Direct naar artikelinhoud
Toerisme

Toeristen komen massaal naar ons land. Maar ze kiezen voor wel erg evidente bestemmingen

Een rondvaart op de Brugse reien blijft een topattractie voor toeristen.

Toerisme zit in ons land in de lift. Maar wie naar hier komt, kiest voor voor de hand liggende bestemmingen zoals de kust en de Vlaamse kunststeden. Maar wat is er mis met Eigenbrakel, de provincie Limburg of regio’s zoals het Hageland en de Leiestreek?

Het gaat niet slecht met het toerisme in België. Vorig jaar noteerde ons land 41,3 miljoen toeristische overnachtingen, 7 procent meer dan in 2017. Dik twintig miljoen overnachtingen staan op het conto van Belgen. Van de overige helft zijn het vooral Nederlanders (12 procent), Fransen (7 procent), Duitsers (6 procent) en Britten (5 procent) die ons met een bezoek vereren. Spanje, de Verenigde Staten, Polen en China vervolledigen de top tien.

Meer dan de helft van de overnachtingen (26 miljoen) vond plaats in het Vlaams gewest, al viel de grootste stijging te noteren in het Brussels gewest, met 10 procent meer overnachtingen dan in 2017. In Vlaanderen is de provincie West-Vlaanderen de grootste slokop met 12,1 miljoen overnachtingen. Brugge is uiteraard populair, gevolgd door de kust, waar Koksijde met de pluimen gaat lopen (1,5 miljoen overnachtingen). Daarna volgen Oostende, De Haan en Knokke-Heist. De kunststeden Brugge, Brussel, Antwerpen en Gent zitten eveneens boven het miljoen.

Opvallend: in de provincies Antwerpen (behalve Antwerpen-stad) en Limburg zijn vooral de gemeenten met verblijfsparken in trek: Mol, Lommel, Peer, Houthalen-Helchteren en Zutendaal tekenen er voor de meeste overnachtingen. Een weekendje tot rust komen tussen de bomen of waterpret in een subtropisch zwembad: het blijft een succesformule.

Samenraapsel

Maar wat heet succes? De toeristische sector is geen eenduidig afgebakende of duidelijk zichtbare economische sector, maar een samenraapsel van verschillende bedrijfstakken. Vaak komt slechts een deel van de output van die bedrijfstakken in aanmerking voor toeristische consumptie. Dat maakt het niet gemakkelijk om te berekenen hoeveel het toerisme waard is of opbrengt, zegt Bart Neuts, onderzoeker geografie en toerisme aan de KU Leuven. “Grof gesteld kun je zeggen dat delen van de sectoren luchtvaart, transport over land, horeca en alles van touroperatoren onder de noemer toerisme vallen. We drukken dat uit in TSA, tourism satellite account, een internationaal erkend instrument om de economische betekenis van toerisme in kaart te brengen.”

Samenraapsel
Beeld DM / BRON Toerismevlaanderen

In totaal vertegenwoordigt de TSA van het Vlaams, Waals en Brussels gewest 15,7 miljoen euro bruto toegevoegde waarde (omzet min kosten aan leveranciers, waaronder personeelskosten). Dat komt neer op zo’n 4,5 procent van de totale bruto toegevoegde waarde in ons land. Daarmee zit België op het niveau van de buurlanden, weet Neuts. “Nederland scoort bijvoorbeeld 4,6 procent. Een prima cijfer, veel beter dan de 20 procent van Ierland of de 22 procent van Spanje. Dat is problematisch, want met zulke cijfers heeft het toerisme, toch geen al te stabiele sector, te veel impact op de totale economie.”

150 euro per dag

Chinezen blijken de grootste spenders van de vakantiegangers in ons land: zij geven per dag 224 euro uit. Daarna volgen de Russen met 218 euro. Die nationaliteiten zijn relatief, want ze zijn gebaseerd op een onderzoek waarin niet alle landen zijn vertegenwoordigd. Maar de bedragen liggen duidelijk hoger dan het gemiddelde van 150 euro per dag. Nederlanders maken hun reputatie waar met de laagste dagbesteding: 129 euro. Ook de Fransen en Duitsers tonen zich zuinige toeristen.

“Op zich wil dat niet zoveel zeggen”, zegt Neuts. “Uit het Vlaamse kunststedenonderzoek blijkt dat Chinezen slechts goed zijn voor 300.000 overnachtingen, terwijl Nederlanders 5 miljoen overnachtingen vertegenwoordigen. Ze geven dan misschien minder uit, maar ze zijn wel met veel meer.”

Over het aantal bezoekers per inwoner, waarmee je de toeristische druk op een stad of regio zou kunnen meten, zijn weinig cijfers beschikbaar. Brugge kende in 2018 2,1 miljoen overnachtingen, maar daar kwamen nog eens 7 miljoen dagtoeristen bij. Die overnachten doorgaans in Brussel. “Ik heb niet de indruk dat er in een kunststad sprake zou zijn van capaciteitsproblemen”, zegt Neuts. “In een onderzoek uit 2017 gaf 20 procent van de Bruggelingen te kennen dat het toerisme voor overlast zorgt, maar een meerderheid sprak haar steun uit voor het toerisme en gaf aan dat er nog ruimte is voor meer volk. In Gent en Antwerpen speelt dat veel minder.”

Gefeest en overlast

Brugge is bijlange na Amsterdam niet, waar verzadiging toeristen de stad uit drijft. Straten, attracties en musea puilen uit van het volk. Wie de stad het voorbije jaar bezocht, kon vaststellen dat er inmiddels geen doorkomen meer aan is. Bovendien hebben Aziatische toeristen amper notie van de concepten ‘tram’ en ‘fiets’, wat soms tot gevaarlijke situaties leidt op straat.

“Amsterdam is het slachtoffer van zijn eigen succes, maar ook van het soort product dat het geworden is”, zegt Neuts. “De stad mikt met zijn musea op cultuurtoeristen, maar er zijn ook veel mensen die komen voor de koffieshops en de walletjes. Dat gefeest leidt tot meer overlast. In Brugge komen de toeristen naar de gevels kijken en maken ze een rondvaart op de reien.”

Je kunt overigens moeilijk van drukte spreken, louter op basis van het aantal overnachtingen per gemeente. In Mol en Lommel wonen respectievelijk 36.000 en 34.000 mensen, maar in 2018 bleven er net geen miljoen mensen overnachten. Van Amsterdamse toestanden is er in de Kempen evenwel geen sprake: alle toeristen zitten er braafjes achter de omheining van een vakantiepark. In Brugge blijft de toeloop dan weer beperkt tot de ‘gouden driehoek’ – in deelgemeente Sint-Andries zul je geen toeristen zien.

Once in a lifetime

Buitenlandse fans van België: ze bestaan. Het zijn vooral de buurlanden die zich aan herhaalbezoeken wagen. Het gaat dan voornamelijk over korte reizen naar Brussel, Brugge of Antwerpen en over gewoontereizen – in de files naar de kust staan er steevast enkele Nederlanders en Duitsers met hun caravan aan te schuiven. “Herhaalbezoeken zijn afhankelijk van de afstand”, zegt Neuts. “Logisch dus dat onze buurlanden daar hoger scoren. Voor Chinezen en Japanners is België een once in a lifetime-ervaring.”

Over Chinezen en Japanners gesproken: daar doemen ze op, de beelden van touringcars vanwaaruit de werkelijkheid waargenomen wordt via een smartphonescherm, al dan niet bevestigd aan een selfiestick. Er zijn zelfs toeristen die tijdens een Europese rondreis bij het uitstappen amper beseffen waar ze zijn – zo heerlijk op de korrel genomen in de romantische komedie If It’s Tuesday, This Must Be Belgium uit 1969. Maar ook dat is aan het verdwijnen, zegt Neuts.

“Individuele reizen zijn de norm. In 2000 vertegenwoordigden groepsreizen 28 procent van het toerisme, in 2018 nog maar 3 procent. Dat is normaal: naarmate mensen meer reiservaring hebben, kiezen ze meer voor individuele reizen. Ook de Aziatische landen zijn op dat vlak matuurder geworden. Tien jaar geleden maakten zij enkel busreizen, maar steeds vaker studeren ze in het buitenland, waar ze reiservaring opdoen.”

Je zou ook kunnen denken dat de introductie van Airbnb voor een verschuiving heeft gezorgd in onze manier van reizen, maar dat blijkt niet zo te zijn. “Hotels tonen vooralsnog sterke bezetttingscijfers”, verduidelijkt Neuts. “Met Airbnb is er gewoon een speler bijgekomen die de stijging van het aantal reizigers lijkt op te vangen. De markt is voldoende groot om zowel hotels als private kamerverhuur een plaats te geven.”

Ruw geschat zorgt het toerisme in ons land voor 335.000 jobs voor zowel loontrekkenden als zelfstandigen, waarvan het merendeel in Vlaanderen. Dat is niet hetzelfde als voltijdse equivalenten: het toerisme kent veel deeltijds werkenden, studentenjobs en betrekkingen met glijdende uren. Veel van die jobs worden ingevuld door de horeca, dat een vijfde van de gehele tewerkstelling in het Vlaams gewest vertegenwoordigt. Voorts gaat het om reisagentschappen, de luchtvaartsector en touroperatoren.

Manneken Pis bis

Ondertussen blijven toeristen trouw zweren aan traditie. Uit de top 20 van toeristische attracties in het Vlaams gewest blijkt dat in 2018 een rondvaart op de Brugse reien het populairst was, gevolgd door Plopsaland De Panne, een bezoek aan de Sint-Baafskathedraal in Gent, de Zoo van Antwerpen en die van Planckendael. In 2017, 2016, 2015 en 2014: precies dezelfde top vijf, maar dan met Plopsaland op de eerste plaats.

Bezoekerscijfers voor de attracties geeft de Vlaamse overheid niet prijs. Evenmin blijkt er een ranking te zijn van de minst populaire attracties. Er moeten toch plekken zijn waar niemand komt of waar er sprake is van te weinig toerisme? “Het Scheldeland, het Meetjesland, de Leiestreek en Limburg zijn minder bezochte plaatsen”, zegt Neuts. “Je zou dus kunnen inzetten op meer spreiding naar het platteland. Het zou alleszins een opsteker zijn voor het onderbenutte erfgoed daar.” 

Alleen: zo’n spreiding is moeilijk in de praktijk te brengen. Het is ook niet altijd succesvol. Brugge heeft het een tijdje geprobeerd met ‘Winter in Brugge’, maar dat veroorzaakte zoveel toeloop dat de touringcars niet meer geparkeerd geraakten.

Op basis van de overnachtingscijfers blijkt het Waals-Brabantse Eigenbrakel de gemeente te zijn met het laagste aantal overnachtingen in het hele land: in 2018 bleven er welgeteld 461 mensen slapen. Al staan er in de statistieken ook gemeenten die hun overnachtingen niet wensen prijs te geven, zoals het Antwerpse Berlaar, het Vlaams-Brabantse Pepingen of het Limburgse Kortessem.

Maar dus: slechts 461 toeristische overnachtingen in Eigenbrakel, nota bene het grondgebied waar de Leeuw van Waterloo uitkijkt over het slagveld waar Napoleon in 1815 verslagen werd. Ook dat is typisch Belgisch: de Leeuw van Waterloo staat niet in Waterloo. Eigenbrakel heeft zelfs een kopie van Manneken Pis, in het Waals zo lieflijk El Gamin qui Piche genoemd. Voor wie de Brusselse Grote Markt net iets te druk vindt.

Bronnen: Statistiek Vlaanderen, FOD Economie.