Direct naar artikelinhoud
Muziek

‘Alles waar Arno zich mee bemoeit, is messcherp en efficiënt’: Stijn Meuris over Arno Hintjens

Arno in 2016 in de Ancienne Belgique.Beeld Alex Vanhee

De eerste gedachte die bij Stijn Meuris opkwam bij het bericht dat Arno Hintjens binnenkort op de MIA’s de Lifetime Achievement Award mag ontvangen, was: wablief, had hij die dan al niet? Of het verdiend is? ‘Het zou er nog aan mankeren, begot.’

Voor mij had de stoutste Oostendenaar het kleinood al mogen krijgen vlak na TC Matic, veruit het strafste Belgische ensemble dat ooit op een podium heeft gestaan. Akkoord, die groep heeft begin jaren 80 slechts een kleine vijf jaar bestaan, maar wat TC Matic in die korte periode aan witheet materiaal bijeen heeft geschreven, verdient sowieso een medaille. Voor moed, opoffering én inspiratie, want de groep heeft een hele generatie muzikanten doen inzien: zo wil ik het ook. Dat is niemand gelukt, maar goed.

TC Matic live was een feest. Links en rechts zal een bezorgde neus-keel-en-oorarts dat misschien anders zien, maar de klank die de groep met Jean-Marie Aerts, Serge Feys, Rudy Cloet en bassist Ferre Baelen (en later de Nederlander Michael Peet) voortbracht, kan enkel vergeleken worden met een goederentrein die afstormde op een, awel ja, andere goederentrein. Plotseling was daar een vaderlandse groep met iets wat als een sound omschreven kon worden. 

Van alles en nog wat

“Was dat dansbaar?”, vragen jonkies weleens, in de rondte gezeten terwijl opa de vier officiële albums nog eens op de Technics legt. Ja, dat was dansbaar. Zeer zelfs. Dat was van alles en nog wat. Funky als de neten, in hoge mate elektrisch en voorzien van een ritmesectie die even onweerstaanbaar als onnavolgbaar was. 

Dat de Oostendse fotograaf, lichttovenaar en jeugdvriend Danny Willems hun concerten in louter fel wit licht liet baden, was een bonus. “Kèkik alleene wit van doen”, zei Willems vooraf aan de ingehuurde firma, waarna de kist met kleurenfilters meteen terug de camion in kon. 

En gelijk had ie. Wat volgde was een visuele en muzikale mokerslag die nog lang nazinderde. Zulks had de 17-jarige Meuris nog nooit gezien. Na een concert van TC Matic, dat in mijn herinnering vooral optrad in sporthallen en feestzalen in de buurt, moest in feite enkel het dak nog instorten. Laat ons zeggen dat ik telkens weer onder de indruk was.

Bovendien was TC Matic een groep waarvan ik als snotneus altijd het gevoel had dat de muzikanten meteen na het slotakkoord alweer in de tourbus naar Oostende zaten. Een beetje sympathiek door de zaal slenteren na het concert, wat je mindere goden weleens ziet doen, uit op een schouderklopje, was niet aan hen besteed. Ware rockgoden doen zoiets niet. Wist ik veel dat TC Matic ook maar met een aftandse bestelbus reed.

En de frontman was dus Arno. In mijn ogen iemand die de ganse dag niks anders deed dan zich voorbereiden op de show van die avond. Door vooral niks te doen. Omdat Arno wist: het draait ’m om dat anderhalf uur op het podium. Wij blij.

Polyglotte poëzie

Inmiddels is le plus beau 70 en in het bezit van een oeuvre dat zijn gelijke niet kent, wat vooral bewijst dat de tijd inderdaad vliegt when you’re having fun

Ook na TC Matic kwam er muziek die met niks te vergelijken viel, van Charles et les Lulus over Arno solo tot Tjens Matic, de uitgebeende versie van het origineel. Die laatste zag ik trouwens anderhalf jaar geleden op Rock Herk, en ook toen weer bleek hoe messcherp en efficiënt alles is waar Arno Hintjens zich mee bemoeit. 

Op vrijblijvend entertainment of een concert met net iets minder overgave heeft niemand hem ooit kunnen betrappen, en ik wil de artiesten op leeftijd nog tegenkomen die zich aan dat nobel streven houden. Bij Arno lijkt het de gewoonste zaak van zijn wereld.

Toegegeven, er bestaan mensen – rare mensen – die het fenomeen Arno nooit begrepen hebben. Die de bejubelde betichten van charlatanisme en een slechts bescheiden vocaal talent. Daarin kunnen we kort zijn: zij dwalen. Het unieke zit hem namelijk net in die ogenschijnlijke nonchalante manier van zingen en expressie. 

Wat sommigen zien als onsamenhangend gewauwel, beschouw ik als polyglotte poëzie zonder gelijke. Interviews met Arno kunnen op het eerste gezicht bizar verlopen (op het tweede gezicht trouwens ook), doordat hij zich doorgaans bedient van enkele standaarduitdrukkingen zoals “Zing’n is veur de veugelkes” en de klassieker “D’r zit tegenwoordig meer rock -n-roll in een coiffeursalon dan in een rockgroep”. Maar in die ogenschijnlijk olijke nietszeggendheid, waarop door interviewers iets te gretig wordt gehoopt, schuilt de ware Arno: niet zeveren maar spelen.

Liefde voor muziek

Eerlijk, ik ken Arno Hintjens niet erg goed – wie wel? Maar de ontmoetingen die ik tot dusver met hem had, verliepen altijd volgens een vast stramien. De begroeting gaat gepaard met de onvermijdelijke opener “Hier zie, de bur’hemeester van Limburg!”, waarna iets volgt waaruit vooral liefde voor muziek blijkt. 

Voor techniciteiten moet je backstage niet bij hem zijn. Ik heb ooit een zanger, ik noem geen namen, hem iets horen vragen over microfoons en monitors. Dat was een kort gesprek. Dat soort beslommeringen zijn niet aan Arno besteed, en zo hoort het ook. Een conversatie beëindigen doet hij met de woorden “Brave zien hé. En a je nie brave ziet, voorzichtig hé”. Dat volstaat. Die ene zin voelt telkens aan alsof je gezegend wordt. En het is nog waar ook.

Ik kan mis zijn, maar volgens mij beschouwt Arno Hintjes die welverdiende Lifetime Achievement Award als een tussendoortje. En legt hij nog minstens tien jaar lang de hele rest van de vaderlandse rockscene tussen ziender stuutjes.