die studenten met andere woorden wel goed voorbereid op wat er komt na hun studies?

Alvast voor één ouder (die liever anoniem blijft) is net dat een reden om géén faciliteiten te vragen. "Mijn dochter is dyslectisch en we hebben er tijdens haar universitaire studie bewust voor gekozen om geen speciale faciliteiten te vragen. Studenten te veel pamperen is ook niet goed, omdat je in het echte leven ook niet wordt gepamperd. Tenslotte is het toch de bedoeling haar daar zo goed mogelijk op voor te bereiden."

Nieuw fenomeen

Juliette Geerts schudt het hoofd. Ze kijkt er als ervaringsdeskundige anders tegenaan. "Ik heb de faciliteiten nodig om de capaciteiten die ik heb te benutten. Anders zou ik uit de boot vallen. Na mijn studies zou ik graag voor een ngo werken. Wellicht zal ik daar ook wel met mijn dyslexie worden geconfronteerd, maar ik zal toch vermijden dat andere mensen zich moeten aanpassen aan mijn beperking."

An Adriaens, lector en zorg- en leercoach in de opleiding journalistiek aan de Arteveldehogeschool in Gent, vindt dat we ons niet te druk moeten maken over de vraag of studenten op die manier wel goed worden voorbereid op de arbeidsmarkt. "Studenten met een functiebeperking kennen hun sterktes vaak heel goed en zoeken hun eigen weg wel in het beroepsleven. Een voorbeeld: er was bij ons een jongen met autisme die journalistiek studeerde. Sommigen vroegen zich af of hij ooit als journalist zou kunnen functioneren, omdat hij bij het interviewen niet goed aanvoelde welke vragen hij al dan niet kon stellen. Maar na zijn stage werd hij wel aangenomen, omdat hij een prima eindredacteur was, met een bijna encyclopedische kennis van nieuwsfeiten. En niet alleen dat: ook geen enkele spellingsfout ontging hem. Ik heb er alle vertrouwen in dat ze hun weg vinden."

Stephanie Lenoir, woordvoerder van UGent: "In het bedrijfsleven zijn er ook pogingen om jongeren met een functiebeperking te helpen. Voorlopig nog bescheiden, maar het groeit. Dat komt omdat een aantal handicaps en functiebeperkingen veel zichtbaarder dan vroeger zijn geworden. Mensen die vroeger moesten afhaken in het hoger onderwijs, krijgen nu een kans. Omdat het een nieuw fenomeen is, moet die evolutie nog volop op gang komen. Wij stellen nu al onze expertise daarover ter beschikking van Selor, het selectieorgaan van de overheid, en de VDAB."

Niet alleen universiteiten en hogescholen, ook bedrijven zullen zich moeten aanpassen. Dat zegt Jan Denys, arbeidsmarktspecialist bij Randstad, dat zich ook bezighoudt met rekrutering en selectie. "Het is een nieuw fenomeen, dat is duidelijk. Vroeger werden mensen met dyslexie of dyscalculie vaak weggezet als 'domme kinderen', die niet geschikt waren voor het onderwijs of voor een hoogopgeleide job. Ook ondernemingen zullen zich moeten aanpassen aan dat nieuwe gegeven. En eerlijk gezegd, het zou me verbazen dat ze dat niet zouden doen. Ik heb nog geen signalen gekregen van bedrijven dat dit voor hen een probleem zou zijn. Ik denk zelfs dat het voor de maatschappij een vooruitgang is. Er is meer talent voorhanden dan voorheen. Dat is geen luxe. Door de vergrijzing hebben bedrijven nood aan alle talent dat in onze maatschappij beschikbaar is."

De ideale werknemer

Ook Kris De Meester van werkgeversorganisatie VBO is die mening toegedaan. "Bedrijven passen zich aan en zullen zich nog moeten aanpassen. Maar tegelijk is het zo dat het onderwijs en de arbeidsmarkt soms andere vaardigheden vragen. Daardoor spelen sommuge beperkingen minder een rol in het bedrijfsleven."

Weinig bekend is dat bedrijven, of ze er nu voor openstaan of niet, verplicht zijn redelijke aanpassingen te voorzien voor mensen met een functiebeperking. Ook daar leggen wettelijke criteria vast wat moet worden verstaan onder 'redelijke aanpassingen'. Zelfs bij sollicitaties moeten ze wettelijk gezien aanpassingen voorzien. Maar verplichting of niet, er valt sowieso heel wat te zeggen voor aanpassingen, zegt professor Patrizia Zanoni, die zich bij UHasselt bezighoudt met diversiteit in organisaties.

"Het uitgangspunt van bedrijven bij een sollicitatie is een ideale werknemer. Maar die ideale werknemer bestaat niet. Je moet altijd toegevingen doen tegenover het ideale profiel dat je in je hoofd hebt. Ik pleit er daarom voor dat er meer nadruk ligt op jobs in functie van capaciteiten. Op die manier krijg je meer mensen in het vizier. Dat vraagt meer organisatie van bedrijven, maar ze winnen er ook bij. Ze vinden, ondanks de handicap of functiebeperking, soms betere mensen en hun werknemers voelen zich tegelijk meer gewaardeerd. Zware aanpassingen vergt het vaak niet eens: het gaat meer om je als organisatie aanpassen aan de specifieke kwaliteiten die iemand heeft."

Zanoni verwijst naar ICT-bedrijven, die vaak een beroep kunnen doen op mensen met autisme omdat die vaak goed zijn in routineuze taken. Of hoe mensen met dyslexie perfect journalist kunnen worden. "Vaak moet je op school dingen kunnen die je in de praktijk helemaal niet moet kunnen. Een voorbeeld: om verpleegkunde te studeren, moet je cursussen blokken. Iemand met dyslexie of een aandachtstoornis kan daar mee worstelen, terwijl hij daar in zijn latere beroepsleven niet meer of veel minder mee te maken krijgt.

"Nog een argument: de schaarste op de arbeidsmarkt zorgt ervoor dat bedrijven zich wel zullen moeten aanpassen. Je ziet dat nu al in sectoren die een tekort hebben aan mensen. Ondernemingen kunnen in de toekomst ook niet anders. Het is nu eenmaal een feit dat onze arbeidsmarkt steeds diverser wordt. Die evolutie kun je niet tegenhouden. Er is ook een maatschappelijke druk om daar aandacht voor te hebben."

Toch levert de praktijk voorbeelden op die vraagtekens oproepen. Zo is er het voorbeeld van een blinde student die televisiejournalistiek studeerde in Gent, ook even werkte als journalist, maar daarna toch moest afhaken. Veel moeite voor niets. Zowel voor hem als voor de onderwijsinstelling en de werkgever. Daar is niemand bij gebaat. Een illustratie van het feit dat sommige aanpassingen misschien te ver gaan? Gert Backx van de dienst Individuele Ondersteuning van het Interfederaal Gelijkekansencentrum beaamt, maar geeft tegelijk een ander voorbeeld, dat net in de tegenovergestelde richting wijst: "Je kunt vinden dat het soms te ver gaat, maar het vergt soms niet meer dan een andere mindset. Je moet het vooral geval per geval bekijken."

Maar worden studenten die zoveel tegemoetkomingen krijgen niet te veel aangemoedigd om zich te schikken in hun functiebeperking, in plaats van die te proberen overwinnen? Peter Van Petegem: "Het zou kunnen dat speciale maatregelen leiden tot wat je 'aangeleerde hulpeloosheid' kunt noemen. Daar bestaat helaas geen studiemateriaal over. Maar dat neemt niet weg dat kinderen en studenten met een beperking principieel de mogelijkheid moeten krijgen om tegemoetkomingen te krijgen."

Arbeidsmarktexpert Jan Denys (Randstad): "Ik denk net dat jongeren steeds beter met hun beperking weten om te gaan naarmate ze meer ervaring hebben. Ze vinden manieren om er mee om te gaan. Daardoor stelt het probleem zich volgens mij vaak scherper op de schoolbanken dan op de werkvloer."

Intussen hebben universiteiten en hogescholen geen keuze: ze zijn wettelijk verplicht en als ze er zich niet aan houden, riskeren ze een klacht. Bij docenten en assistenten leeft soms wrevel en ongenoegen over de uitzonderingsmaatregelen die studenten met een functiebeperking krijgen. Zeker nu, tijdens de examenperiode. Al is dat vooral om praktische redenen.

"Het is uitstekend dat die maatregelen bestaan, maar we hebben vaak de middelen amper of niet om aan al die wensen te voldoen", zo zegt een UGent-docent die liever anoniem blijft. "Sommigen willen in een apart lokaal zitten, maar dan heb je meteen ook een extra toezichthouder nodig. Dat vraagt van ons soms buitengewoon veel inspanningen. Vaak zorgen die studenten voor stress bij degenen die examens afnemen. En zelfs angst, omdat ze vrezen een klacht te krijgen als ze niet voldoende op hun wensen ingaan. Dat is soms de keerzijde van het feit dat studenten meer faciliteiten krijgen. Ik heb de indruk dat universiteiten daar niet tegenin durven te gaan, uit vrees voor klachten."

Topje van de ijsberg

Dat het toenemende aantal aanvragen de universiteiten boven het hoofd zou kunnen groeien is niet aan de orde, zegt Stephanie Lenoir, woordvoerder bij de universiteit Gent. "Het klopt dat een steeds grotere groep speciale omstandigheden vraagt, maar die vragen zitten verspreid over verschillende faculteiten. We proberen zo inclusief mogelijk te werken, waardoor we ons ook inspannen om zo veel mogelijk in te gaan op de vragen die er komen."

Dat er in het onderwijs niet altijd evenveel begrip is voor de gunstmaatregelen die studenten met een functiebeperking krijgen, bewijst het feit dat er bij het Interfederaal Gelijkekansencentrum soms klachten binnenkomen van studenten die in hun onderwijsinstelling niet de aanpassingen krijgen waar ze om vragen.

"Volgens de officiële cijfers zijn er niet zo veel klachten, 32 in de jongste drie jaar", zegt Gert Backx. "Maar wat bij ons terechtkomt, is maar het topje van de ijsberg. We weten dat er daar wel eens problemen zijn. Dat gaat bijvoorbeeld over onderwijsinstellingen die een aantal aanpassingen beloven, maar de betrokken docent wil daar niet op ingaan. Waarna de onderwijsinstelling de aanpassingen niet doorvoert. Of het gaat om stageplaatsen die weigeren de nodige aanpassingen te voorzien. Net als scholen zijn zij wettelijk verplicht om redelijke aanpassingen te voorzien.

"We kennen ook het voorbeeld van een onderwijsinstelling die geen diploma uitreikte omdat het oordeelde dat een student verpleegkunde niet aan de slag kan in het werkveld. Die beoordeling gebeurde niet op basis van competenties, maar louter op basis van de ziekte. Klachten over bedrijven die niet de nodige aanpassingen doen, zijn er veel minder. Dat kan verschillende redenen hebben: andere mensen niet willen lastigvallen, geen klacht durven indienen tegen een werkgever, enzovoort."

Onderwijswetenschapper Peter Van Petegem (UA): "Het is duidelijk dat de wet een grote impact heeft op hoe het onderwijs wordt georganiseerd. Die studenten krijgen niet alleen tijdens examens een duwtje in de rug, ook tijdens het academiejaar is dat zo. Maar je moet dat ook niet overdrijven. Vaak gaat het om een kleine aanpassing. Dat een examen alleen in een bepaald lettertype mag worden afgedrukt, heeft te maken met het feit dat dyslectici schreefloze letters makkelijker lezen. Veel heeft te maken met een mentaliteitsverandering die nu volop bezig is, zowel in het onderwijs als bij bedrijven."