Direct naar artikelinhoud
Interview

Flor Decleir: ‘Mijn ouders hebben fortuinen uitgegeven om me uit de shit te trekken’

Flor Decleir: ‘Mijn ouders hebben fortuinen uitgegeven om me uit de shit te trekken’

Het is gebeurd: de eerste Decleir in De slimste mens is een feit. De honneurs zijn voor Flor Decleir en dat komt de acteur goed uit, want na Geub is het gesukkel met geld weer begonnen: ‘Ik heb een gat in mijn hand. Wat ik verdien, moet direct op.’ Pessimisme is zijn tweede natuur, misschien zelfs zijn eerste: deuren dicht, gordijnen dicht, gsm uit. In afwachting van nieuw acteerwerk tuiniert hij om rond te komen: ‘Ambitie is fantastisch. Alleen ben ik er te lui voor.’

Flor Decleir: “Het was al lang een natte droom van Erik (Van Looy, red.) om een Decleir in zijn programma te krijgen. Papa en zijn zus Reinhilde waren al te zien in filmpjes, maar hebben nooit meegespeeld. Weet je wie ze hadden moeten vragen? Mijn zus Sofie! In tegenstelling tot mezelf is zij slim: zij wéét dingen (schaterlacht).”

Waarom heb je toegezegd?

“Het is niet mijn gewoonte om nee te zeggen. Ik beschouw het als een eer om te mogen aanschuiven: wie ben ik om Erik te ontgoochelen?”

Flor Decleir: ‘Mijn ouders hebben fortuinen uitgegeven om me uit de shit te trekken’

Ik weet niet of het een nadeel is, maar je hebt geen middelbareschooldiploma.

“Ik ben één of twee keer voor de examencommissie verschenen, maar heb het niet afgemaakt. Daar heb ik nu wel spijt van: ik stel vast dat je voor de simpelste job een diploma moet kunnen voorleggen, ongeacht je kwaliteiten. Zo stom, want nu zou het me wél enorm interesseren. Cultuur en wetenschap zijn het beste wat de mens in zich heeft. De rest – politiek en economie – snap ik niet, dat zijn de lelijke kantjes van de mensheid. Het mooiste wat we met de gave van ons bewustzijn kunnen doen, is niet boekhouden, maar uitzoeken hoe alles werkt of een esthetische reflectie maken op de wereld. Ik was graag fysicus geworden.”

De laatste keer dat je in Humo stond, is alweer tien jaar geleden.

“Ik heb in die tien jaar wel wat gedaan, maar slaag er meestal in om onder de radar te vliegen. Ook met Geub: ik word wel herkend, maar weinig aangesproken.”

Stemt dat je droef te moede?

“Helemaal niet. Ik had twintig draaidagen, wat een record is voor mij: eindelijk een grote rol! Ik was bang dat ik niet meer zou kunnen buitenkomen: ‘Hé, dikken Dirk!’ Maar dat viel goed mee, wat ook kan betekenen dat er weinig mensen hebben gekeken. (lacht) Op die slappe koord dans je altijd: je wilt dat de mensen kijken, maar je wilt ook met rust gelaten worden. Als ik met maten op stap ben, hoeft ons gesprek niet gekaapt te worden door iemand die me herkent. Ik heb het meegemaakt dat ik door de stad wandel met mijn vader en zich op elke straathoek hetzelfde tafereel afspeelt. Dat lijkt me de hel. Mijn vader en ik praten niet veel, maar ik ken hem goed genoeg: ik zie de trucs die hij gebruikt om er korte metten mee te maken.”

Herkend worden kan ook betekenen dat het goed gaat met je carrière.

“Absoluut, maar het begint ver te gaan. Een van mijn kameraden, acteur Vincent Van Sande, denkt ernstig na over Instagram. Tegen zijn goesting, maar blijkbaar hoort het zo: zonder volgers kom je niet ver meer als acteur. Nu, ik hoef het niet eens te overwegen: ik heb geen smartphone. Toen je me daarnet een smiley stuurde, zag ik twee vierkantjes: mijn gsm’eke kan dat niet ontcijferen. (schaterlacht)

“Weet je, er zijn altijd twee soorten acteurs geweest. Van Jack Black weten we alles. Hij is zo vergroeid met zijn figuren dat we hem maar in een beperkt aantal rollen geloven. Uiteindelijk is hij máár Jack Black: een goede acteur die zijn ding doet. En dan heb je iemand als Joaquin Phoenix. Een karakteracteur die heel diep gaat, maar over wie we niets weten. Daarom gelóven we hem, in wiens huid hij ook kruipt.”

Het liefst zou je Joaquin Phoenix zijn?

“Ja, ik zou het jammer vinden mochten ze me alleen maar weten te vinden als ze weer een dikzakske nodig hebben voor een of andere rare rol: ‘Bel de Flor maar!’”

Enkele jaren geleden twijfelde je nog: ‘Ik snap dat mijn aparte uiterlijk niet geschikt is voor om het even welke rol.’

“Ik heb niet het model van een Amerikaanse posterboy. Maar als Kevin Janssens een buikje kweekt voor de hoofdrol in De Patrick van Tim Mielants, denk ik wel: ‘Ik héb dat buikje al.’ Dus, Tim: ik wil ook wel in mijnen blote in een nudistenkamp gaan rondlopen. Bel mij gewoon! (lachje) Nee, ik ben een fan: Tim is een waanzinnig goede regisseur.

Anyway, het is mij vaak een raadsel waarom productiehuizen en het Vlaams Audiovisueel Fonds bepaalde reeksen en films een goed idee vinden. Trouwens, niemand kijkt nog naar tv, iedereen is met Netflix, Amazon TV en andere streamingdiensten bezig: je kunt er álles zien. Ondertussen blijven tv-makers maar zoeken hoe ze jonge mensen kunnen lokken. Terwijl ik denk: geef het op! Ze kunnen alle Amerikaanse films en Scandinavische reeksen toch al zien. Waarom zouden we die dan kopiëren? We hebben prachtige films gemaakt, zoals Daens, boerendrama’s ook, Van vlees en bloed zelfs: Vlaamser kan niet. Waarom hebben we dat opgegeven? Mochten we dat weer maken, dan hoefde ik geen afgetrainde bodybuilder te zijn en kon ik wél rollen spelen.”

Je zei toen ook: ‘Ik wil doodgraag eens een slechterik of een psychopaat spelen.’

“En een cowboy, en een blinde... (grijnst) Ik snap wel waarom ik dat gezegd heb: ik wil geen beperkt portfolio, wat ik volgens mij nu wél heb. Als er over rollen wordt nagedacht, kom ik meestal niet ter sprake.”

Waarom niet?

“Ik weet het niet. Waarschijnlijk moet je daarvoor met regisseurs en productiehuizen praten. Ik heb daar te weinig ambitie voor.”

Is ambitie een lelijk woord?

“Ambitie is fantástisch, maar op een of andere manier ben ik er te passief voor. Of te lui. Ik vind het verschrikkelijk om naar de Ensors in Oostende te moeten. Als het moet ga ik, maar ik ben ook rap weer weg. Ik blijf geen champagne lurken met Jan en alleman. Na een voorstelling ga ik ook altijd snel lopen.”

Die psychopatenrol zal dan nog wel even op zich laten wachten.

So be it. Nu, ik weet ook niet of ik het zou kunnen. Ik héb al eens de slechterik gespeeld – Andy Verherstraeten, in Tytgat Chocolat – maar dat deed ik zo genuanceerd dat ik er bijna een halve goeie van maakte. (lacht) Ik speelde samen met ons vader: wij waren alle twee slechteriken. Hij nog een beetje meer dan ik.”

De eerste keer dat ik 'Geub' zag, heb ik alleen maar naar mezelf gekeken: ‘Wat zijde gij daar eigenlijk aan 't doen?’

Hoe was dat, samen met je vader acteren?

“Heel aangenaam. Als collega’s onder elkaar. Maar dat had ik op voorhand kunnen weten, door de verhalen die ik van zowat iedereen al gehoord had: men werkt graag samen met Jan Decleir. Omdat hij een heel vrijgevige speler is, een slimme mens ook en down-to-earth. Ik hoefde me nergens zorgen om te maken. En toch zat ik vooraf met vraagtekens: ‘O jee, wat gaat hij denken als ik mijn tekst verkeerd zeg?’”

En?

“Het was zomer en heel warm. We waren toe aan de zoveelste scène die dag, een businessmeeting. Ik speelde de chief financial officer van het chocoladebedrijf, hij een van de aandeelhouders. Ik begon te stotteren, struikelde over mijn tong… Na een kwartier kwam hij even naast me staan: ‘Shht, rustig Florke.’ Meer niet. De volgende take was het in orde.”

Zou je vaker met hem willen spelen?

“Ik zou het zeker niet uit de weg gaan, maar ik ga er ook niet voor lobbyen. Soms spookt het wel door mijn hoofd: wat als Reinhilde, papa, mijn broer Jenne, Sofie en ik samen iets zouden doen? Een maffiafamilie spelen of zo – ik zeg maar wat. Het kan toch niet dat ik de enige ben die daar al eens aan gedacht heeft?

“Het was fijn om al het goede over hem bevestigd te zien. Ons vader is een onwaarschijnlijk straffe mens. Nederig ook – enfin, over het algemeen toch. En: een steengoed acteur.”

Werkt het niet verlammend om in zijn voetsporen te treden?

“Niet echt, al stel ik elke keer wel weer vast dat hij… (zoekt naar woorden) gene gewone is. Peter Van den Begin is ook zo iemand: je kijkt en je bent onder de indruk. Het maakt dus niet uit dat het mijn vader is: hij ís gewoon een van de beste acteurs van België. Als dan de vergelijking wordt gemaakt, ben ik gescheten. Het is onbegonnen werk om tegen mijn vader te willen opboksen.”

Je hebt ook één keer met je moeder geacteerd, in Aller-retour.

“En één keer met Reinhilde, in een kortfilm: zij speelde mijn moeder, mijn moeder (Brit Alen, red.) speelde mijn tante. Heel fijn.”

Mij lijkt het van een ongekende schoonheid om samen met je ouders je passie te kunnen beleven.

“Ik vermoed dat het pas een hogere betekenis zal krijgen als ze komen te gaan en ik erop zal terugkijken – tenzij ik eerder ga, maar dat gaan we proberen te vermijden. (grijnst) Mijn ouders doen hard hun best, maar niet zoals bij andere gezinnen. De grote, soms té grote lof die tussen ouders en kinderen wordt uitgewisseld, ontbreekt bij ons. Waardoor ik met die twee onwaarschijnlijk belangrijke figuren in mijn leven zit, die een beetje de kat uit de boom kijken. Pas op, het is geen gebrek aan warmte: volgens mij is het een door het vak ingegeven vorm van voorzichtigheid. Dat is goed, want het houdt mij op de grond. Acteurs zijn vaak te lief voor mekaar: ‘Gij zijt goed! – Nee, gíj!’ Terwijl het soms nodig is dat iemand je de waarheid zegt: ‘Die scène daar heb je verprutst!’ Anders krijg je een opgeblazen zelfbeeld en word je onuitstaanbaar.

“Het is natuurlijk ook the nature of the job: als je dat exhibitionistische knopje niet aanzet, kom je niet aan spelen toe. Vrouwen lopen wat dat betreft nog meer risico’s dan mannen, door de – letterlijke – vleeskeuring. Er wordt helaas weinig goeds geschreven voor vrouwen. Wel in het theater, maar niet voor tv.”

In 2009 zei je in Humo: ‘Ik hoop dat ik straks iets doe wat ik graag doe en daar mijn geld mee verdien.’

“Ik zou héél graag schrijven, alleen ben ik er nog niet vaardig genoeg in. Maar ik blijf proberen: mocht ik er ooit mijn centen mee kunnen verdienen, zou dat geweldig zijn. Met spelen verdien je goed – televisie betaalt beter dan theater – maar als je in een gat terechtkomt, tikken de centen zo weer weg. Dan kom je in een situatie terecht waarin ik tien jaar geleden zat, en nu ook weer: het gesukkel met geld. Dat je voor brood op de plank moet zorgen, maar het niet goed lukt. Ik tuinier nu – snoeien, grasmaaien en dat soort dingen – om bij te verdienen. Ik word daar niet ongelukkig van – als het niet regent, tenminste. (lachje) Uiteindelijk maakt het niet uit wat je doet, zolang je het maar graag doet.

“Mensen schrikken soms van wat een acteur op één draaidag kan verdienen. De keerzijde is dat je nooit weet wat je twee maanden later zult doen. Er zijn gewoon te veel acteurs. Voor wie niet op een of andere manier doorbreekt, blijft het een wankel bestaan. En geloof me, als de belastingen het op je gemunt hebben, vergaat het lachen je helemaal. Het gebrek aan steun voor acteurs in België is stuitend.”

Ten tijde van Tytgat Chocolat was je – om het met je eigen woorden te zeggen – ‘op den dool’ en liepen deurwaarders je deur plat.

“Allemaal mijn eigen schuld, en die van mijn onhandigheid met geld. Op zulke momenten schiet ik in een zwartgalligheid waardoor ik me helemaal laat meeslepen: deuren dicht, gordijnen dicht, gsm uit. Heel destructief. Ik ben beginnen te drinken, maar dat doe ik niet meer: als ik alleen ben, haal ik geen drank in huis. Ik heb de neiging om alles te laten opstapelen tot het een groot probleem wordt. En dan moet iedereen weer opdraven om mij eruit te trekken. Ik voel daar veel schaamte over.”

O, ironie: in Tytgat Chocolat speelde je een financieel expert.

“Ik stond met mijn vader op de set. En maar liegen: ‘Nee, alles oké met mij!’ Terwijl ons vader eigenlijk iemand is tegen wie je zoiets gewoon kunt zeggen. Ik stak mijn problemen weg – voor zover dat kan – omdat ik hem wilde ontzien. Op het eind van de dag ging ik naar huis en at ik toastjes omdat er niets anders was. Stom, hè?”

Wat doe je eraan?

“Ik wapen mij zo goed en zo kwaad als het kan met filosofieën die naar het pessimistische neigen: ik vind pessimisme vaak optimistischer dan optimisme. Als je alles rooskleurig ziet, zie je het onheil niet aankomen. Ben je pessimistisch en anticipeer je op problemen die kunnen ontstaan, dan ben je op zijn minst niet verrast. De stoïcijnen deden het al: ’s ochtends dachten ze een uur na over wat er die dag allemaal kon mislopen. Soms liep het mis, soms ook niet, maar er gebeurde nooit iets waaraan ze niet hadden gedacht. Dat maakt problemen minder erg.”

‘Als ik als kind vroeg wat mijn vader was gaan doen, was het antwoord altijd: ‘Gaan spelen.’ Met de Lego prutsen, dacht ik, dat ga ik ook doen!’

Wat als er zich geen probleem voordoet?

“Dan heb je een fantastische dag: is dat dan geen enorme opluchting? (lacht)

Vind je geld belangrijk?

“Je hebt het nodig, maar ik ben er niet goed mee. Ik heb een gat in mijn hand: wat ik verdien, moet direct op. Ik ben te vrijgevig, trakteer mensen en koop nutteloze dingen. Sigaretten, bijvoorbeeld, zijn vreselijk duur. Ik heb meerdere pogingen ondernomen om te stoppen, maar na een week is het weer weekend, drink je een pintje en koop je toch weer een pakje. Ik moet ermee ophouden aan te kondigen dat ik ga stoppen, tot ik het een maand in stilzwijgen heb volgehouden. Dan maak ik een kans, misschien. Tot dan blijf ik hopeloos verslaafd. Dat zit ook in mijn aard: mijn geest is vatbaar voor verslavingen. Als kind verzamelde ik alles: postzegels, Magic-kaarten... Mijn ouders hebben fortuinen uitgegeven aan mijn verzamelwoede. Ook nadien, trouwens, om mij uit de shit te trekken.”

Je vader heeft altijd gewaarschuwd voor de hardheid van het acteursbestaan. Toch zijn jij, Jenne en Sofie alle drie in zijn voetsporen getreden.

“Zo gaat het vaak, toch? Mijn moeder, die theateractrice was, heeft het ook altijd gezegd. Maar ouders kunnen zeggen wat ze willen – die losers! – kinderen luisteren toch niet. Ik heb lang een aversie tegen acteren gehad – noem het een vorm van rebellie of irrationeel verzet tegen wat mijn ouders deden. Ik was net geen 18 toen ik toch maar auditie ben gaan doen voor David. Toen ik die rol kreeg, heb ik dat als excuus gebruikt om niet meer naar school te moeten. Alles wat erna gekomen is, is een accident. Daarom kan ik zonder liegen zeggen dat ik er niet om ga rouwen mocht ik de moed vinden om te zeggen: ‘Het is genoeg geweest, ik stop.’

“Ik heb altijd geluk gehad, tot voor kort. Ik had Geub binnengehaald, en daarna een voorstelling bij Theater Zuidpool: Drie zusters van Tsjechov. Plots had ik een heel jaar ingepland, wat me nog nooit gelukt was. Maar nu is het windstil: De slimste mens is het eerste wat ik doe in drie maanden tijd. Dat valt tegen, want na tien jaar had ik verwacht dat het gesukkel achter mij zou liggen. Niet, dus. Deze zomer was een tegenvaller: er zijn maar een paar dingen op mijn pad gekomen, die bovendien nog onzeker zijn en sowieso pas volgende zomer concreet worden. Ik heb dus een jaar lang geen enkel vooruitzicht. Da’s heftig. Het leidt tot lichte paniek ook, want de rekeningen moeten betaald worden en het leven is niet goedkoop.”

Voel jij je wel thuis in het acteurswereldje?

“Mijn kijk erop is de voorbije tien jaar wel veranderd. Vroeger was ik zot van acteurs, maar acteurs die alleen maar andere acteurs kennen, nooit over iets anders dan acteren of theater praten en het de hele tijd ophemelen, raken vervreemd van de realiteit. Dat wil ik niet: ik probeer nog altijd met veel ernst te achterhalen hoe je dit vak hoort uit te oefenen.

“Ik heb ook de lelijke kantjes van de industrie gezien, de kantjes die je liever niet ziet. Geen echte #MeToo-toestanden, maar toch… Als je tijdens het castingproces voor een verhaal over verkrachting met rohypnol met z’n allen rond de computer wordt geroepen om door de foto’s van de vrouwelijke kandidaten te gaan, terwijl er vettige praat wordt verkocht, dan vind ik dat verschrikkelijk, zeker gezien de thematiek. Er heerst ook een arrogantie, die ik wel begrijp – het is tenslotte een erg prestatiegericht milieu – maar die mijzelf vreemd is. Er wordt voortdurend van je verwacht dat je jezelf oppept en je onzekerheden verbergt, want met onzekerheden kun je niets: je gaat er alleen maar slecht van spelen. En dan de ego’s! Acteurs die vinden dat hun job op de lijst van zware beroepen thuishoort: bullshit! De wereld staat of valt niet met een acteur, zo belangrijk zijn wij niet.”

In Vossenstreken uit 2015 speel je een agent, over wie je toen zei: ‘Jeroen is een buitenstaander en daar herken ik mezelf wel in.’ Zo klink je nog altijd: als een buitenstaander.

“Er zit iets in mij dat weigert om met beide benen in dat wereldje te stappen. Nu ja, misschien kan dat alleen op invitatie en moet je er door anderen in getrokken worden. (lachje) Maar goed, het blijft de mooiste job ter wereld. Niet voor niets noemt men het spélen. Als ik als kind vroeg wat mijn vader was gaan doen, was het antwoord altijd: ‘Gaan spelen.’ Met de Lego prutsen, dacht ik, dat ga ik ook doen!”

Vind je jezelf een goed acteur?

“Soms wel, soms niet. Dan vind ik dat ik tekortschiet en steek ik dat in mijn hoofd. Ik zag heel hard op tegen de draaidagen van de eerste afleveringen van Geub. Er zat een dialoog in over ‘van de pelsen beker drinken’ – beffen, dus – ‘nog wat voelen’ en uiteindelijk ‘die kalkoen eens goed volsoppen’. Ik vond geen goede manier om dat gezegd te krijgen. Je zíét hoe ik in die scène tegen de mop speel: omdat ik ze niet goed vind, en dat ook laat merken. Dat mag ik niet doen: Flor Decleir hoort geen oordeel te hebben over de mop die hij aan het spelen is. Zijn personage moet dat gewoon zeggen.

“Maar als ik de hele reeks bekijk, ben ik wel trots. Normaal zit ik op café vooral rond te bazuinen hoe verschrikkelijk ik alles vind, maar over Geub ben ik heel positief tegen mijn vrienden: om een of andere reden heb ik de reeks oprecht graag. Het was niet leuk om te doen, maar ze hebben er wel iets van gemaakt. Vooral de manier waarop Philippe Geubels het programma heeft gedragen, zonder moppen, terwijl hij totaal geen acteur is, heeft mij enorm gecharmeerd.”

Het komt me voor dat je de neiging hebt om jezelf onderuit te halen.

(knikt) Ik ben heel kritisch voor mezelf. De eerste keer dat ik Geub zag, heb ik alleen maar naar mezelf gekeken: ‘Wat zijde gij daar eigenlijk aan ’t doen?’”

Jeroom, een van de scenarioschrijvers, heeft je ‘een natuurtalent’ genoemd.

“Ah? Ons vader klapt daar ook soms over, over talent. Maar ik snap dat woord nog altijd niet. Is het iets genetisch? Kunnen we het wetenschappelijk benaderen? Of heeft het met goesting te maken? Met kunde? Mijn Nederlands, bijvoorbeeld, trekt op niks: er sluipt altijd Antwerps in. Als ik moet spreken, begin ik al te zweten. Dingen die bij een acteur vanzelf zouden moeten gaan, kosten mij veel moeite.”

‘Een kind op de wereld zetten is een van de meest onverantwoorde dingen die je kunt doen. Het is geen cadeau om ter wereld te komen.’

Omdat je geen acteursopleiding genoten hebt?

“Ik heb het allemaal zelf geleerd, for what it’s worth. Dat heeft al een klein palmaresje opgeleverd, maar het is maar wat het is. Dat gezegd zijnde vind ik het wel heel lief van Jeroom. (plagerig) Ik vind hem óók een natuurtalent. Ik was vereerd dat ze mij op de valreep nog mee aan boord hebben gehesen. De afweging was: pakken we een komiek die gaat acteren, of een acteur die komisch doet? (fijntjes) Eigenlijk wilden ze Jens Dendoncker, maar die kon niet. Dus hebben ze voor de acteur gekozen.”

Jeroom is niet de eerste die je lof toezwaait. Eerder loofden de organisatoren van het Internationaal Kortfilmfestival in Leuven je ‘voor de geloofwaardige, geraffineerde manier waarop hij zijn vaak ongewone of merkwaardige personages neerzet’.

“Ik heb chance dat ik aan enkele heel goeie kortfilms heb mogen meewerken. Onwaarschijnlijke films, met veel verbeelding en totaal andere verhalen dan wat we in de cinema of op tv te zien krijgen. Het zijn van de schoonste projecten die ik al heb mogen doen. Goed geschreven scenario’s van maximaal dertig pagina’s, die een plezier zijn om te lezen: dat heb ik alleen nog maar in kortfilms meegemaakt.”

Maak jij je zorgen over de toekomst?

(denkt na) Het komt sowieso niet goed. Niet met de planeet, niet met de samenleving. We gaan allemaal dood, maar de zwaarste miserie zal mij bespaard blijven. Er is iets heel raars aan de hand: er is nog nooit zo weinig oorlog geweest, we hebben het nooit eerder zo goed gehad, en toch voelen we de storm allemaal naderen. Er is een gletsjer doodverklaard, wat is het volgende? Soms denk ik dat er beter een oorlog kan uitbreken opdat we allemaal wat lucht zouden krijgen en efkes geen keuzes meer moeten maken, behalve dan de keuze tussen vechten of sterven.”

Al in 2010 zei je in Humo: ‘We kunnen onze grote dromen maar beter opbergen, want er staat ons nog één en ander te wachten.’

“Ik heb sindsdien nog niets gezien wat het tegendeel bewijst. Er zit geen activist in mij, daar ben ik te pessimistisch voor. Maar wat Greta Thunberg doet, vind ik geweldig. Normaal ben ik tegendraads, maar met Thunberg heb ik dat niet: ik hoor hoe ze, met van emotie bibberende stem, kwaad wordt op de politici. Mocht ik een grotere mond hebben, ik zou hetzelfde zeggen. Zonder met oplossingen te komen, want dat doet zij ook niet: ‘Lossen jullie het maar op!’ Geweldig.”

Weerhoudt je wereldbeeld je ervan een kind op de wereld te zetten?

“Ik vind dat een van de meest onverantwoorde dingen die je kunt doen. Het is geen cadeau meer om ter wereld te komen. Tegelijk vind ik het een domme uitspraak van mezelf: het zou zomaar het gelukkigste kind van de wereld kunnen worden.

“Ik ben single, al een tijdje. Ik blijf geloven in de onvoorwaardelijke liefde, maar vind ze vooral in vriendschappen. Daarmee vergeleken is een relatie toch een stapje terug. Het moment dat je verwijten naar elkaars hoofd begint te slingeren: dat schrikt mij af. Dan ga ik lopen, want ik kan dat niet aan: ik heb het zo al moeilijk genoeg om mijn hoofd op orde te houden.”

Laten we hoopvol afsluiten met deze mooie overpeinzing van jou: ‘Je kunt overal een drama van maken, maar als je beslist om dat niet te doen, is het leven zoveel leuker. En met de energie die je op die manier overhoudt, zoek je dan naar oplossingen.’

“Maar pas ik dat wel toe? Ik pleit schuldig verzuim. Door bij de pakken te blijven zitten, iets waaraan ik me geregeld schuldig maak, maak je problemen alleen maar erger. We zouden ons allemaal moeten forceren om uit ons kot te komen. Alleen zo krijg je de bal aan het rollen, wat ons energie geeft. Het punt is: je mag niet stilvallen. Die les moet ik leren, telkens weer: het is een scherp kantje waaraan ik me blijf snijden. Een kantje aan mezelf ook dat ik haat. Dat ik in een zak wil stoppen en verdrinken. Op een dag zal dat gebeuren. (lachje)

© Humo